ECLI:NL:RBLIM:2021:8501
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rolrechter in vier civiele zaken
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan over vier verzoeken tot wraking van de rolrechter, ingediend door verzoeker op 30 augustus 2021. De verzoeken waren gericht tegen mr. A.H.M.J.F. Piëtte, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker was van mening dat de gang van zaken in de drie van de vier door hem aangebrachte zaken, waarin de gedaagde partij niet was verschenen, niet correct was verlopen. Hij stelde dat er sprake was van schending van hoor en wederhoor en dat hij onvoldoende was geïnformeerd over de procedure en de behandelende rechter(s). De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeken kennelijk ongegrond waren, omdat de ingediende verzoeken tot wraking geen grond vormden voor de veronderstelling dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking en dat de motivering van een beslissing niet kan leiden tot de conclusie van vooringenomenheid, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De wrakingskamer verklaarde de vier verzoeken tot wraking ongegrond en bepaalde dat toekomstige verzoeken tot wraking in deze zaken niet in behandeling zullen worden genomen, op basis van de misbruikbepaling van artikel 39, vierde lid, Rv.