ECLI:NL:RBLIM:2021:8500
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter en voorzitter van de wrakingskamer in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. E.P.J. Rutten, rechter in deze rechtbank, en de voorzitter van de wrakingskamer. Verzoeker diende op 31 augustus 2021 een verzoek tot wraking in, omdat hij meende dat de rechter niet onpartijdig was. De rechter heeft op 21 september 2021 schriftelijk gereageerd en aangegeven niet in de wraking te berusten. Op 27 september 2021 heeft verzoeker een aanvullend verzoek ingediend tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de voorzitter ongegrond verklaard, omdat de vertraging in de procedure geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de procedure, hoe onwenselijk ook, niet kan leiden tot een vermoeden van partijdigheid. Daarnaast is het verzoek tot wraking van de rechter ook ongegrond verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en onderstreept het belang van een objectieve beoordeling van wrakingsverzoeken, waarbij de procedurele beslissingen van de rechter niet als grond voor wraking kunnen dienen. De wrakingskamer heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen en benadrukt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat een (tussen)beslissing als basis voor een wrakingsverzoek wordt gebruikt.