ECLI:NL:RBLIM:2021:839

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
AWB/ROE 19/2550
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet wegens niet tijdig verstrekken van Turkse identiteitsnummers

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 februari 2021 uitspraak gedaan over de intrekking van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eisers op grond van de Participatiewet (PW). De rechtbank oordeelde dat eisers, ondanks herhaalde verzoeken van verweerder, hun Turkse identiteitsnummers niet binnen de gestelde termijn hebben verstrekt. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder bevoegd was om de AIO-aanvulling in te trekken na het verstrijken van de hersteltermijn. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van eisers dat hen geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet verstrekken van de nummers, omdat zij gerechtvaardigd hadden geweigerd dit te doen. De rechtbank stelde vast dat het opvragen van de identiteitsnummers noodzakelijk was voor de identificatie van de juiste personen en voor de uitvoering van de PW. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/2550

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van eisers op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW) met ingang van 14 maart 2019 ingetrokken.
Bij besluit van 16 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2020. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 8 mei 1965 zijn eisers met elkaar gehuwd. Eiser ontvangt sinds 1 maart 2006 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar gehuwdennorm met een korting van 24% in verband met niet verzekerde jaren. Sinds 1 juli 2009 ontvangt hij een AIO-aanvulling op grond van de PW.
Eiseres ontvangt sinds 1 februari 2010 een AOW-pensioen naar gehuwdennorm met een korting van 18% in verband met niet verzekerde jaren. Sinds 1 juli 2009 ontvangt zij een AIO-aanvulling op grond van de PW.
Op 6 december 2018 heeft verweerder een anonieme tip ontvangen dat eisers al jaren onroerend goed in Turkije zouden bezitten.
Bij brieven van 18 januari 2019 heeft verweerder eisers verzocht om hun T.C. Kimlik No oftewel Turkse identiteitsnummer. Verweerder heeft eisers een termijn gegeven tot 15 februari 2019 om de gevraagde nummers te verstrekken.
Bij brief van 20 februari 2019 heeft verweerder eisers een rappelbrief gestuurd. Hierin staat dat als eisers niet reageren de AIO-aanvulling mogelijk wordt stopgezet.
Bij besluit van 22 maart 2019 (het opschortingsbesluit) heeft verweerder de betaling van de AIO-aanvulling per 14 maart 2019 opgeschort en eisers meegedeeld dat de AIO-aanvulling voorlopig niet meer aan hen wordt uitbetaald. Hierbij heeft verweerder eisers in de gelegenheid gesteld de gevraagde informatie alsnog vóór 2 april 2019 door te geven.
Eisers hebben geen bezwaar gemaakt tegen het opschortingsbesluit. Dit besluit staat in rechte vast.
Het bestreden besluit
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de AIO-aanvulling van eisers met ingang van 14 maart 2019 ingetrokken op de grond dat eisers niet op de verzoeken van verweerder om gegevens op te sturen over hun Turkse identiteitsnummer hebben gereageerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Het wettelijk kader
3. Artikel 54, eerste lid, van de PW bepaalt dat indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken kan opschorten.
Het vierde lid van artikel 54 van de PW bepaalt dat als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Het toetsingskader
4. Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de PW bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens te verstrekken. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
5. Vaststaat dat eisers hun Turkse identiteitsnummers niet binnen de daarvoor gestelde termijn hebben verstrekt. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of eisers daarvan een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank gaat daarop hierna in. Eerst zal de rechtbank de aanleiding van het onderzoek beoordelen.
Aanleiding onderzoek
6.1.
Eisers hebben aangevoerd dat verweerder bij het onderzoek een verboden onderscheid heeft gemaakt naar afkomst door het onderzoek enkel en alleen te beperken tot AIO-gerechtigden van Turkse afkomst. De bevindingen van het onderzoek in Turkije zijn daarom volgens eisers onrechtmatig verkregen en mogen om die reden niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd.
6.2.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat in het geval van eisers op basis van meerdere signalen tot een onderzoek is besloten. Zo is er een steekproef uitgevoerd in april 2018, heeft verweerder in december 2018 een anonieme schriftelijke melding ontvangen met de inhoud dat eisers al jaren onroerend goed in Turkije zouden bezitten en heeft de gemeente Venlo verweerder in januari 2019 op de hoogte gebracht van de uitkomsten van een door de gemeente Venlo gehouden Themacontrole Onroerend Goed. Deze drie signalen samen waren voor verweerder aanleiding om in januari 2019 een onderzoek naar eisers op te starten.
6.3.
Nu verweerder het onderzoek naar eisers heeft uitgevoerd op grond van drie signalen hoeft de stelling van eisers dat verweerder bij het onderzoek een verboden onderscheid heeft gemaakt naar afkomst door het onderzoek enkel en alleen te beperken tot AIO-gerechtigden van Turkse afkomst, niet te worden besproken. Verweerder is immers niet enkel en alleen op basis van een steekproef een onderzoek naar eisers gestart.
6.4.
Bovendien is verweerder op grond van artikel 53a, zesde lid, van de PW, in samenhang met artikel 47b van de PW, bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en de volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan verweerder besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand. Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle AIO-gerechtigden, zonder dat daartoe een daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist is. Gelet hierop mocht verweerder onderzoek instellen naar de rechtmatigheid van de aan eisers verleende AIO-aanvulling. Een bijzondere aanleiding is hiervoor niet nodig. Dit volgt onder meer uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:810. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Is het niet overleggen van de Turkse identiteitsnummers verwijtbaar?
7.1.
Eisers voeren verder aan dat het hen niet kan worden verweten dat ze hun Turkse identiteitsnummers niet aan verweerder hebben verstrekt, omdat zij gerechtvaardigd hebben geweigerd om dit te doen. Ten eerste omdat verweerder zijn onderzoek ook kan doen zonder hun Turkse identiteitsnummers in zijn bezit te hebben. Ten tweede omdat het opvragen van de nummers door verweerder in strijd is met (a) artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), (b) artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en (c) de artikelen 9, 10 en 11 van de Turkse AVG.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat de in het opschortingsbesluit gevraagde Turkse identiteitsnummers zijn opgevraagd ter identificatie van de juiste personen en om die reden van belang zijn voor het recht op bijstand. De door eisers gestelde omstandigheid dat het mogelijk is om in Turkije ook zonder dit nummer onderzoek te verrichten, leidt niet tot het oordeel dat het overleggen van het T.C. Kimlik No redelijkerwijs niet nodig was voor de uitvoering van de PW. Het T.C. Kimlik No levert namelijk een betrouwbaar resultaat wat betreft de identificatie van de persoon en het ontwijfelbaar in verband brengen met de persoon op wie het nummer betrekking heeft, juist in verband met de bescherming van de privacy en ter voorkoming van ernstige fouten door persoonsverwisseling in de uitvoering van taken door verweerder. Verder vergemakkelijkt het T.C. Kimlik No het onderzoek, omdat officiële registraties veelal gebaseerd zijn op dit nummer, zoals deze in Nederland veelal gebaseerd zijn op het Burgerservicenummer (BSN). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval dan ook terecht bij aanvang van het onderzoek naar aanleiding van de hiervoor genoemde drie signalen de medewerking van eisers daaraan gevraagd door het verzoek aan hen om het Turkse identiteitsnummer te verstrekken. Het bijstandsverlenend orgaan wordt immers geacht zo efficiënt en effectief mogelijk onderzoek te doen. Het T.C. Kimlik No vergemakkelijkt het onderzoek aanzienlijk.
7.3.
Vaststaat dat het T.C. Kimlik No zelf geen privégegevens bevat. Het opvragen en in ontvangst nemen van dit nummer kan op zichzelf dan ook geen schending van het recht op respect voor het privéleven opleveren. Of, en zo ja, met welk doel en op welke wijze deze nummers vervolgens tijdens het onderzoek in Turkije worden gebruikt, is bij aanvang van het onderzoek nog niet bekend. Op voorhand kan dan ook niet worden gezegd dat het gebruik van het Turkse identiteitsnummer een (ongerechtvaardigde) inbreuk op het privéleven zal inhouden. Het T.C. Kimlik No wordt alleen gebruikt ter verificatie van de persoonsgegevens, indien hierom door de Turkse autoriteiten wordt gevraagd. Dat een groot risico bestaat dat als gevolg hiervan door de Turkse autoriteiten misbruik zal worden gemaakt van dit nummer, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt.
7.4.
Eisers hebben aangevoerd dat de verwerking van hun T.C. Kimlik No op grond van artikel 9 van de AVG oftewel Verordening (EU) nr. 2016/679 alleen mogelijk is indien het Unierecht dit toestaat en er passende waarborgen voor de grondrechten en fundamentele belangen van de betrokkene zijn. Volgens eisers zijn die er niet.
Volgens de AVG is een nationaal identificatienummer geen bijzonder persoonsgegeven.
Artikel 9 van de AVG dat betrekking heeft op de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is dus niet op een nationaal identificatienummer van toepassing.
Het argument van eisers over artikel 9 van de AVG mist dan ook feitelijke grondslag.
7.5.
Ten aanzien van het argument over de Turkse AVG overweegt de rechtbank dat de CRvB in zijn uitspraak van 1 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2911, heeft overwogen dat geen regel van Nederlands recht, daaronder begrepen verdragenrecht, voorschrijft dat bewijs, vergaard door, in opdracht of onder verantwoordelijkheid van Nederlandse bestuursorganen, naar Turks recht rechtmatig moet zijn verkregen. Op grond van het Nederlandse recht dient wel, indien daartoe gronden worden opgeworpen, de toets te worden aangelegd of het gebruik van dat bewijs niet in strijd is met regels van internationaal verdragenrecht of anderszins indruist tegen wat van een behoorlijk bestuursorgaan mag worden verwacht. Het argument van eisers dat het opvragen dan wel verwerken van het T.C. Kimlik No in strijd is met de artikelen 9, 10 en 11 van de Turkse AVG is in deze zaak dus niet relevant.
Conclusie
8. Gelet op rechtsoverwegingen 7.2. tot en met 7.5. kan eisers worden verweten dat zij hun T.C. Kimlik No niet aan verweerder hebben verstrekt. Verweerder was dan ook bevoegd om na het verstrijken van de hersteltermijn in het opschortingsbesluit met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de PW de AIO-aanvulling met ingang van 14 maart 2019 in te trekken.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks (voorzitter), en mr. L.A. Gruiters en mr. M.M.L. Goofers, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021. .
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 februari 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.