ECLI:NL:RBLIM:2021:7852

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/297679 / HA RK 21-329
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een strafzaak - ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 18 oktober 2021 een verzoek tot wraking van de rechters K.G. Witteman, J.H.P.G. Wielders en A.L. Hoekstra ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend door mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, namens zijn cliënt. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2021, waar de rechters niet in de wraking berustten. De wrakingskamer heeft zonder behandeling ter zitting beslist op het verzoek, in overeenstemming met artikel 4.2 van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Limburg.

De wrakingskamer overweegt dat op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval was het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond, omdat het verzoek niet gebaseerd was op de inhoud van de motivering van de beslissing, maar op het ontbreken daarvan.

De wrakingskamer concludeert dat de beslissing van de rechtbank om een getuige niet te horen, een rechterlijke tussenbeslissing is die geen grond voor wraking kan opleveren. De wrakingsgronden moesten op het moment van het verzoek worden voorgedragen en konden niet later worden aangevuld. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/297679 / HA RK 21-329
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam
namens zijn cliënt [verzoeker] (verzoeker)
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
dat strekt tot wraking van mrs. K.G. Witteman, J.H.P.G. Wielders en A.L Hoekstra, hierna te noemen de rechters.

1.De procedure

De wrakingskamer heeft kennis genomen van het verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Rechtbank Limburg, meervoudige strafkamer, zitting houdende te Maastricht, op 14 oktober 2021 in de strafzaak met parketnummers 03/129955-20 en 03/099251-20.
Blijkens dit proces-verbaal heeft mr. B. Kizilocak, namens verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de rechters.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De wrakingskamer heeft op 18 oktober 2021 met inachtneming van artikel 4.2 van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Limburg, zonder behandeling ter zitting, beslist op het verzoek.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van strafvordering (Sv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Het door mr. B. Kizilocak, namens [verzoeker] , ingediende verzoek tot wraking van de rechters is kennelijk ongegrond. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.
In het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) is onder meer het volgende overwogen:
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
2.3
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat de beslissing van de rechtbank om een door de verdediging verzochte getuige niet te horen ongemotiveerd is, nu de rechtbank alleen verwezen heeft naar haar eerdere beslissing op eenzelfde verzoek, terwijl aan het tweede verzoek door de verdediging meerdere feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. Voorts is aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechtbank bij haar tweede afwijzende beslissing een fout in haar motivering voor de eerste afwijzende beslissing heeft hersteld.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is er sprake van een rechterlijke tussenbeslissing, die – gezien de restrictieve en strakke bewoordingen in het geciteerde arrest – nimmer een grond voor wraking kan opleveren. Dit geldt evenzeer voor de motivering van de tussenbeslissing of zelfs het ontbreken daarvan. Dit is alleen anders als die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid - jegens in dit geval de door mr. Kizilocak bijgestane verdachte - van de rechter die haar heeft gegeven. Mr. Kizilocak heeft zijn wrakingsverzoek echter niet gebaseerd op de inhoud van de motivering van de beslissing, maar op het ontbreken van een motivering. Nu de wrakingsgronden op het moment van het wrakingsverzoek alle tegelijk moeten worden voorgedragen kunnen deze niet later ter zitting van de wrakingskamer of in een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek worden aangevuld. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bij de wrakingskamer kan daar niets aan veranderen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking van de rechters ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, mr. R.H.J. Otto en
mr. C.M.J. van den Acker, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. In het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: