In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen tot sluiting van een woning voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft deze maatregel opgelegd wegens vermoedelijke handel in soft- en harddrugs vanuit de woning. De verzoekers, bewoners van de woning, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 24 september 2021 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit tot sluiting van de woning wegens handel in harddrugs niet rechtmatig is, omdat de burgemeester zich niet bevoegd heeft geacht om de woning te sluiten op basis van de aangetroffen harddrugs. Echter, de sluiting wegens handel in softdrugs doorstaat de rechtmatigheidstoets wel. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluitingsduur van zes maanden niet passend is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening deels toe, waarbij de sluitingsduur wordt vastgesteld op drie maanden.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de verzoekers, waaronder de aanwezigheid van minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers en het betaalde griffierecht vergoed.