ECLI:NL:RBLIM:2021:7174

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
9176416 cv expl 21-2127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijk geschil over rechtsmacht in arbeidsovereenkomst met exclusief forumkeuzebeding voor Indonesische rechter

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een arbeidsgeschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en de vennootschap PT TRANS REKREASINDO (TRK), gevestigd in Indonesië. De werknemer was in dienst bij TRK en had een arbeidsovereenkomst waarin Indonesisch recht van toepassing was verklaard en een exclusief forumkeuzebeding was opgenomen voor geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst. De werknemer keerde op 23 maart 2020 terug naar Nederland vanwege de COVID-19 pandemie en stelde TRK aansprakelijk voor het niet betalen van zijn salaris, wat leidde tot een rechtszaak in Nederland.

TRK betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en voerde aan dat de exclusieve forumkeuze voor de Indonesische rechter betekende dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had. De werknemer daarentegen stelde dat de Nederlandse rechter wel degelijk rechtsmacht had, onder andere op basis van het gelegde vreemdelingenbeslag en de bescherming van werknemers in het Nederlandse recht.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak. De kantonrechter oordeelde dat het forumkeuzebeding in de arbeidsovereenkomst exclusief de Indonesische rechter aanwijst en dat er geen grondslag was voor rechtsmacht op basis van het gelegde vreemdelingenbeslag. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde de werknemer in de kosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9176416 \ CV EXPL 21-2127
Vonnis in het incident van de kantonrechter van 22 september 2021
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.T. Mets,
tegen:
de vennootschap naar vreemd recht
PT TRANS REKREASINDO,
gevestigd en kantoorhoudend in Jakarta Selatan, Indonesië,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.T.J. Hoff.
Partijen worden verder aangeduid als “ [eiser] ” en “TRK”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met één productie;
  • het antwoord in het incident;
  • de conclusie van repliek in het incident;
  • de conclusie van dupliek in het incident.

2.De feiten

2.1.
TRK exploiteert een aantal attractieparken in Indonesië. [eiser] is op 1 augustus 2018 bij TRK (als buitenlands (expat)werknemer) in dienst getreden in de functie van [functie] voor een periode van twee jaar (dus tot 1 augustus 2020).
2.2.
Partijen zijn in artikel 12.1 van de arbeidsovereenkomst overeengekomen dat daarop Indonesisch recht van toepassing is. Verder zijn partijen een forumkeuzebeding overeengekomen, dat in artikel 12.2 van de arbeidsovereenkomst als volgt wordt omschreven:

Any dispute arisen from this contract will be settled amicably by the parties, and in the event an amicable settlement cannot be reached, the parties agree to refer to Indonesian regulations.
2.3.
[eiser] is op 23 maart 2020 in Nederland teruggekeerd naar aanleiding van een bericht van de Nederlandse ambassade van 19 maart 2020, waarin iedere Nederlander dringend werd geadviseerd zo spoedig mogelijk terug te keren naar Nederland, gezien de uitbraak van de wereldwijde COVID-19 pandemie.
2.4.
TRK heeft per 19 maart 2020 de salarisbetaling stopgezet, omdat [eiser] zonder voorafgaande toestemming van zijn leidinggevende naar Nederland zou zijn vertrokken en daarmee zijn arbeidsovereenkomst eenzijdig zou hebben opgezegd. Volgens [eiser] had hij die toestemming wel en heeft hij zijn werk na terugkomst in Nederland vanuit huis voortgezet. In april, mei en juli 2020 heeft [eiser] TRK gesommeerd tot betaling van het achterstallige salaris en andere emolumenten.
2.5.
TRK is niet tot betaling overgegaan. In december 2020 heeft [eiser] ten laste van TRK in Nederland onder Vekoma Rides Manufactoring B.V., gevestigd in Vlodrop, conservatoir vreemdelingenbeslag gelegd op onderdelen van achtbanen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft uit hoofde van voormelde arbeidsovereenkomst bij dagvaarding diverse vorderingen ingesteld jegens TRK. Volgens [eiser] komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, gelet op het gelegde vreemdelingenbeslag (artikel 10 juncto 767 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verder: Rv).
3.2.
TRK heeft zich, voor alle weren, op het standpunt gesteld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en geconcludeerd tot onbevoegdverklaring met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident. TRK stelt daartoe – samengevat - dat partijen in artikel 12.2 van de arbeidsovereenkomst exclusief hebben gekozen voor de Indonesische rechter.
3.3.
[eiser] is van mening dat de Nederlandse rechter wel degelijk rechtsmacht toekomt. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan:
Er is geen sprake van een (exclusief) forumkeuzebeding als bedoeld in artikel 8 lid 2 Rv en voor zover daarvan wel sprake zou zijn, geldt ingevolge het derde lid van artikel 8 Rv dat dit in geval van een individuele arbeidsovereenkomst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter onverlet laat. De wetgever heeft met deze laatste bepaling de werknemer willen beschermen. Volgens [eiser] behelst deze bescherming ook dat het forumkeuzebeding geen afbreuk kan doen aan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter op grond van artikel 10 in samenhang met artikel 767 Rv. Nu aan de vereisten van die bepalingen is voldaan komt de Nederlandse rechter, gelet op HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566, op grond van het gelegde vreemdelingenbeslag rechtsmacht toe.
Subsidiair komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 10 Rv juncto artikel 1 Rv juncto artikel 21 lid 2 juncto lid 1 onder b sub i (en 23) Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (“Brussel I-Bis Verordening”). Voor zover deze verordening niet van toepassing zou zijn, beroept [eiser] zich op artikel 6 sub b Rv. [eiser] stelt daartoe dat hij na terugkomst in Nederland zijn werkzaamheden voor 100% in Nederland heeft uitgevoerd, wat TRK wekenlang welbewust heeft toegelaten en wat ook bedrijfspolicy was. Nederland verwerd daarmee tot de plaats waar [eiser] gewoonlijk werkte als bedoeld in de genoemde bepalingen.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt ten aanzien van de door [eiser] tegen TRK ingestelde vorderingen dient te worden beantwoord aan de hand van de commune regels voor internationale rechtsmacht, artikel 1-14 Rv. TRK is immers gevestigd in Indonesië en tussen Nederland en Indonesië is geen verdrag van toepassing dat regels bevat over de bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken als de onderhavige.
Exclusieve forumkeuze?
4.2.
Artikel 8, lid 2, Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, bij overeenkomst een rechter of de rechter van een vreemde staat bij uitsluiting hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van die rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan.
4.3.
Een arbeidsverhouding is een rechtsbetrekking die tot vrije bepaling van partijen staat. Partijen verschillen van mening over de vraag of het overeengekomen forumkeuzebeding exclusieve rechtsmacht aan de buitenlandse rechter toekent of niet. Als dat niet het geval is, behoudt de Nederlandse rechter rechtsmacht, indien hij dit zou hebben indien geen forumkeuzebeding zou zijn overeengekomen. Of een forumkeuze al dan niet exclusief is, is een vraag van uitleg voor de rechter (MvT,
Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 111). Daarbij geldt als uitgangspunt dat de bevoegdheid van de aangewezen rechter exclusief is, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. (“Zilinsky”, in T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 8 Rv, aant. 2 en 4).
4.4.
Volgens de tekst van het forumkeuzebeding dient het geschil voorgelegd te worden aan de rechter die volgens de Indonesische wet- en regelgeving bevoegd is. De tekst maakt geen melding van het in stand laten van (een eventuele) bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
TRK heeft aan de hand van een opinie van het Indonesische advocatenkantoor Irwan H. Siregar & Associates toegelicht dat op grond van het forumkeuzebeding het “
Industrial Relation Court” bevoegd is, zijnde de Indonesische overheidsrechter. Dat deze rechter niet met zoveel woorden wordt genoemd, maakt naar het oordeel van de kantonrechter – anders dan [eiser] stelt - niet dat daarvoor niet is gekozen. Evenmin is, gelet op voormeld uitgangspunt van exclusiviteit, vereist dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter expliciet is uitgesloten. Nu [eiser] overigens niets heeft gesteld wat erop wijst dat partijen de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet hebben willen uitsluiten, leidt al het voorgaande tot het oordeel dat partijen een forumkeuze hebben gemaakt voor de Indonesische overheidsrechter, waarbij zij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter hebben uitgesloten.
Artikel 8 lid 3 Rv
4.5.
Anders dan [eiser] meent, leidt de toepassing van artikel 8 lid 3 Rv er niet toe dat de Nederlandse rechter, in weerwil van het forumkeuzebeding, op grond van artikel 767 Rv rechtsmacht heeft. Artikel 8 lid 3 Rv bepaalt als volgt:

Een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid laat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter onverlet indien de zaak een individuele arbeidsovereenkomst betreft of een overeenkomst als bedoeld in artikel 6, onder d.
4.6.
Uit het woord “onverlet” volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat er, indien geen forumkeuze was overeengekomen, op grond van de wet of een verdrag een “normaal” bevoegde Nederlandse rechter in arbeidszaken bevoegd moet zijn, wil het forumkeuzebeding opzij gezet kunnen worden. De door artikel 767 Rv bevoegd verklaarde rechter is immers niet de normaal in arbeidszaken bevoegde rechter, zie HR 16 juni 1995,
NJ1996/256 (
SCI/AEC).Die (Nederlandse rechter) is er naar het oordeel van de kantonrechter niet in dit geval. Ook niet op grond van artikel 21, lid 1, onderdeel b, onder i van de herschikte EEX-verordening en ook niet op grond van artikel 6 sub b Rv, zoals [eiser] meent. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
4.7.
Op grond van artikel 21, lid 1, onderdeel b, onder i in samenhang met lid 2 van de herschikte EEX-verordening - welk artikelonderdeel een universeel formeel toepassingsgebied kent - kan een werkgever die geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat worden opgeroepen voor het gerecht van de laatste plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Artikel 6 sub b Rv bevat een vergelijkbare bepaling.
4.8.
Vast staat dat [eiser] op basis van de schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn werkzaamheden zou verrichten vanuit Jakarta, Indonesië. Vast staat ook dat hij dit tot aan de uitbraak van Covid-19 pandemie heeft gedaan en dat deze pandemie en het advies van de Nederlandse ambassade voor [eiser] aanleiding was naar Nederland terug te keren. Partijen zijn het niet eens over de vraag of [eiser] toestemming van TRK had om te vertrekken. Wat daar ook van zij: de (om gezondheidsredenen ingevoerde) thuiswerkmaatregelen in het kader van de Covid-19 pandemie hebben naar hun aard een tijdelijk karakter en daarmee mag aangenomen worden dat de plaats waar of van waaruit [eiser] gewoonlijk werkte niet is veranderd (“Schaafsma”, in: T&C Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Verordening (EU) nr. 1215/2012 aant. 4. onder c.)
HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566
4.9.
In dit arrest heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:

Art. 767 Rv biedt uitsluitend een grondslag voor internationale rechtsmacht indien “een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen” ontbreekt. Deze zinsnede moet aldus worden verstaan dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet kan worden gebaseerd op art. 10 Rv in verbinding met art. 767 Rv indien (i) de Nederlandse rechter reeds rechtsmacht toekomt op een andere grondslag, zoals de art. 2-9 Rv, of (ii) de beslaglegger door middel van een procedure bij een buitenlandse overheidsrechter een uitspraak kan verkrijgen die op grond van een EU-verordening of een verdrag vatbaar is voor tenuitvoerlegging in Nederland (zie nader de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.14).
4.10.
De Advocaat-Generaal schrijft onder punt 2.14 van zijn conclusie:

Er is dus slechts grondslag voor bevoegdheid op grond van art. 767 Rv indien de Nederlandse rechter niet reeds uit andere hoofde bevoegdheid toekomt, bijvoorbeeld indien de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd een vordering uit overeenkomst is die in Nederland ten uitvoer had moeten worden gelegd; in dat geval is de Nederlandse rechter reeds bevoegd op grond van art. 6 onder a Rv.19.
Grondslag voor bevoegdheid op grond van art. 767 Rv ontbreekt bovendien, indien de beslaglegger bij een buitenlandse rechter een vonnis kan verkrijgen dat hier te lande op grond van een executieverdrag of een verordening kan worden erkend en ten uitvoer kan worden gelegd.20. In dit verband geldt dat, indien partijen zijn overeengekomen dat een buitenlandse rechter exclusief bevoegd is kennis te nemen van de eis in de hoofdzaak, de Nederlandse rechter zich ten aanzien van die eis niet als forum arresti bevoegd kan verklaren, ook indien het vonnis van de gekozen buitenlandse rechter in Nederland niet ten uitvoer kan worden gelegd.21”
4.11.
In noot 21 verwijst de Advocaat-Generaal naar vaste rechtspraak. Zie HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1183, ,
NJ1994/348, m.nt. J.C. Schultsz, rov. 3.3.3 en HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1184,
NJ1994/350, m.nt. J.C. Schultsz; HR 16 juni 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1761,
NJ1996/256, rov. 3.3; HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX033,
NJ2012/638, rov. 3.5.
4.12.
Met de laatste zin van punt 2.14 van de conclusie van de Advocaat-Generaal mag duidelijk zijn dat in het onderhavige geval, waarin een executieverdrag tussen Nederland en Indonesië ontbreekt, gelet op het overeengekomen forumkeuzebeding, artikel 767 Rv niet tot rechtsmacht voor de Nederlandse rechter kan leiden.
Conclusie
4.13.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak. De kantonrechter zal zich dan ook onbevoegd verklaren.
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident, tot op de dag van vandaag begroot op een bedrag van € 124,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit incident aan de zijde van TRK gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 124,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: