In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een compensatie voor de transitievergoeding door het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, JAGO Roermond OLC B.V., had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan haar ex-werkneemster had betaald. De rechtbank oordeelde dat de relevante artikelen in het Burgerlijk Wetboek (BW) duidelijk zijn en geen ruimte bieden voor de eiseres om het opzegverbod korter te laten duren dan twee jaren. De arbeidsovereenkomst was beëindigd voordat het wettelijke opzegverbod wegens ziekte was afgelopen, wat leidde tot de afwijzing van de compensatieaanvraag. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met de invoering van artikel 7:673e BW beoogde om werkgevers te beschermen tegen dubbele lasten bij langdurige arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank behandelde het beroep op 19 augustus 2021, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door kantoorgenoten van haar gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet voldeed aan de voorwaarden voor compensatie, omdat de periode van het opzegverbod nog niet was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.