In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partnerbijdrage met terugwerkende kracht. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, verzocht om de partnerbijdrage te wijzigen, omdat hij meende dat de eerdere beschikking van 24 november 2017 niet voldeed aan de wettelijke maatstaven en dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M.M. van Tilborg, betwistte dit en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn verzoeken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet aan zijn stelplicht heeft voldaan met betrekking tot de wijziging van omstandigheden. De man had onder andere gesteld dat zijn inkomen was gedaald en dat hij een woning had gekocht, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd. Ook het beroep op artikel 1:160 BW, dat de man deed om de alimentatieverplichting te beëindigen, werd afgewezen omdat de man niet kon aantonen dat de vrouw samenwoont als waren zij gehuwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay en is ter openbare civiele terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.