ECLI:NL:RBLIM:2021:6822

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
ROE 20/1779
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vrachtverkeerverbod op de Tongerseweg in Maastricht

In deze zaak heeft de Vereniging Tongerseweg Veilig, gevestigd in Maastricht, een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht om een vrachtverkeerverbod in te stellen op de Tongerseweg. Dit verzoek werd geweigerd door verweerder, die het belang van de bruikbaarheid van de weg en de vrijheid van verkeer zwaarder liet wegen dan de overlast die omwonenden ervaren van het vrachtverkeer. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder de belangenafweging die heeft geleid tot de weigering van het vrachtverkeerverbod op een juiste manier heeft gemaakt. De rechtbank erkende de overlast die omwonenden ervaren, maar concludeerde dat de nadelige gevolgen van de handhaving van het weigeringsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de verkeersdoelen die daarmee gediend zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat de belangen van de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg zwaarder wegen dan de belangen van de omwonenden. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om het vrachtverkeerverbod niet in te stellen, bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/1779

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2021 de zaak tussen

Vereniging Tongerseweg Veilig, gevestigd in Maastricht, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2019 (hierna: het weigeringsbesluit) heeft verweerder geweigerd om het door eiseres gevraagde verkeersbesluit (hierna: het gevraagde vrachtverkeerverbod) te nemen.
Bij besluit van 25 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het weigeringsbesluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, te weten:
[naam secretaris] , [naam voorzitter] en [naam penningmeester] , secretaris, voorzitter respectievelijk penningmeester van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, te weten: mr. M.C.W. Ploum, jurist Beleid & Juridische Zaken en
[naam verkeersdeskundige 1] en [naam verkeersdeskundige 2] , beiden verkeerskundige en alle drie werkzaam voor de gemeente van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft verweerder gevraagd om een vrachtverkeerverbod in te stellen op de Tongerseweg in Maastricht tussen de Javastraat en de grens met België. De reden die zij daarvoor heeft gegeven is dat bewoners van woningen die aan de weg liggen te kampen hebben met luchtvervuiling, (trilling- en geluid)overlast en schade aan hun woning, veroorzaakt door het vrachtverkeer dat van de weg gebruik maakt. Volgens eiseres kan het vrachtverkeer gebruik maken van alternatieve routes via de A2-tunnel en het snelwegennet.
2. Verweerder heeft, onder verwijzing naar (onder meer) de Notitie van Lievense SCO Infra water milieu van 13 juni 2017 met als onderwerp: “Samenvatting resultaten trillingonderzoek en plan van aanpak vervolgonderzoek”, erkend dat bewoners van woningen aan de Tongerseweg overlast hebben van vrachtverkeer dat van de weg gebruikmaakt, maar geweigerd het gevraagde vrachtverkeerverbod in te stellen. Verweerder heeft, met name vanwege de regionale functie van de weg, het belang dat het verkeer heeft bij waarborging van een bruikbare weg en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer, zwaarder laten wegen dan het belang van, in dit geval, omwonenden bij het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade en de gevolgen voor het milieu.
2.1
Verweerder heeft toegegeven dat alternatieve routes voor minder vrachtverkeer op de Tongerseweg zullen zorgen, maar kiest niet voor het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod, omdat dit de overlastproblematiek alleen maar zou verplaatsen naar andere buurten in Maastricht. Verweerder heeft zich gebaseerd op het rapport van Nordinfra van 14 juni 2017 “Haalbaarheidsonderzoek vrachtwagenverboden Maastricht-West”. Verweerder heeft bij het maken van zijn keuze niet alleen de belangen van aanwonenden van alternatieve routes betrokken, maar ook dat van de Vlaamse overheid die geen voorstander is van een vrachtverkeerverbod op de Tongerseweg vanwege (onder meer) de verplaatsing van de overlastproblematiek naar Vlaams grondgebied.
2.2
Verweerder heeft over de regionale functie van de weg aangegeven dat de Tongerseweg Maastricht met Tongeren en Riemst verbindt. Vanwege het verkeersvolume en omdat een groot deel van het verkeer dat van de weg gebruikmaakt niet de bestemming Tongerseweg heeft, wordt de weg door de gemeente van verweerder bestempeld als een secundaire regionale hoofdweg. De regionale functie blijkt volgens verweerder onder meer uit het gebruik van de weg door vrachtverkeer. Verweerder heeft dat gebruik gebaseerd op permanente telpunten die korte voertuigen tot 560 cm, middellange voertuigen van 560 tot 1220 cm en lange voertuigen van 1220 cm of meer registreren.
2.3
Verweerder is voornemens de Tongerseweg te reconstrueren en wil daarmee het belang dat verzoekers met een vrachtverkeerverbod beschermd willen zien op een andere manier bescherming bieden. Verweerder heeft toegezegd de reconstructie een jaar na oplevering te gaan evalueren en zo nodig aanvullende maatregelen te zullen nemen. Hij heeft verder gewezen op het isolatieproject van de Rijksoverheid ‘Geluidisolatie woningen Tongerseweg’ dat loopt om verkeersoverlast voor omwonenden te beperken en aangegeven de kans te hebben aangegrepen om mee te denken met de Vlaamse overheid over het aanpassen van de Maastrichtersteenweg (N79) naar Riemst, waarin de Tongerseweg bij de grens met Vlaanderen overloopt, hetgeen naar de verwachting van verweerder aan het oplossen van de overlastproblemen op de Tongerseweg verder zal bijdragen.
Het bestreden besluit
3. Eiseres heeft tegen het weigeringsbesluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft zijn besluit heroverwogen en op de gronden die eiseres daartegen heeft aangevoerd gereageerd. Verweerder heeft zijn belangenafweging die tot het weigeringsbesluit heeft geleid nader toegelicht, bij de hiervoor genoemde belangen die het verkeer heeft bij waarborging van de bruikbaarheid van de weg en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer, het belang van de transportsector betrokken en aan de zwaarte van het gewicht van deze verkeersbelangen vastgehouden. Bij het hiervoor genoemde belang dat omwonenden hebben bij het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade en de gevolgen voor het milieu heeft verweerder nog het belang van een goede luchtkwaliteit betrokken, overwogen dat langs de Tongerseweg geen wettelijke normen worden overschreden en vastgehouden aan het lichtere gewicht van genoemd belang van omwonenden. Verweerder heeft, omdat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd dat hij ook op het verzekeren van de veiligheid op de weg had moeten ingaan, dit verkeersbelang mee in overweging genomen. Volgens verweerder is uit onderzoek niet gebleken dat op de weg bovengemiddeld veel ongevallen met vrachtwagens gebeuren en hij heeft dit verkeersbelang daarom onvoldoende zwaarwegend gevonden om het gevraagde vrachtverbod in te stellen. Verweerder heeft zijn besluit, het gevraagde vrachtverkeerverbod te weigeren, dan ook onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.
Het beroep
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daarom het voorliggende beroep daartegen ingesteld. De rechtbank beoordeelt hierna onder 1) eerst of verweerder bevoegd was het bestreden besluit te nemen en beantwoordt de door eiseres opgeworpen vraag of het bestreden besluit op een hiërarchisch hoger niveau had moeten worden genomen. Zij beoordeelt onder 2), voor zover nodig, de andere beroepsgronden, waarbij de rechtbank eerst het beoordelingskader voor verweerder en de rechtbank weergeeft.
1) de beoordeling van de bevoegdheid van verweerder om het bestreden besluit te nemen en de beantwoording van de vraag of het bestreden besluit op een hiërarchisch hoger niveau had moeten worden genomen
5. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet bevoegd is genomen, gesteld dat het bestreden besluit op een hiërarchisch hoger niveau had moeten worden genomen dan het weigeringsbesluit en dat het bestreden besluit daarom niet in stand kan blijven.
5.1
Eiseres heeft dit op na te noemen gronden tevergeefs aangevoerd. Gelet op de “Mandaatlijst gemeente Maastricht februari 2012, gewijzigd oktober 2020”, bekendgemaakt op 4 november 2020, behorende bij het Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent mandaat (Mandaatregeling Gemeente Maastricht 2010) (hierna: de Mandaatlijst), voor een ieder openbaar en op internet te raadplegen, zijn zowel het weigeringsbesluit als het bestreden besluit krachtens mandaat namens verweerder genomen. De teammanager mobiliteit die namens verweerder het weigeringsbesluit heeft genomen is blijkens de Mandaatlijst, Bijlage 1 “Mandaten Beleid en Ontwikkeling” / “Overig”, punt 40, gemandateerd om namens verweerder besluiten te nemen ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994). De wethouder die namens verweerder het bestreden besluit heeft genomen en onweersproken portefeuillehouder is, is blijkens de Mandaatlijst, Bijlage 1 “Mandaten algemeen (alle teams)” / “Procedures in kader Algemene wet bestuursrecht/gerechtelijke procedures”, punt 62, gemandateerd om namens verweerder besluiten op bezwaarschriften te nemen. Aan een medewerker is een ondertekeningmandaat verleend. Gebleken is dat het bestreden besluit door een medewerker is ondertekend.
In artikel 10:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever. Door het weigeringsbesluit respectievelijk het bestreden besluit te nemen zijn genoemde gemandateerden, gelet op hun mandaat, niet buiten de grenzen van hun bevoegdheden getreden, zodat beide besluiten gelden als besluiten van verweerder.
5.1.1
Verweerder heeft het gevraagde vrachtverkeerverbod schriftelijk geweigerd. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb is dit besluit daarom voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit (in de zin van de Awb) gelijk te stellen. Eén van de toepasselijke voorschriften is het voorschrift in artikel 6:4, eerste lid, van de Awb. In artikel 6:4, eerste lid, van de Awb is bepaald dat bezwaar wordt gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen waartegen het bezwaar is gericht. Omdat het weigeringsbesluit, gelet op rechtsoverweging 5.1 een besluit van verweerder is, was verweerder, ingevolge artikel 6:4, eerste lid, van de Awb bevoegd het bestreden besluit te (laten) nemen. Gelet op rechtsoverweging 5.1 heeft verweerder het bestreden besluit laten nemen. Het bestreden besluit is dan ook bevoegd genomen. Hieruit volgt dat de vraag of het bestreden besluit op een hiërarchisch hoger niveau had moeten worden genomen ontkennend moet worden beantwoord.
Het beroep van eiseres slaagt daarom in zoverre niet.
2) De beoordeling van de andere beroepsgronden
Het beoordelingskader
6. De Wvw 1994 is de basis voor alle verkeersregels. Uitgangspunt daarbij is de snelheid en doorstroming van het verkeer en het voorkomen van gevaar en hinder op de weg.
7. Artikel 2 van de Wvw 1994 geeft de reikwijdte van verkeersbesluiten aan. Op basis van het eerste lid kan het verkeersbesluit gericht zijn op:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op basis van het tweede lid kan het verkeersbesluit ook gericht zijn op:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu;
b. het voorkomen of beperken van de aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
8. Bij het nemen van een verkeersbesluit komt een bestuursorgaan beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Voor het van toepassing zijn van het geschetste kader in het geval geweigerd wordt een verkeersbesluit te nemen, zoals in dit geval, verwijst de rechtbank naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van
14 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:506).
Uitleg begrippen “de bruikbaarheid van de weg” en “de vrijheid van het verkeer”
9. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de begrippen “de bruikbaarheid van de weg” en “de vrijheid van het verkeer” te ruim heeft uitgelegd. Zij begrijpt ook niet hoe het gevraagde vrachtverkeerverbod afbreuk zou kunnen doen aan deze verkeersbelangen. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder bij de verkeertellingen op de Tongerseweg van onjuiste vrachtverkeercijfers is uitgegaan door alleen lange voertuigen als vrachtverkeer te registreren. Zij stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit daarom al geen standhoudt.
9.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bruikbaarheid van de Tongerseweg, als regionale weg, te veel en onnodig wordt beperkt door het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod en dat hij van juiste vrachtverkeercijfers is uitgegaan, omdat hij niet alleen lange voertuigen als vrachtverkeer heeft geregistreerd, maar ook de helft van de middellange voertuigen.
9.2
De rechtbank is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de Tongerseweg een regionale functie heeft. Eiseres heeft weliswaar de vrachtverkeertellingen betwist op grond waarvan verweerder concludeert dat ook het gebruik van de weg door vrachtverkeer de regionale functie ervan laat zien, maar niet om de regionale functie van de weg in twijfel te trekken. Zij heeft de tellingen betwist omdat zij vindt dat verweerder ten onrechte niet alle vrachtverkeer dat van de Tongerseweg gebruik maakt heeft geteld en daarom van onjuiste, te lage vrachtverkeercijfers is uitgegaan. De rechtbank mag dan ook van de regionale functie van de weg uitgaan.
Deze regionale functie van de weg wordt uitgehold als verweerder het gevraagde vrachtverkeerverbod zou instellen. De weg is dan immers minder bruikbaar als regionale weg en het vrachtverkeer niet meer vrij om de keuze voor deze weg te maken. Omdat aan het belang dat eiseres met het instellen van een vrachtverkeerverbod beschermd wil zien, gelet op wat hierna in rechtsoverwegingen 10.2.2 tot en met 10.2.2.2 wordt overwogen, op een andere manier bescherming kan worden geboden en hiermee al een aanvang is gemaakt, heeft verweerder door ervan uit te gaan dat de bruikbaarheid van de weg als regionale weg en de vrijheid van het verkeer te zeer en onnodig worden beperkt als het gevraagde vrachtverkeerverbod wordt ingesteld, aan de begrippen “de bruikbaarheid van de weg” en de “vrijheid van het verkeer” geen te ruime of onredelijke uitleg gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte die hij bij de uitleg van genoemde begrippen heeft. Het beroep slaagt in zoverre dan ook niet.
9.2.1
Verweerder heeft de vrachtverkeertellingen niet anderszins aan de (handhaving van) het weigeringsbesluit ten grondslag gelegd, zodat het standpunt van eiseres, dat verweerder van onjuiste vrachtverkeercijfers is uitgegaan, wat hier ook van zij, ook overigens niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. De rechtbank gaat daarom verder voorbij aan het standpunt van eiseres dat verweerder van onjuiste vrachtverkeertellingen is uitgegaan en aan wat zij daarover heeft aangevoerd.
De belangenafweging, het evenredigheidsbeginsel en het verbod van willekeur
10. Eiseres heeft ook aangevoerd dat verweerder de gemaakte belangenafweging niet heeft kunnen maken, het bestreden besluit redelijkerwijs niet heeft kunnen nemen, dat het een willekeurig besluit is en dat het bestreden besluit daarom niet in stand kan blijven.
10.1
Verweerder heeft volhard in zijn belangenafweging, zoals deze blijkt uit rechtsoverwegingen 2 tot en met 3, en het bestreden besluit.
10.2
De rechtbank heeft hiervoor in rechtsoverweging 9.2 al geoordeeld dat verweerder ervan uit mocht gaan dat de bruikbaarheid van de Tongerseweg als regionale weg en de vrijheid van het verkeer door het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod te zeer en onnodig worden beperkt. Het verkeer, dat baat heeft bij waarborging van de bruikbaarheid van de weg en zoveel mogelijke waarborging van de vrijheid van het verkeer, is dan ook niet gediend met het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod. Verweerder heeft deze verkeersbelangen daarom mee in overweging kunnen nemen bij het nemen en handhaven van het weigeringsbesluit. Gezien het uitgangspunt van de Wvw 1994 en de wetssystematiek komt aan deze verkeersbelangen, die zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994, in beginsel een zwaarder gewicht toe dan aan de belangen die zijn opgenomen in het tweede lid van genoemd artikel. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval niet van dit uitgangspunt kan worden uitgegaan, zodat verweerder ook in dit geval van dit uitgangspunt mocht uitgaan.
10.2.1
Verweerder heeft aan het belang van de veiligheid op de weg, dat in beginsel even zwaar weegt als de belangen van het verkeer bij een bruikbare weg en vrijheid van het verkeer, van onvoldoende gewicht voor het nemen van het gevraagde vrachtverkeerverbod kunnen vinden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder aan dit verkeersbelang te weinig gewicht heeft toegekend. Zij heeft ter zitting weliswaar aangevoerd dat er meer ongelukken gebeuren dan de ongelukken waarmee verweerder rekening houdt, omdat niet alle ongelukken worden gemeld, maar dat alleen is onvoldoende om aan te nemen dat het standpunt van verweerder, dat op basis van verkeersongevallengegevens blijkt dat op de Tongerseweg niet bovengemiddeld veel ongelukken met vrachtverkeer gebeuren, onjuist, dan wel twijfelachtig is. Verweerder heeft dan ook kunnen vinden dat dit belang van onvoldoende gewicht is voor het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod.
10.2.2
Verweerder heeft ook het belang dat omwonenden hebben bij het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade en de gevolgen voor het milieu, dat de basis is voor het verzoek van eiseres om een vrachtverkeerverbod in te stellen, minder zwaarwegend kunnen vinden dan de belangen die het verkeer heeft bij een bruikbare weg en de vrijheid van het verkeer. De rechtbank overweegt dit niet alleen omdat dit belang in beginsel gezien het uitgangspunt van de Wvw 1994 en de wetssystematiek minder zwaar weegt dan de genoemde verkeersbelangen, maar ook omdat er door verweerder en de Rijksoverheid aan gewerkt wordt dit belang op een andere manier te beschermen. Verweerder is bezig met het voorbereiden van een reconstructie van de weg bedoeld om de verkeeroverlast die omwonenden van het vrachtverkeer hebben zoveel mogelijk te beperken en heeft toegezegd de reconstructie een jaar na oplevering te evalueren en zo nodig nog aanvullende maatregelen te zullen nemen; er loopt ook een isolatieproject van de Rijksoverheid om geluidoverlast van het verkeer te plaatse tegen te gaan en verweerder spant zich in om de overlast op de Tongerseweg verder te beperken door met de Vlaamse overheid mee te denken over aanpassingen van de Maastrichtersteenweg (N79) naar Riemst, waarin de Tongerseweg bij de grens met Vlaanderen overloopt.
10.2.2.1 Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder aan dit belang een te licht gewicht heeft toegekend. De enkele omstandigheid dat eiseres in genoemde aanpak geen vertrouwen heeft, omdat onzeker is wat de aanpak brengt, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat verweerder hiermee in redelijkheid bij (handhaving van) het weigeringsbesluit geen rekening heeft mogen houden. Het belang dat eiseres met een vrachtverkeerverbod beschermd wil zien, kan in deze aanpak bescherming vinden en niet blijkt dat deze aanpak niet verder wordt gevolgd. Het besluit tot reconstructie van de Tongerseweg heeft verweerder zelfs inmiddels genomen. Gebleken is dat de weg met de reconstructie ervan onder meer opnieuw van stilasfalt zal worden voorzien en onweersproken is dat stilasfalt dat in 2006 op de weg is aangebracht tot 2016 de verkeeroverlast voor omwonenden aanzienlijk heeft verminderd en dat er gedurende langere periode maar weinig klachten van omwonenden over verkeeroverlast zijn binnengekomen. De reconstructie zelf is geen onderwerp van deze procedure. Wat daartegen inhoudelijk is aangevoerd kan in deze procedure dan ook niet aan de orde worden gesteld, maar dient tegen het verkeersbesluit over de reconstructie te worden aangevoerd en wordt daarom buiten de beoordeling gelaten.
Voorts doet de enkele ter zitting aangevoerde omstandigheid dat bewoners die hun woning zelf al van dubbelglas hebben laten voorzien daarom geen subsidie in het kader van het isolatieproject meer krijgen, geen afbreuk aan de geschiktheid van het project om voor vermindering van de verkeeroverlast te zorgen. Bewoners die zelf nog geen maatregelen hebben genomen en aan de subsidievoorwaarden voldoen kunnen via dit project hun verkeeroverlast laten beperken.
10.2.2.2 Wat eiseres tegen de Notitie van Lievense SCO Infra water milieu van
13 juni 2017 met als onderwerp: “Samenvatting resultaten trilling onderzoek en plan van aanpak vervolgonderzoek” heeft aangevoerd laat de rechtbank ook buiten de beoordeling. Blijkens het weigeringsbesluit heeft verweerder deze notitie alleen als basis voor zijn erkenning van de door eiseres aangegeven overlast aangehaald. Niet blijkt dat hij zijn besluitvorming overigens op deze notitie heeft gebaseerd, zodat wat eiseres tegen deze notitie heeft aangevoerd de besluitvorming niet kan aantasten, haar beroep dus niet kan doen slagen en daarom buiten de beoordeling kan blijven.
10.2.3
Het belang van het voorkomen of beperken van de aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden heeft verweerder niet in zijn belangenafweging betrokken. Verweerder was kennelijk van oordeel dat dit belang niet mee in overweging hoefde te worden genomen en eiseres heeft dit belang noch aan haar verzoek om een vrachtverkeerverbod in te stellen ten grondslag gelegd, noch heeft zij in bezwaar aangevoerd dat verweerder ook dit belang mee in overweging had moeten nemen. Dit belang kon dan ook, anders dan eiseres in beroep stelt, buiten verweerders beoordeling blijven.
10.2.4
De rechtbank komt op grond van de hiervoor gegeven overwegingen tot het oordeel dat verweerder de belangenafweging die hij in zoverre heeft gemaakt, heeft kunnen maken. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat het belang in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994, dat omwonenden hebben bij het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade en de gevolgen voor het milieu, dat eiseres beschermd wil zien met het instellen van een vrachtverkeerverbod, niet opweegt tegen de belangen in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Wvw 1994 die het verkeer heeft bij waarborging van de bruikbaarheid van de weg en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer en die dus gediend zijn met (de handhaving van) het weigeringsbesluit. Hoe zeer de rechtbank ook begrijpt dat eiseres liever ziet dat er geen vrachtwagens meer van de Tongerseweg gebruikmaken, acht de rechtbank de nadelige gevolgen van (de handhaving van) het weigeringsbesluit, gezien de afwegingen die verweerder heeft gemaakt en mocht maken en daarbij in het bijzonder dat verweerder probeert om op een andere manier zoveel mogelijk bescherming te bieden aan het belang waarvan eiseres om bescherming heeft gevraagd, niet onevenredig in verhouding met de zwaarder wegende verkeersdoelen die (de handhaving van) het weigeringsbesluit dient. Van strijd met het verbod op willekeur blijkt niet. Het beroep slaagt ook in zoverre niet.
Alternatieve routes voor vrachtverkeer
11. Onder verwijzing naar de hiervoor in rechtsoverweging 10.2 tot en met 10.4 gegeven beoordeling gaat de rechtbank voorbij aan het geschil over het bestaan van alternatieve routes voor het vrachtverkeer dat van de Tongerseweg gebruik maakt. Zelfs als eiseres gelijk zou hebben en het standpunt van verweerder ter zake zou niet kunnen worden gevolgd, heeft verweerder op grond van de in rechtsoverweging 10.2 tot en met 10.4 gegeven belangenafweging het instellen van het gevraagde vrachtverkeerverbod in redelijkheid mogen weigeren en dit besluit kunnen handhaven. De rechtbank gaat daarom niet in op al hetgeen eiseres heeft aangevoerd om het standpunt van verweerder over alternatieve routes voor het vrachtverkeer dat van de Tongerseweg gebruikmaakt te weerspreken en dus ook niet op wat zij tegen het rapport van Nordinfra heeft aangevoerd, omdat verweerder de inhoud van dit rapport alleen heeft betrokken bij de beoordeling van het bestaan van alternatieve routes voor het vrachtverkeer dat van de Tongerseweg gebruikmaakt. Voor zover verweerder naar dit rapport heeft verwezen om aan te geven welke belanghebbenden hij bij zijn beoordeling van het verzoek van eiseres om een vrachtverkeerverbod in te stellen heeft betrokken, gaat de rechtbank hierop hierna bij de beoordeling of het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen wel nog in.
Het verbod van détournement de pouvoir en het specialiteits- en zorgvuldigheidsbeginsel
12. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd met het verbod van détournement en het specialiteits- en zorgvuldigheidsbeginsel is genomen en daarom geen stand kan houden.
12.1
Het bestreden besluit is volgens eiseres in strijd met het specialiteitsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir, omdat verweerder belangen mee in overweging heeft genomen van de Vlaamse overheid, bewoners van andere buurten, vrachtverkeer dat de Tongerseweg en de directe omgeving niet als bestemming heeft en zijn eigen belang om een goede verstandhouding te ontwikkelen en onderhouden met de Vlaamse overheid en de transportsector. De afweging die verweerder kan maken mag de grenzen van artikel 2 van de Wvw 1994 volgens eiseres niet te buiten gaan.
12.1.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat van strijd met het verbod van détournement de pouvoir geen sprake is.
12.1.3
De rechtbank overweegt dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit is gehouden aan de grenzen die artikel 2 van de Wvw 1994 voor het nemen van een dergelijk besluit geeft. Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer maakt het niet mogelijk ook andere belangen dan de in artikel 2 van de Wvw 1994 genoemde belangen mee in overweging te nemen, zodat verweerder, door hiervan uit te gaan, van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan.
Het beroep op het specialiteitsbeginsel slaagt desondanks echter niet. Verweerder heeft de belangen van bewoners van andere buurten mee in overweging kunnen nemen. Eiseres heeft immers zelf in haar verzoek om een vrachtverkeerverbod in te stellen aangegeven dat er alternatieve routes zijn voor het vrachtverkeer dat van de Tongerseweg gebruikmaakt, zodat verweerder dat standpunt van eiseres heeft kunnen onderzoeken en bij zijn beoordeling van het verzoek heeft kunnen betrekken. Omdat de Tongerseweg een regionale weg is, de Vlaamse overheid en transporteurs die regelmatig van de weg gebruik maken er belang bij hebben dat de bruikbaarheid van de weg wordt gewaarborgd en de vrijheid van het verkeer zoveel mogelijk wordt gewaarborgd en deze verkeersbelangen in de belangenafweging konden worden betrokken, heeft verweerder de standpunten van de Vlaamse overheid en van genoemde transporteurs kunnen opvragen en mee in overweging kunnen nemen. De rechtbank merkt daarbij overigens op dat haar niet is gebleken dat hun standpunten van (doorslaggevende) betekenis zijn geweest. Of de gevraagde transporteurs de bestemming Tongerseweg of omgeving hadden, is in het kader van de beoordeling van de bruikbaarheid van de weg en de vrijheid van het verkeer niet relevant. Dat verweerder zijn eigen belang om een goede verstandhouding te ontwikkelen en onderhouden met de Vlaamse overheid en de transportsector mee in overweging heeft genomen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt en is de rechtbank niet gebleken.
Het beroep van eiseres op het verbod van détournement de pouvoir slaagt evenmin. Met wat zij heeft aangevoerd heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zijn bevoegdheid om een verkeersbesluit te nemen voor een ander doel heeft gebruikt dan voor het nemen van een verkeersbesluit. De rechtbank is dit ook niet gebleken.
12.2
Het bestreden besluit is volgens eiseres in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel genomen, omdat verweerder niet alle ter zake doende feiten heeft vergaard en niet alle betrokken belangen mee in overweging heeft genomen.
12.2.1
Ook dat heeft eiseres tevergeefs aangevoerd. Uit het bestreden besluit is af te leiden dat de belangen van (i) omwonenden, (ii) belanghebbenden bij het onderzoek van Nordinfra naar een vrachtverkeerverbod voor de Tongerseweg dat voorafgaande aan het verzoek van eiseres tot het instellen van een vrachtverkeerverbod is gehouden en tot het in rechtsoverweging 11 genoemde rapport heeft geleid, en (iii) eiseres bij de besluitvorming zijn betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen en haar is niet gebleken dat verweerder belangen en feiten en omstandigheden niet mee in overweging heeft genomen die hij redelijkerwijs mee in overweging had moeten nemen.
Het beroep slaagt in zoverre dan ook niet.
Wat eiseres overigens nog heeft aangevoerd
13. Eiseres heeft onder verwijzing naar het vrachtverkeerverbod dat in de gemeente Landgraaf op de Grensstraat is ingesteld aangevoerd dat verweerder het gevraagde vrachtverkeerverbod had moeten instellen.
13.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie op de Tongerseweg niet te vergelijken is met de situatie op de Grensstraat in Landgraaf.
13.3
De rechtbank kan eiseres ook in zoverre niet in het gelijk stellen. De omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf in een volgens eiseres vergelijkbaar geval wel een vrachtverkeerverbod heeft ingesteld, wil niet zeggen dat verweerder dat op de Tongerseweg ook had moeten doen. Nog los van het feit dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen, neemt verweerder in zijn gemeente de verkeersbesluiten en kon verweerder, zoals hiervoor in rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.2.4 is overwogen en geoordeeld, in redelijkheid besluiten het gevraagde vrachtverkeerverbod te weigeren en dit besluit handhaven.
14. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met gemeentelijk beleid, het bestuursakkoord en provinciale doelen. Uit het bestuursakkoord heeft eiseres aangehaald dat sprake is van een indrukwekkende reductie van overlast door vrachtverkeer binnen de stad en dat voetgangers en fietsers op de eerste plaats komen.
14.1
Verweerder heeft in de motivering van het bestreden besluit aangegeven dat provincie Limburg in een grensoverschrijdende netwerkvisie voor regionaal verbindende wegen, het regionaal verbindend wegennet (RVWN)) heeft opgenomen dat de Tongerseweg een regionale ontsluitingsweg is en dat in het Provinciaal verkeers-en vervoersprogramma (PVVp) is opgenomen en dat voor wegen die onderdeel uitmaken van het RVWN geen verboden (mogen) gelden voor vrachtverkeer. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het bestuursakkoord geen grondslag geeft voor een vrachtverkeerverbod.
14.2
De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestreden besluit niet past binnen het gemeentelijk beleid. Uit de door eiseres aangehaalde passages uit het bestuursakkoord blijkt dit in elk geval niet. Eiseres heeft ook niet onderbouwd waarom het bestreden besluit in strijd is met provinciale doelen en niet weersproken dat het bestreden besluit in lijn is met het PVVp. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding te oordelen dat verweerder het bestreden besluit wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, zo heeft de rechtbank het door eiseres aangevoerde verstaan, niet heeft kunnen nemen.
Het beroep slaagt tot dusver daarom evenmin.
15. Wat eiseres verder nog heeft aangevoerd en hiervoor niet expliciet aan de orde is gesteld kan niet tot een andere beslissing leiden.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en verweerder de weigering van het door eiseres gevraagde vrachtverkeerverbod heeft kunnen handhaven. Voor vergoeding van proceskosten en griffierecht bestaan geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzitter, en mr. I.C.A. Wilschut en mr. D. Wenders, leden, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 september 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.