ECLI:NL:RBLIM:2021:681

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 829
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot sluiting van een woning op basis van de Opiumwet en de beoordeling van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, woonachtig te [woonplaats], en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning van eisers te sluiten op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet. De rechtbank overweegt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank stelt vast dat de hoeveelheid hennepresten niet is komen vast te staan en dat de door verweerder aangedragen theoretische benadering van 41 hennepplanten niet wordt ondersteund door feitelijke gegevens. De rechtbank concludeert dat de sluiting van de woning niet gerechtvaardigd is en herroept het primaire besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/829

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[eiseres], eiseres,
beiden woonachtig te [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen: eisers
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. Benning).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2019 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder eisers een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van sluiting van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , voor de duur van drie maanden.
Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 17 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
Bij besluit van 4 maart 2020 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020. Partijen zijn ter zitting verschenen.

Overwegingen

Wat gaat aan deze zaak vooraf?
1. Uit een door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage van 3 november 2019 volgt dat na drie positieve netmetingen en een anonieme melding, op 29 oktober 2019 werd binnengetreden in de hiervoor vermelde woning. Volgens de gegevens van de basisregistratie personen blijken eisers woonachtig te zijn in de woning. Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat eiser tevens eigenaar is van de woning. In een berging naast de garage behorende bij de woning werd tijdens het onderzoek een kleine kweekruimte aangetroffen. Er was een bak gemaakt die gevuld was met potgrond. De potgrond was behoorlijk nat. De afmetingen van de bak waren 290 x 95 centimeters. In de grond zaten nog wat wortels van planten. Deze reageerden bij de MMC-test positief op de aanwezigheid van hennep. Boven de bak hingen drie assimilatielampen, waarvan er één brandde. Een elektrische kachel stond aan. Daarnaast werden de volgende goederen in beslag genomen:
- 15 armaturen;
- 9 assimilatielampen;
- 1 schakelbord;
- 1 tijdschakelaar;
- 5 transformatoren;
- 1 slakkenhuis;
- 1 kachel;
- 1 temperatuurventilatieregelaar;
- 1 dompelpomp;
- 4 jerrycans/flacons groeimiddel; en
- 1 thermometer.
Bij controle van de meterkast door een medewerker van Enexis werd diefstal van stroom en diefstal van gas geconstateerd. Er was een andere gasmeter geplaatst. Ook was er sprake van gevaarzetting. Volgens de bestuurlijke rapportage zijn er omstandigheden aangetroffen die wijzen op een eerdere oogst.
2. Bij het voornemen van 7 november 2019 heeft verweerder aan eisers kenbaar gemaakt een last onder bestuursdwang op te willen leggen die strekt tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet in samenhang met het vastgestelde ‘Damoclesbeleid Sittard-Geleen’
(hierna: het Handhavingsbeleid). Eisers hebben bij brieven van 9 november 2019 en
15 november 2019 een schriftelijke zienswijze ingediend. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
4. Eisers hebben beroep ingesteld op de hierna te bespreken gronden.
Is verweerder bevoegd om tot sluiting over te gaan?
5. Eisers hebben – samengevat weergegeven – betoogd dat verweerder niet bevoegd is om tot sluiting van de woning over te gaan. Zij betwisten dat er sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Eisers stellen dat het enkel een aanname betreft dat er 41 hennepplanten in de bak hebben gestaan. Volgens eisers zijn er alleen kleine wortels aangetroffen. Niet helder is waar de politie zijn standpunt op baseert dat deze wortels afkomstig zijn van hennepplanten. Niet helder is hoe dit is getest. Verder achten eisers de bestuurlijke rapportage onvolledig. Anders dan verweerder stelt hebben eisers nooit wiet gekweekt voor eigen gebruik. Zij waren wel voornemens medicinale wiet te kweken voor eiseres vanwege haar medische situatie. Tot slot betwisten eisers dat er sprake zou zijn geweest van gevaarzetting.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk bevoegd is om op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet handhavend op te treden. Volgens verweerder was er sprake van een professioneel ingerichte hennepplantage, handel in verdovende middelen, drugsgerelateerde attributen en aanwijzingen van een eerdere oogst.
Ook bij de aanwezigheid van hennepresten mag tot sluiting worden overgegaan. Verweerder verwijst in dat verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 18 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:858) en 10 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:55). Verder waren er drie positieve netmetingen en was er sprake van diefstal van stroom en gas. Ook is er op het onderhavige adres eerder, in 2010, een hennepplantage aangetroffen met 64 hennepplanten. Eiser was toen ook al eigenaar van deze woning. Destijds is volstaan met een waarschuwing. Daarnaast betwist verweerder dat er geen gevaarzetting zou zijn geweest en verwijst daartoe naar de in het verweerschrift geciteerde tekst uit de aangifte van Enexis van 30 april 2020. Hierin is, onder meer, vermeld dat de aangebrachte zegels zijn verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd en dat Enexis hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Tot slot heeft verweerder te kennen gegeven dat de noodzaak van de sluiting is gelegen in de veiligheid van de buurt. Momenteel is men bezig met het project “Hennepplantages de wijk uit!” In de wijk waar eisers wonen zijn in 2019 9, in 2018 7 en in 2020 5 hennepplantages aangetroffen. Voor de ernst van de zaak wordt dit bij de besluitvorming betrokken, aldus verweerder.
7. Ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Op lijst II is opgenomen:
- Hennep: elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
8. Volgens de Aanwijzing Opiumwet spelen bij de vaststelling van beroeps- of bedrijfsmatige teelt, de volgende factoren een rol:
- De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid planten;
Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
- De mate van professionaliteit, afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, etc. (opgenomen in bijlage 1);
Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
- Het doel van de teelt.
Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan heeft gebaseerd op artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet. Deze bevoegdheidsgrondslag impliceert de aanwezigheid van een handelshoeveelheid verdovende middelen.
10. Bij zijn besluitvorming heeft verweerder aanzienlijk gewicht toegekend aan de omstandigheid dat er sprake was van een professioneel ogende hennepplantage, gelet op de aangetroffen drugsgerelateerde attributen. Dit correspondeert met de factor “mate van professionaliteit” zoals opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet. Verder heeft verweerder van belang geacht dat er sprake was van diefstal van stroom en gas.
11. Uit de Aanwijzing Opiumwet leidt de rechtbank af dat ook de schaalgrootte van de teelt, te weten de hoeveelheid planten, een belangrijke factor is. Verweerder heeft in dat kader in aanmerking genomen dat in de berging naast de garage in een bak met potgrond restanten van worteltjes van hennepplanten zijn aangetroffen. De hoeveelheid worteltjes in aantallen of gewicht wordt niet aangegeven in de bestuurlijke rapportage en kan achteraf ook niet meer worden achterhaald. De worteltjes hebben positief getest op hennep. Hieruit kan volgens verweerder worden geconcludeerd dat er in ieder geval hennepplanten aanwezig zijn geweest. Volgens verweerder konden er in de betreffende bak 15 hennepplanten per m2 worden gekweekt. Verweerder baseert zich hierbij op het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (het BOOM rapport). Gelet op de grootte van de bak is het mogelijk om in totaal 41 hennepplanten te kweken. Dit zou overeenkomen met de 3 boven de bak aangetroffen assimilatielampen (1 lamp is voldoende voor het verwarmen en verlichten van 15 hennepplanten), aldus verweerder.
12. De rechtbank stelt vast dat onbestreden is dat de hoeveelheid aangetroffen worteltjes niet vast staat. Evenmin is onbestreden dat deze worteltjes positief getest hebben op hennep. Nu de hoeveelheid hennepplanten niet vast staat, is kan de rechtbank het standpunt van verweerder dat sprake is geweest van een handelshoeveelheid hennepplanten niet volgen. De door verweerder aangedragen theoretische benadering dat er gelet op de omvang van de bak 41 hennepplanten zouden kunnen worden gekweekt, biedt geen ruimte voor een andersluidend oordeel. Immers, het betreft hier enkel een aanname van verweerder die niet ondersteund wordt door hetgeen feitelijk is aangetroffen, namelijk de restanten van worteltjes waarvan de hoeveelheid niet is vastgesteld en ook niet meer vastgesteld kan worden. Bovendien brandde slechts één assimilatielamp. Gelet hierop komt de rechtbank het – niet weersproken – betoog van eisers dat zij vanwege de gezondheidstoestand van eiseres voornemens waren medicinale wiet te kweken voor eigen gebruik, niet onaannemelijk voor.
13. Voor zover verweerder zich beroept op de onder 6. vermelde uitspraken van de Afdeling, overweegt de rechtbank dat in het onderhavige geval – anders dan in de zaken die tot voornoemde uitspraken hebben geleid – de hoeveelheid aangetroffen hennep niet is komen vast te staan.
14. Onder de gegeven omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat van de zijde van verweerder niet aannemelijk is gemaakt dat er in het geval van eisers sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Dat betekent dat verweerder niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan. Reeds hierom is het beroep gegrond.
Wat is de conclusie?
15. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet meer toe. De rechtbank ziet vervolgens aanleiding om, gelet op hetgeen onder 12. is overwogen, zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen. Deze uitspraak treedt in de plaats van het bestreden besluit. De sluiting is daarmee van de baan.
16. De door eisers geclaimde verletkosten kunnen op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) worden vergoed. In artikel 1, aanhef en onder d, van het Bpb is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op verletkosten van een partij. De verletkosten van eiser voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank komen voor vergoeding in aanmerking. Bij ontbreken van een specificatie van deze kosten worden de kosten begroot op € 28,-, te weten 4 uur à € 7,- per uur.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 28,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2021.
de griffier is verhinderd te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 januari 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.