1.7.Bij brief van 23 november 2020 heeft verweerder medegedeeld dat deze gegevens nog steeds onvoldoende zijn om het recht op een algemene bijstandsuitkering en bijstand voor bedrijfskapitaal op grond van de Tozo 1 te beoordelen. Verweerder meent dat uit de ingeleverde liquiditeitsprognose de liquiditeitstekorten niet kunnen worden beoordeeld en er tevens nog gevraagde bankafschriften ontbreken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser heeft nagelaten een deugdelijke en verifieerbare liquiditeitsbegroting over te leggen, waardoor eiser heeft nagelaten de noodzaak van de aanvraag aan te tonen. Tevens is verweerder van mening dat eiser onvoldoende informatie heeft aangeleverd over de bedrijven die op zijn naam stonden, te weten [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] .
3. Eiser is het hier niet mee eens. In beroep heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij de noodzaak van zijn aanvraag wel heeft aangetoond. Eiser heeft erop gewezen dat hij alle gevraagde informatie heeft overgelegd, behoudens een door verweerder gevraagde kolommenbalans. Eiser is niet in staat om deze zelf op te stellen en hij kan het ook niet betalen om dit door een boekhouder of accountant te laten doen. Hij is van mening dat een kolommenbalans ook niks toevoegt aan de door hem verstrekte gegevens, waaronder alle gevraagde bankafschriften.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De Tozo is een speciale regeling die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis niet zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo een inkomensvoorziening. De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Participatiewet (hierna: PW) waarin, kort samengevat, staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot verlening van bijstand aan zelfstandigen en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.
6. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Tozo kan algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.
Ingevolge artikel 5 van de Tozo wordt in de verklaring wordt door de aanvrager van algemene bijstand het volgende verklaard en de volgende informatie verstrekt:
dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19, voorzien van een toelichting;
dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm; en
voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd een opgave van het inkomen dat hij heeft verworven of verwacht te gaan verwerven.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tozo kan bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal worden verleend aan de zelfstandige die schriftelijk verklaart en aannemelijk maakt dat hij als gevolg van de crisis in verband met COVID-19 over onvoldoende direct beschikbare geldmiddelen beschikt om aan de financiële verplichtingen verbonden aan diens bedrijf of zelfstandig beroep te kunnen voldoen.
7. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de PW doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder d, van de PW, kan het college die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.
Beoordeling door de rechtbank
8. Op grond van vaste jurisprudentie rust bij aanvragen om bijstand de bewijslast van de bijstandsbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf. Dit geldt ook voor bijstand op grond van de Tozo. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1767. 9. De rechtbank stelt vast dat eiser in dit verband op verzoek van verweerder twee liquiditeitsbegrotingen heeft overgelegd. De eerste liquiditeitsbegroting, gedateerd op 28 mei 2020, (hierna: liquiditeitsbegroting 1) heeft eiser als bijlage bij zijn bezwaarschrift ingediend. Daaruit blijkt dat er in drie niet nader gespecificeerde aaneengesloten kalendermaanden 0 euro is ontvangen en uitgegeven door [bedrijf 1] . Nu hieruit geen financiële verplichtingen blijken, de uitgaven zijn immers op nul euro gesteld, voldoet de liquiditeitsbegroting 1 reeds daarom niet aan de in artikel 10, eerste lid, van de Tozo, opgenomen voorwaarden.
10. Eiser heeft zoals gezegd in bezwaar ook een tweede, ongedateerde en handgeschreven liquiditeitsbegroting op maandbasis ingeleverd (hierna: liquiditeitsbegroting 2). Uit de liquiditeitsbegroting blijkt niet op welke maand en welke onderneming deze ziet. Hieruit blijkt dat de inkomsten € 2.400,- bedroegen en de uitgaven € 3.710,44.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze liquiditeitsbegrotingen onvoldoende zijn om het recht op bijstand vast te kunnen stellen, omdat de daarin opgenomen inkomsten en uitgaven geenszins deugdelijk en verifieerbaar van aard zijn. Zo is in de liquiditeitsbegroting 2 bijvoorbeeld de kostenpost “huur” omschreven ten bedrage van € 600.-, maar is de onderliggende financiële verplichting (die voortvloeit uit de onderliggende huurovereenkomst) hiermee niet inzichtelijk gemaakt. Zo kan uit de enkele omschrijving van de kostenpost ‘huur’ niet worden opgemaakt op welk pand dat dit ziet. Ook is niet inzichtelijk voor welke van de ondernemingen van eiser de opgevoerde kostenposten voor rekening komen, te meer nu de in de liquiditeitsbegroting 2 opgenomen kostenposten zijn te herleiden tot de bankafschriften van verschillende bv’s van eiser. Zo komt de in de liquiditeitsbegroting 2 opgevoerde kostenpost “huur” niet terug op de bankafschriften van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] , maar wel op die van [bedrijf 2] . De opgevoerde kostenpost “ASR Garageverzekering” komt ook niet terug in de bankafschriften van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , maar wel in die van [bedrijf 3] . Eisers stelling dat een kolommenbalans (de rechtbank begrijpt: een deugdelijke liquiditeitsberekening) niets toevoegt aan de verstrekte bankafschriften kan de rechtbank daarom niet volgen. Nu de bewijslast om aan te tonen dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde op eiser rust dient dit voor zijn rekening en risico te komen.
12. Verweerder heeft terecht eisers aanvraag afgewezen en de verstrekte voorschotten teruggevorderd.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.