ECLI:NL:RBLIM:2021:6623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
C/03/294543 / HA RK 21-257
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken en toepassing van misbruikbepaling in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2021 een beslissing genomen over meerdere wrakingsverzoeken van verzoeker, die vertegenwoordigd werd door Rama Adviesbureau B.V. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. V.E.J. Noelmans, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker had eerder een wrakingsverzoek ingediend in een andere zaak, maar de rechter had dit verzoek niet gehonoreerd. Op 19 juli 2021 werd het wrakingsverzoek ingediend, maar de rechter heeft op 22 juli 2021 laten weten niet in het verzoek te berusten. Verzoeker heeft vervolgens op 20 augustus 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de wrakingskamer zelf, die het verzoek op 23 augustus 2021 buiten behandeling heeft gesteld. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeken van verzoeker niet-ontvankelijk waren, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De wrakingskamer heeft ook de misbruikbepaling van artikel 39, vierde lid, Rv toegepast, wat betekent dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar gemaakt op 24 augustus 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/294543 / HA RK 21-257
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
vertegenwoordigd door [naam] , (Rama Adviesbureau B.V.).
Het verzoek strekt tot wraking van mr. V.E.J. Noelmans, rechter in de rechtbank Limburg,
hierna de rechter.

1.De procedure

Op 19 juli 2021 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen namens verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9156064/ OV VERZ 21-17 tussen [verzoeker] als verzoeker en [bedrijfsnaam] N.V. als verweerder.
De rechter heeft op 22 juli 2021 de wrakingskamer bericht niet in het verzoek tot wraking te berusten en hij heeft de wrakingskamer zijn schriftelijke reactie doen toekomen.
Op 18 augustus 2021 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen waarin namens verzoeker wordt gesteld dat de geplande zittingsdatum d.d. 23 augustus 2021 niet schikt en waarin wordt verzocht om aan te geven over welke periode verhinderdata kunnen worden doorgegeven.
Bij schrijven van 19 augustus 2021 is namens de wrakingskamer aan de vertegenwoordiger van verzoeker bericht dat de geplande zitting op 23 augustus 2021 doorgang zal vinden.
Op vrijdag 20 augustus 2021 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen namens verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de wrakingskamer die het onderhavige verzoek met zaaknummer C/03/ 294543 HA RK 21-257 van mr. Noelmans behandelt.
Verzoeker is op 20 augustus bericht dat op maandag 23 augustus 2021 een beslissing aangaande zijn verzoek tot wraking van de wrakingskamer zou worden genomen. Daarbij is vermeld dat verzoeker er rekening mee dient te houden dat de geplande wrakingszitting doorgang vindt.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2021 waar verzoeker en zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen. De rechter is verschenen.
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij in zijn procesbelangen is geschaad nu de rechter niet heeft ingestemd met uitstel op grond van klemmende redenen van de mondelinge behandeling van zijn verzoek.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de omstandigheid dat er eerder door verzoeker jegens de rechter een wrakingsverzoek voorlag, het geding niet schorst. Er is geen sprake is van een schorsing in de zin van artikel 225 Rv. Uit artikel 37, lid 5 Rv blijkt dat enkel de behandeling van (in dit geval) het verzoek wordt geschorst. De verplichting van de verzoeker om tijdig een proceshandeling te verrichten is daarmee niet vervallen. Verzoeker had de mogelijkheid om aanvullende stukken in het geding te brengen indien hij dat wenste. Verzoeker is evenmin bericht dat de mondelinge behandeling van 20 juli jl. geen doorgang zou vinden. Er was reeds voor de mondelinge behandeling op het wrakingsverzoek beslist.
De rechter heeft tevens laten weten dat hij tussen 26 juli en 16 augustus verlof heeft.

4.De beoordeling

4.1
De verzoeken tot wraking van de wrakingskamer.
Na de beslissing van de wrakingskamer op 19 augustus 2021, om de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking op maandag 23 augustus 2021 te handhaven en verzoekers ongemotiveerde verhindering niet te honoreren, heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt op vrijdag 20 augustus 2021.
Op vrijdag 20 augustus 2021 is verzoeker vervolgens bericht dat er op maandagochtend een beslissing aangaande het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zou worden genomen. Verzoeker werd tevens medegedeeld dat er een gerede kans zou zijn dat de behandeling van het verzoek tot wraking van de rechter doorgang zou vinden.
Op 23 augustus 2021 heeft de wrakingskamer bepaald dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer d.d. 20 augustus 2021 op grond van artikel 4.2 jo 4.3, tweede alinea, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg buiten behandeling zou worden gelaten en dat het verzoek tegen de rechter behandeld zou worden.
Verzoeker is niet verschenen en heeft, na kennisname van voornoemde beslissing de griffie bericht dat hij de wrakingskamer die het verzoek (op datzelfde moment) behandelde had gewraakt.
De wrakingskamer is van oordeel dat zowel de verzoeken van 20 als van 23 augustus 2021, gericht tegen de wrakingskamer niet-ontvankelijk zijn. De wrakingskamer legt deze naast zich neer en verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR: 2018:1770) waarin het volgende is overwogen:
“Een redelijke wetsuitleg brengt echter mee dat ingeval van een opstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling kan laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld.”
4.2
Het verzoek tot wraking van de rechter.
De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend.
Verzoeker heeft de rechter gewraakt omdat het door hem ingediende uitstelverzoek met betrekking tot het indienen van nadere stukken en uitstel van de mondelinge behandeling van de zaak door de rechter niet is gehonoreerd. Verzoeker had ruimschoots de gelegenheid gehad om deze stukken tijdig in te dienen, aldus de rechter.
De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling niet uit te stellen een processuele beslissing is, die in beginsel geen feiten of omstandigheden oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en een grond voor wraking kan zijn, zelfs niet wanneer het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Dit is uitsluitend anders indien de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
Alles overziend komt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er gronden zijn voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de rechter. Het wrakingverzoek is derhalve ongegrond en moet worden afgewezen.
De wrakingskamer ziet daarnaast in het feit dat verzoeker in een korte periode tweemaal na elkaar wrakingsverzoeken heeft ingediend tegen dezelfde rechter in dezelfde procedure, en daar bovenop een gestapeld wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer die over het betreffende verzoek dient te oordelen, aanleiding de misbruikbepaling van artikel 39, vierde lid, Rv van toepassing te verklaren. Dit betekent dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
  • stelt de verzoeken tot wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling;
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer
9156064/ OV VERZ 21-17 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.J. Otto, voorzitter, mr. P. Hoekstra en mr. M.T.A.C. Russel, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op 24 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: