ECLI:NL:RBLIM:2021:6472

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/03/222913 / HA ZA 16-393
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis ontbinding en vereffening van een vennootschap onder firma (v.o.f.) met betrekking tot de verdeling van activa en passiva

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 augustus 2021 een eindvonnis uitgesproken over de ontbinding en vereffening van een vennootschap onder firma (v.o.f.). De zaak betreft een geschil tussen twee vennoten over de verdeling van activa en passiva na de beëindiging van hun samenwerking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de v.o.f. is ontbonden per 31 december 2014 en dat de deskundige, accountant H.M.J. Grond, is aangesteld om de vereffening uit te voeren. De deskundige heeft een rapport opgesteld waarin hij de financiële situatie van de v.o.f. heeft geanalyseerd en de verdeling van de activa en passiva heeft voorgesteld. De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige gevolgd, met uitzondering van enkele punten die door de partijen waren betwist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige niet alle noodzakelijke gegevens uit de administratie van de vennoten heeft gehaald, maar dat de uiteindelijke verdeling van de restantschuld aan de banken en de toerekening van kosten aan de juiste vennoten correct is uitgevoerd. De rechtbank heeft bepaald dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 1.140,00 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet betalen als gevolg van overbedeling. De overige vorderingen van beide partijen zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/222913 / HA ZA 16-393
Vonnis van 11 augustus 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T.G.M. Scheers,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.R.J.W. Delsing.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2020,
  • de rapportage van mr. drs. F. Warlich AA RB van Alfa accountants en adviseurs van 8 december 2020,
  • de conclusie na deskundigenbericht Warlich van 3 februari 2021 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met productie 10,
  • de conclusie na deskundigenbericht van 3 februari 2021 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met twee producties,
  • de 2e conclusie na deskundigenbericht Warlich van 14 april 2021 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met producties 11 en 12,
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 14 april 2021 met productie A.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere feiten

In conventie en reconventie

2.1.
De rechtbank heeft bij vonnis van 19 juli 2017 de feiten vastgesteld in deze zaak. Aanvullend stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
2.2.
De heer H.M.J. Grond, accountant, (hierna: de deskundige) heeft een deskundigenbericht opgesteld. In het definitieve deskundigenbericht van 29 november 2018 heeft de deskundige, voor zover relevant, de volgende bevindingen en conclusies opgenomen:
5 INRICHTING VAN HET ONDERZOEK
(…). De inrichting van het onderzoek heeft als volgt plaatsgevonden:
A. Op basis van de fysieke administratie en de concept-jaarrekening opgesteld door [naam 1] hebben wij vastgesteld dat de jaarrekening niet opnieuw moet worden vastgesteld. Bij deze jaarrekening hebben wij een materialiteit toegepast van € 2.700 (3% van de brutomarge). (…). Afwijkingen onder de € 270 worden niet gecorrigeerd. Ondanks het feit dat in een ingediend document afkomstig van de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt gesproken over een voorraad handelsgoederen en een post onderhanden werk is hier in de slotbalans geen rekening mee gehouden. Er wordt geen gebruik gemaakt van projectadministratie, er wordt slechts gesproken over een te factureren bedrag. Deze post is nu niet meer objectief vast te stellen. Wel hebben wij een aantal correcties toegepast waardoor de kapitaalrekeningen, zoals deze zijn opgenomen in de concept-jaarrekening 2014, zijn gecorrigeerd. (…).
B. Waarde inventaris: In het v.o.f.-contract staat onder 11.2 vermeld dat de activa der vennootschap op de slotbalans worden opgenomen tegen de verkoopwaarde. Ten aanzien van de vlottende activa is dat de boekwaarde. Ten aanzien van de vaste activa (inventaris en vervoermiddelen) is deze verkoopwaarde niet gelijk aan de boekwaarde. Om hier tot een reële verkoopwaarde te komen, zijn beide partijen verzocht op de materiële vaste activastaat achter ieder actief aan te geven bij wie dit actief in het bezit is en welke verkoopwaarde hij daar aan toekent. (…) Beide partijen hebben aan ons verzoek voldaan. Op basis van de ontvangen overzichten blijkt dat er niet al te grote verschillen bestaan ten aanzien van de inventaris. Het grootste verschil zit bij de waarde van ieders vervoermiddel, de Mercedes Vito in het bezit van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de Landrover Defender in het in het bezit van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Omdat het moeilijk is en blijft om tot een juiste verkoopwaarde per 31 december 2014 te komen (zeker met betrekking tot de vervoermiddelen) hebben we een waardering op reële waarde toegepast waarmee beide partijen tegemoet wordt gekomen.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] (…) kent een waarde toe aan het bij hem in het bezit zijnde activa van € 23.700. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (…) kent aan deze activa een waarde toe van € 37.900. Gemiddeld betekent dit een waarde van € 30.800. Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] € 7.100 (30%) meer moet betalen dan de door hem zelf toegekende waarde.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (…) kent aan de bij hem in het bezit zijnde activa een waarde toe van € 15.125. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kent aan deze activa een waarde toe van € 23.300. Gemiddeld betekent dit een waarde van € 19.213. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] € 4.088 (27%) meer moet betalen dan de door hem zelf toegekende waarde. Om tot een gelijke verdeling van de verschillen te komen hebben wij het percentage gemiddeld op 28%. Dat betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uiteindelijk € 6.636 (28% van € 23.700) meer moet betalen en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] € 4.235 (28% van € 15.125) meer moet betalen. (...).
C. (…). Artikel 11.2 van het vennootschapscontract geeft aan dat goodwill op de slotbalans geactiveerd moet worden.
Omdat beide partijen verklaard hebben de v.o.f. niet toegewezen te willen krijgen, kan er geconcludeerd worden dat het weinig zin om de goodwill op de slotbalans te activeren. Omdat beiden de v.o.f. niet voortzetten, zou de goodwill gelijkelijk aan beide partijen worden toegewezen, hetgeen dus geen invloed heeft op de vereffening. (…).
D. De kapitaalrekeningen van beide vennoten per 31 december 2014 vormen het uitgangspunt voor het opstellen van de staat van vereffening. Hierbij zijn beide kapitaalrekeningen als volgt aangepast:

Over de jaren 2015-2018 zijn er nog voor € 34.748 aan kosten gemaakt ten laste van de v.o.f. (Bijlage C). Dit betekent dat € 17.374 (ieder 50%) ten laste komt van beide kapitaalrekeningen.

Het aanwezige kasgeld per 31 december 2014 ad € 2.564 is gelijkelijk als opname verwerkt. Dit betekent een onttrekking aan de kapitaalrekening van
beide vennoten van € 1.282.

Verdeling van de per 31-12-2014 geactiveerde inventaris en vervoermiddelen tegen de waarde in het economisch verkeer. Dit betekent een onttrekking aan de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 30.452 en een onttrekking aan de kapitaalrekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van € 19.435 (bijlage D).

Verder zijn er via de bankrekeningen van de v.o.f. (ING/Rabobank) privé kosten betaald en hebben er privé opnamen en stortingen plaatsgevonden (bijlage E). Dit betekent een privé onttrekking op de kapitaalrekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van € 13.885 en een privé storting aan de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 2.310.

Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn in privé kosten van de v.o.f. betaald (bijlage C). Dit betekent een privé storting op de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 8.794.

Een gedeelte van de v.o.f. lening van Santander is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in privé afgelost (Bijlage G). Dit betekent een privé storting op de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Als gevolg van deze afwikkelingen bedragen de kapitaalrekeningen van beide vennoten:

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] : negatief € 19.392

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : negatief € 36.774
Totaal dus een negatief kapitaal van€ 56.166. Dit negatief kapitaal is als volgt gefinancierd:

Saldo ING Bank (v.o.f.) per 04-10-2018: negatief € 56.136

Saldo Rabobank (v.o.f.) per 04-10-2018: negatief € 30
Totaal bedraagt de schuld aan de ING Bank en de Rabobank€ 56.166.

6.De beantwoording van de vraag

(…).

6.2
Antwoord op de vraag
(…). Wij hebben de v.o.f. vereffend conform bijgevoegde staat van vereffening (Bijlage B) waarbij wij met de volgende opmerkingen van de rechter rekening hebben gehouden:

De jaarrekeningen tot en met 2013 zijn als vaststaand aangenomen en de openingsbalans per 1 januari 2014 is ons uitganspunt geweest.

De concept-jaarrekening is door ons kritisch bekeken, aangepast en gebruikt als uitgangspunt van de vereffening.

De waarde van de inventaris en vervoermiddelen opnemen tegen de waarde in het economisch verkeer per 31 december 2014. Deze waarde is door ons zo goed mogelijk benaderd en verdeling heeft plaatsgevonden conform opgaven van beide partijen.

Er is gekeken of sprake is (Rb: van
) goodwill. Deze is door ons vastgesteld op nihil.

Bij de vereffening is rekening gehouden met kosten die in privé betaald zijn.

Bij de vereffening is rekening gehouden met de regeling van [naam 1] .
Conform de staat van vereffening bedraagt de restantschuld aan de ING Bank en de Rabobank in totaal € 56.166. Hiervan moet een bedrag van € 19.392 betaald worden door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en een bedrag van € 36.774 door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . (…).’
2.3.
In reactie op de opmerkingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die bij conclusie van
13 februari 2019 en 19 (20) maart 2019 zijn ingediend, heeft de deskundige op
11 december 2019, voor zover thans van belang, als volgt gereageerd:
‘(…).
1.D. (…).
Ten aanzien van het “contact met de echtgenote van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ” is reeds in onze mail van
7 oktober 2019 aan de rechtbank en betrokkenen beschreven en kenbaar gemaakt dat hier sprake is geweest van een “boekenonderzoek door een accountant” welk onderzoek wij, conform de leidraad deskundigen in civiele zaken, hebben kunnen verrichten zonder partijen in de gelegenheid te stellen bij dit onderzoek aanwezig te zijn. Dit is ook bevestigd door de rechtbank in haar brief van 8 oktober 2019. Ik wil nogmaals bevestigen dat hier niets is besproken met de echtgenote van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Wij gaan ervan uit dat met de opmerking “thans zakenpartner” wordt bedoeld de zakenpartner van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Zowel [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als zijn echtgenote zijn in ieder geval niet onze zakenpartners. Hoor en wederhoor is hier dus absoluut niet geschonden.
(…).
Ten aanzien van het niet ter beschikking stellen van de administratie en fysieke stukken kunnen wij verwijzen naar onze reactie zoals opgenomen onder 1.C. (…). Aangezien de bankafschriften ook informatie verschaffen over zaken die niet op de gezamenlijke VOF betrekking hebben, kunnen en mogen wij deze informatie, volgens onze beroepsregels, niet ter beschikking stellen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Wij hebben alleen inzage gehad in deze administratie en fysieke documenten; wij hebben deze niet in ons bezit.
(…).
14. De opmerking dat de zakelijke rekeningen nog jaren gebruikt zijn door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is juist. De opmerking dat ruim € 47.221 aan debiteuren met “een pennenstreek volledig in rook zijn opgegaan” is niet juist.
Ondanks het feit dat de bij de door ons opgestelde eindrapportage van 28 november 2018 opgenomen bijlagen, waaronder de vereffening, duidelijk inzicht geven in de vereffening van de boedel willen wij hierbij nogmaals een korte opsomming geven van deze vereffening.
Het eigen vermogen per 31 december 2014 bedroeg € 4.539. Deze € 4.539 is het saldo van alle bezittingen (materiele vaste activa, debiteuren en liquide middelen) minus alle schulden (leaseverplichting Santander, crediteuren, belastingen en een schuld aan de ING Bank). Dus als alle materiële vaste activa tegen boekwaarde zouden worden verkocht en alle debiteuren betaald hebben, zou er op de bank (de liquide middelen) een bedrag staan van € 77.724. Van deze € 77.724 moeten de schulden zoals hierboven vermeld, betaald worden waarna nog een bedrag op de bank blijft staan van € 4.539. Dus de opmerking dat het bedrag aan debiteuren “met een pennenstreek volledig in rook zijn opgegaan” is niet juist. Dit geld is dus gewoon gebruikt om schulden van de VOF te betalen.
Ten aanzien van de opmerking over de post “Onderhanden werk” (onderhanden projecten). Hieraan is terdege aandacht besteed. Aan onze opmerking dat deze post nu niet meer objectief is vast te stellen, liggen de volgende feiten en veronderstellingen ten grondslag:

De aanwezige jaarrekeningen over de afgelopen jaren laten per balansdatum de volgende standen van de onderhanden projecten zien: 2011 € 3.500, 2012 € 23.317, 2013 € 0 en 2014 € 0.

Er is geen projectadministratie aanwezig op grond waarvan de stand van de onderhanden projecten valt af te leiden en objectief kan worden vastgesteld. Een projectadministratie is bij deze typologie bedrijven onontbeerlijk.

Er is voor ons geen toereikende informatie ter beschikking op basis waarvan de stand van de onderhanden projecten objectief bepaald kan worden.

Dit neemt niet weg dat er geen onderhanden projecten per balansdatum kunnen zijn.
(…).
16. Ondanks het feit dat wij hier weer kunnen verwijzen naar 1.D., waarin wij aangeven dat niet wij maar de rechter moet beslissen inzage te verlenen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , willen wij hier wel reageren op de opmerking dat “ [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zou moeten opdraaien voor de helft van een negatief ING banksaldo van € 56.166”. Zoals aangegeven onder de toelichting bij opmerking 14. blijft er na het te gelde maken van materiële vaste activa, het ontvangen van debiteuren en het betalen van schulden € 4.539 aan banksaldo over. Echter de materiele vaste activa zijn niet te gelde gemaakt en de schuld aan de ING is niet afgelost. Verder verwijs ik hier naar de vereffening welke onder opmerking 17. verder is toegelicht. Ten overvloede bevestigen wij dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit alleen kan verifiëren indien hij inzage krijgt in de administratie en fysieke documenten.
(…).
21. Ik mag constateren dat wij het allemaal met elkaar eens zijn dat de onderneming niet is voortgezet en dat het opnemen van goodwill op de slotbalans geen invloed heeft op de vereffening (beiden hebben hier 50% belang).’
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, zoals in het vonnis van 19 augustus 2020 is opgedragen, een accountant ingeschakeld, te weten accountant mr. drs. F. Warlich AA RB (hierna: Warlich). Warlich heeft op 8 december 2020 een rapportage uitgebracht. Hieruit blijkt dat het bevolen onderzoek plaats heeft gevonden op 24 september 2020 ten kantore van Du Roi Accountants Belastingadviseurs en IT-Auditors te Heerlen, in de aanwezigheid van de deskundige en
M. Krutzen AA. In deze rapportage van Warlich staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
‘(…).
4. Bevindingen DEEL I
(…).
6. Ter zake het project 2014.650RJJD (offerte 2014) betreffende de heer [naam 2] te
[plaats] is in 2015 een factuur ad € 21.500 ex btw verstuurd en blijkt uit een interne
specificatie sprake van een marge (omzet minus inkoop minus werk derden) 2015 op dit
project ad € 8.002,07. Deze winst ad € 8.002,07 in 2015 is door dhr. Grond in zijn
deskundigenrapport geheel toegerekend aan de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
(…).
8. Aan de ING bankrekening [rekeningnummer] is een kredietlimiet verbonden ad
€ 55.000. De rente bedraagt 3% boven de ING basisrente van 4% (vanaf 28-10-2014). De
kredietprovisie bedraagt 0,375% over het hoogste van het hoogste debetsaldo en de hoogste
limiet per kwartaal.
Gelet op de hiervoor vermelde bevindingen ben ik van mening dat deskundige Grond NIET
alle noodzakelijke en/of relevante gegevens uit de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft
gehaald, én dat bepaalde gegevensnietin zijn rapportage zijn gebruikt c.q. zijn verwerkt.
(…).
Verder heeft de heer Grondwelbepaalde nagekomenkostenin 2015 en verder zoals
verzekeringen, automatiseringskosten Exact, rente-en bankkosten ING, rente lease
Santander voor 50% ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gebracht maar heeft de heer Grond de
winst c.q. marge m.b.t. de facturen 2015 in de range 1047-1059 ad € 56.359 geheel
toegerekend aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze facturen stonden op naam van de “oude” VOF.
Althans men heeft van deopbrengstengeen toerekening gedaan aan de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
Uit het project heer [naam 2] te [plaats] in 2015 blijkt bijvoorbeeld – volgens een
in de overhandigde administratie aanwezige specificatie – sprake te zijn van een marge ad
€ 8.002,07 op een verkoopfactuur ad € 21.500 ex btw.
Visie de heer Grond / Krutzen I (tijdens het onderzoek)
(…).
Omtrent het feit dat de opbrengsten vanaf 2015 door de heer Grond in diens rapportage
integraal zijn toegerekend aan de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , is door de heer Grond in het gesprek
van 24 september 2020 niet verder op ingegaan. De opbrengsten zijn als privé-storting van
de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwerkt.
Betreffende de kosten van verzekeringen heeft Grond beargumenteerd dat hij zich kan
voorstellen dat zolang de casus niet is afgewikkeld, je de kosten van de risico’s zoals
aansprakelijkheid wilt laten lopen op de oude VOF (en dan dus ieder 50/50).
Visie de heer Grond / Krutzen II, nawoord
In het kader van de opdracht van de rechtbank, zijn de genoemde feiten 2 t/m 8 weliswaar mogelijk ook door dhr. Grond bij de uitvoering geconstateerd, maar waren deze feiten en/of omstandigheden volgens hem niet voor hem in die mate relevant voor het eindrapport om deze te vermelden.
Ook was van het gestelde onder punt 6. geen specificatie ingesloten.
“Voor zover alle opbrengsten vanaf 2015 (…) gerealiseerd zijn door de nieuwe VOF van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , hebben wij deze niet toegerekend aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , maar buiten de vereffening gelaten. “Toerekenen aan” geeft toch een andere weergave dan “buiten de vereffening gelaten”.
Voorts zouden alle opbrengsten als privé storting zijn verantwoord. De benoemde privé stortingen betreffen de aanzuivering van het saldo door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Wij hebben geen zaken toegerekend aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De facturen 2015 hebben wij niet opgenomen in de vereffening vanwege het punt dat niet duidelijk is dat deze toegerekend dienen te worden aan de “oude” V.O.F. Wellicht verschillen wij hier van mening cq interpreteren wij dit anders. Zoals vermeld is er geen projectadministratie van de V.O.F. voorhanden.
Van het door jou vermeld bedrag kopiefacturen 2015 in de range 1047-1059 ad € 56.359 is geen onderbouwing als bijlage, dus kunnen wij hier geen oordeel over geven.”
REACTIE OP VISIE GROND / KRUTZEN TERZAKE BEVINDINGEN 1 T/M 8
Het is veeleer kwestie van sementiek of “toerekenen aan” een andere weergave representeert dan “buiten de vereffening gelaten”.
Feitelijk zijn de uitgaven én de inkomsten die niet specifiek / direct aan de (oude) VOF, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn te koppelen (zoals de verkoopfacturen in de range 1047-1059 en diverse betaalde inkoopfacturen in 2015) verwerkt als mutatie “kapitaalrekening [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ”(bijlage E bij rapportage Grond). Het betreft zogenaamde niet-benoemde mutaties die buiten de vereffening zijn gelaten.
Per e-mail van 23 oktober 2020 wordt dit door dhr. Grond onderkend, met de opmerking dat per saldo een negatief bedrag ad € 9.208 in mindering is gebracht als opname op de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Nu, omdat via de ING in 2015 ook onkosten en inkoopfacturen m.b.t. de nieuwe VOF zijn betaald, is het saldo van de niet-benoemde mutaties inderdaad negatief € 9.208, maar dat doet niet af dat verkoopfacturen in de range 1047-1059 dus zijn gemuteerd / gesaldeerd op de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Gelet op de opmerking / impliciet verzoek van de heer Grond is de onderbouwing van het bedrag ad € 56.359 (…) alsbijlage A1ingesloten, met daarbij een tweetal willekeurige facturen 2015 uit de range 1047-1059. Men kan zien hoe de facturen de range 1047-1059 eruitzien.
Idem dito van het gestelde onder punt 6 hiervoor, hiervan is nu een specificatie alsbijlage A2toegevoegd.
De specificatiesA1 en A2zien op facturen onder de naam “ [naam VOF 1] ”, en betreffen derhalve geen privé gegevens van de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , vandaar dat deze bijlagen alsnog zijn toegevoegd aan de rapportage, mede gelet op de opmerkingen van de heren Grond / Krutzen.
(…).
Visie de heer Grond / Krutzen
“(…).
Wat betreft de opmerking bij punt 4: hoewel de facturen op naam van de “oude” V.O.F. staan, zijn deze dan ook door de “oude” V.O.F. uitgevoerd in 2015? Wellicht dient op dit punt nog meer helderheid te worden verschaft door zowel [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .”

5.Bevindingen DEEL II

Verder zijn er tijdens het onderzoek diverse overige punten aan het licht gekomen.

9. Rente lease Santander

Uit het deskundigenbericht van de heer Grond is af te leiden dat de Mercedes Vito is toebedeeld aan de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de Landrover Defender aan de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Aan de Landrover Defender is evenwel een financial leasecontract gekoppeld met Santander Consumer Finance onder nummer F 18846. Dit is gebleken uit het door ons op 25-09-2020 ontvangen leasecontract. Het aflossingsdeel van deze leaseverplichting is door (impliciete) schuldovername c.q. betaalde aflossingen toegevoegd aan het tegoed van de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (zie bijlage B, staat van vereffening bij het deskundigenbericht van dhr. Grond ).
Het rentedeel van deze financial lease wordt echter voor 50% ten laste gebracht van de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (zie bijlage C, kosten VOF 2015-2018 bij het deskundigenbericht van dhr. Grond ).
Nu de Landrover Defender per 31-12-2014 wordt toebedeeld aan de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , en dus ook alle kosten m.b.t. deze auto per deze datum voor rekening en risico dienen te zijn van de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , rijst de vraag waarom de rentelasten m.b.t. deze financiering dan in het rapport van deskundige Grond voor 5% ten laste zijn gebracht van de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
Naast het gestelde n.a.v. de bevindingen 1 t/m 8 wijst deze bevinding verder op “juiste gegevens onjuist verwerkt”.
In het rapport is overigens de wijze van verwerking van de lease (splitsing rente / aflossing) niet expliciet tekstueel toegelicht. Wel is expliciet op pagina 5 van het rapport vermeld dat de aflossing van de VOF lening Santander als een privé storting op de kapitaalrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is verwerkt.
Reactie de heer Grond / Krutzen I, tijdens het onderzoek
Het was inmiddels een tijd terug dat de rapportage is opgemaakt. Ten tijde van het onderzoek op 24 september 2020 wist men niet meer zeker of de lease-overeenkomst was gekoppeld aan de Mercedes Vito dan wel de Landrover Defender.
Verder heeft men hier niet verder bij stilgestaan. Het leasecontract zou men mij nasturen hetgeen op 25-9-2020 is geschied.
Visie de heer Grond / Krutzen II, nawoord
“In wezen heb je hier gelijk. De rentelasten Santander, welke betrekking hebben op de Landrover, moeten dan toegerekend (…) worden aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Echter valt dit ons inziens onder “juiste gegevens, onjuist gebruikt”, zie paragraaf 2.2. vonnis van 19 augustus 2020. De Rechter heeft hierover bepaald dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hier dan al eerder over had kunnen klagen en dus valt dit buiten de opdracht. Althans, zo interpreteren wij dit. Om een en ander te kwantificeren: het betreft een bedrag van € 1.140 dat ten onrechte van ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is gebracht.”
10. Factuur KDL2017-055 d.d. 16-02-2017 van [naam VOF 2] (nieuwe VOF) aan [naam VOF 1] (oude VOF) ad € 1.230,--.Bijlage 5.
In de administratie van [naam VOF 1] (oude VOF) trof ik deze factuur niet
aan. Van de heer Grond heb ik deze factuur per mail d.d. 25-09-2020 verkregen.
De factuur is in de btw-administratie niet verwerkt. Bij de verstuurder is (ten onrechte) geen
btw in rekening gebracht en niet afgedragen aan de fiscus. Bij de ontvanger (de oude VOF)
is geen btw in aftrek gebracht omdat er geen btw is berekend.
De vraag rijst of de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met deze factuur bekend is c.q. had kunnen zijn en
deze factuur akkoord is bevonden door de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Ten eerste omdat deze
factuur eerst in 2017 is opgemaakt, ten tweede omdat de factuur zich niet bevond in de
administratie van de “oude” VOF. De factuur is ook niet betaald via de bankrekening van
de oude VOF.
Deze bevinding verwijst naar de vraag of wel de “juiste gegevens” uit de administratie van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is gehaald. (…).
Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen kennis heeft genomen van de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is de
opstelling (bijlage C kosten VOF 2015-2018 bij het deskundigenbericht van dhr. Grond ) op
dit punt niet duidelijk, er wordt slechts een bedrag genoemd van ad € 1.230 met als
omschrijving door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in privé betaalde kosten “Klander Dakbedekkingen
Limburg”.
Reactie de heer Grond / Krutzen
Ik kan mij voorstellen dat nadat de wegen van de heren gescheiden zijn over en weer geen
akkoord voor welke kosten dan ook worden gegeven. Wel vinden wij dat de factuur duidelijk
gespecificeerd is en de in rekening gebrachte uren en tarieven reëel lijken. Mocht [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
Klander niet opgetreden hebben in deze zou de VOF waarschijnlijk nog grotere financiële
schade hebben opgelopen. Constatering ter zake de BTW is juist maar ons inziens niet echt
relevant voor de verdeling van de boedel. [naam VOF 2] had BTW
in rekening moeten brengen en afdragen maar dat is een “probleem” voor [naam VOF 2]
.
Visie de heer Grond / Krutzen II, nawoord
“Wat betreft punt 10: inzake factuur aan “oude” V.O.F.: dit hebben wij voldoende
toegelicht naar onze mening. De gegevens zijn wel juist vermeld en we hebben niet voor elke
afzonderlijkepost gevraagd of beide partijen hiermee akkoord zijn dan wel dat zij dit
betwisten. Dit had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kunnen betwisten in zijn conclusie na zijn
deskundigenbericht.“

11. Rente ING, mutaties ING, kredietfaciliteit ING

(…).
De kredietfaciliteit / ruimte van de ING heeft de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mede aangewend t.b.v. betalingen en ontvangsten met betrekking tot zijn “nieuwe” VOF. Ook is de kredietfaciliteit / kredietruimte van de ING aangewend voor de inkoopbetalingen en ontvangsten m.b.t. de aanwezige kopiefacturen 2015 in de range nr. 1047-1059 die alleen zijn toegerekend aan dhr. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
De rentelasten 2015-2018 m.b.t. ING bankrekening [rekeningnummer] 23 ad € 20.419,23 is door de heer Grond tussen de heren [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelijkelijk verdeeld.
Dit terwijl de rekening-courant ruimte vanaf 2015 de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verder of mede in staat heeft gesteld bepaalde uitgaven te doen c.q. ontvangsten faciliteren.
(…).
Aan de ING bankrekening [rekeningnummer] 23 is een kredietlimiet verbonden ad € 55.000. De rente bedraagt 3% boven de ING basisrente van 4% (vanaf 28-10-2014). De kredietprovisie bedraagt 0,375% over het hoogste (…) debetsaldo en de hoogste limiet per kwartaal.
De vraag rijst of de 50-50 verdeling van de rente ad € 20.419,23 in onderhavig geval sowieso wel juist is (juiste rentebedrag onjuist gebruikt) én de vraag kan worden gesteld of de juiste rentegegevens zijn gehanteerd.
(…).
Reactie de heer Grond / Krutzen
Men is destijds niet zo diep in detail getreden m.b.t. rente en bankrekening. Een juiste, gedetailleerde toerekening zou dan een diepgravender onderzoek vergen.
Visie de heer Grond / Krutzen II, nawoord
Wat betreft de renteberekening over het rekening courant krediet: om hier een exacte berekening te maken, zou de hele administratie opnieuw verwerkt dienen te worden. Hieraan dienen dan weer rentestaffels “gehangen” te worden. Verder is er ook geen rekening gehouden met ontvangen bedragen van nieuwe klanten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , waardoor het saldo van het bankkrediet weer daalde. Verder dient ook meegewogen te worden dat de rente telkens ten laste van de bank en het RC krediet verhoogde waardoor ook weer meer rente in rekening werd gebracht, zolang de oude rekening in stand gehouden werd. Dit is dus rente over rente.
REACTIE OP VISIE GROND / KRUTZEN TERZAKE BEVINDING NR. 11
De vraag rijst of “ontvangen bedragen van nieuwe klanten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ” in 2015 door de heer Grond wel juist is verwoord. Betreffen de ontvangsten in 2015 wel nieuwe klanten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , of dienen deze bezien te worden als “oude klanten” van de voormalige VOF?
Het is inderdaad correct dat een exacte rentetoerekening een diepgravender onderzoek vergt.
(…).’

3.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie

3.1.
Bij tussenvonnis van 31 januari 2018 is accountant H.M.J. Grond als deskundige benoemd. Tevens is bepaald dat de deskundige als vereffenaar de v.o.f. zal vereffenen. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de aan de deskundige voor te leggen
vraagstelling. De deskundige heeft vervolgens op 29 november 2018 het deskundigenbericht, tevens zijnde de vereffening, opgesteld.
3.2.
Bij tussenvonnis van 10 juli 2019 heeft de rechtbank bepaald dat de opmerkingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die bij conclusie na deskundigenbericht van 13 februari 2019 en
(19) 20 maart 2019 zijn ingediend, aangemerkt dienen te worden als zijnde de opmerkingen en verzoeken die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wenst in te dienen bij de deskundige. De deskundige heeft, nadat de rechtbank daartoe opdracht had gegeven, op 11 december 2019 gereageerd op de opmerkingen en verzoeken die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn ingediend.
3.3.
In elk geval naar aanleiding van opmerkingen omtrent het beginsel van hoor en wederhoor van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de rechtbank bij vonnis van 10 juli 2020 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alsnog in staat gesteld om aan de hand van een door hem benoemde accountant te contoleren of de deskundige alle noodzakelijke gegevens uit de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehaald en of de deskundige de juiste gegevens daaruit heeft gehaald. De controle mag zich niet over meer uitstrekken.
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, zoals in het vonnis van 19 augustus 2020 is opgedragen, een rapportage van de door hem ingeschakelde accountant Warlich van 8 december 2020 overgelegd. Hieruit blijkt dat het bevolen onderzoek plaats heeft gevonden op
24 september 2020 ten kantore van Du Roi Accountants Belastingadviseurs en IT-Auditors te Heerlen, in de aanwezigheid van de deskundige en M. Krutzen AA.
3.5.
Uit deze rapportage blijkt dat Warlich van mening is dat deskundige Grond niet alle noodzakelijke en/of relevante gegevens uit de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehaald en dat Grond bepaalde gegevens niet in zijn rapportage gebruikt dan wel verwerkt. Deze heeft hij weergegeven in zijn ‘Bevindingen DEEL 1’, ‘Bevindingen DEEL II’ en ‘Bevindingen DEEL III’ van de rapportage.
3.6.
Bij de beoordeling van de rapportages (en het commentaar daarop van partijen) wordt voorop gesteld dat er voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij in zijn beslissing de conclusies waartoe deze deskundige in zijn rapport is gekomen zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (onder meer HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:279).
3.7.
Hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] naar voren heeft gebracht is ontoereikend om te kunnen oordelen dat de deskundige ‘te kort door de bocht is geweest’, dan wel onzorgvuldig en/of partijdig te werk is gegaan. Het onderzoek is uitgevoerd door een door de rechtbank benoemde deskundige, waarvan niet aannemelijk is geworden dat hij niet onafhankelijk van partijen zou zijn. Bij de totstandkoming van het rapport heeft de deskundige partijen naar behoren in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en hij heeft van zijn zienswijze naar aanleiding van die opmerkingen in zijn rapport doen blijken. Voor zover nodig heeft de deskundige op een later tijdstip nog gereageerd op de bevindingen van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ingeschakelde accountant Warlich. Het rapport is dan ook op procedureel juiste wijze tot stand gekomen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ter onderbouwing van zijn twijfel aan de onpartijdigheid van de deskundige onder meer naar voren gebracht dat de echtgenote van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanwezig was bij het onderzoek ter plaatse terwijl zij ook werkzaam was in de v.o.f. van partijen. Deze twijfel is naar het oordeel van de rechtbank niet gerechtvaardigd nu de deskundige in zijn reactie van 11 december 2019, zoals geciteerd onder r.o. 2.2., heeft aangegeven dat sprake is geweest van een “boekenonderzoek door een accountant” welk onderzoek conform de leidraad deskundigen in civiele zaken is verricht zonder partijen in de gelegenheid te stellen bij dit onderzoek aanwezig te zijn, waarbij is gewaarborgd dat niets is besproken met de echtgenote van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Ook de stelling dat de deskundige ‘te kort door de bocht’ zou zijn geweest, kan niet worden gevolgd nu de deskundige inzichtelijk heeft weergegeven hoe hij tot zijn berekeningen is gekomen.
De stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat uit de rapportage van Warlich blijkt dat deskundige Grond niet alle noodzakelijke en/of relevante gegevens uit de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehaald en dat Grond bepaalde gegevens niet in zijn rapportage heeft gebruikt dan wel verwerkt, komt hierna, waar noodzakelijk, aan de orde.
Ten aanzien van de opbrengsten vanaf 2015 (facturen 2015 range 1047-1059 en project 2014.650RJJD ( [naam 2] te [plaats] )
3.8.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek van Warlich is gebleken dat van bepaalde werkzaamheden in 2015 geen ‘toerekening’ is gedaan aan hem, zoals de factuur die betrekking heeft op de heer [naam 2] en de facturen 2015 in de range 1047-1059 ad € 56.359,00. Deskundige Grond heeft als reactie hierop aangegeven dat voor zover alle opbrengsten vanaf 2015 door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn gerealiseerd, deze buiten de vereffening zijn gelaten. Gelet op het gegeven dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn stellingen niet concreet nader heeft onderbouwd, in die zin dat hij heeft aangegeven aan welke projecten hij welke werkzaamheden zou hebben verricht en waarvan de opbrengsten en kosten moeten vallen binnen het bereik van de vereffening, ziet de rechtbank, gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing, geen aanleiding om van het deskundigenbericht af te wijken. In dit kader wordt nog opgemerkt dat ontbindings- en peildatum van de v.o.f. 31 december 2014 is (zie rov. 4.7 vonnis 19 juli 2017).
Ten aanzien van de kosten verbonden aan de kredietlimiet ING en verzekeringen
3.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder naar voren gebracht dat de deskundige bepaalde nagekomen kosten in 2015, zoals verzekeringen en de aan de ING betaalde rente- en bankkosten, ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gebracht. Deskundige Grond heeft laten weten hieraan ten grondslag te hebben gelegd dat het voorstelbaar is dat, zolang de vereffening van de v.o.f. niet is afgewikkeld, de kosten van de risico’s, zoals aansprakelijkheid van de oude v.o.f., ieder voor 50%, door partijen dienen te worden gedragen. Voorts heeft de deskundige opgemerkt dat indien voor de renteberekening over het rekening-courant krediet een exacte berekening zou moeten worden gemaakt, de hele administratie opnieuw verwerkt zou moeten worden. Hieraan dienen dan weer rentestaffels ‘gehangen’ te worden. Verder is er ook geen rekening gehouden met ontvangen bedragen van nieuwe klanten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , waardoor het saldo van het bankkrediet weer zou dalen volgens de deskundige. Verder dient volgens de deskundige ook meegewogen te worden dat de rente telkens met zich bracht dat het rekening-courant krediet verhoogde, waardoor ook weer meer rente in rekening werd gebracht, zolang de oude rekening in stand gehouden werd. De rechtbank ziet in hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in dit kader naar voren heeft gebracht, mede gelet op de nadere onderbouwing van de deskundige, geen aanleiding af te wijken van het deskundigenbericht. Het is verder niet gebleken dat de berekening van de deskundige tot noemenswaardig voordeel leidt bij slechts 1 partij.
Factuur rente lease Santander
3.10.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat nu de Landrover Defender per 31 december 2014 ingevolge de vereffening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt toebedeeld, ook alle kosten voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dienen te komen. Uit de rapportage van Warlich blijkt dat dit niet is gebeurd en dat deskundige Grond deze kosten voor 50% voor rekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gebracht. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft als verweer naar voren gebracht dat dit punt geen betrekking heeft op het uitgangspunt of de noodzakelijke en juiste gegevens uit de administratie, welke bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn ingezien, door de deskundige er uit zijn gehaald.
3.11.
Deskundige Grond heeft als reactie op deze bevinding door Warlich laten weten dat hier verder niet meer bij is stilgestaan. Het leasecontract is door partijen, nadat het onderzoek door de deskundige op 24 september 2020 had plaatsgevonden, op 25 september 2020 nagestuurd. De deskundige geeft aan dat bij de vereffening, ondanks het gegeven dat het leasecontract is nagestuurd, ten onrechte geen rekening is gehouden met het bedrag van
€ 1.140,00 dat ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is gebracht. De rechtbank ziet hierin aanleiding op dit punt af te wijken van het eerder opgemaakte deskundigenrapport en zal derhalve bepalen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 1.140,00 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te voldoen inzake overbedeling bij de vereffening.
Factuur KDL2017-055 van 16 februari 2017 ter hoogte van € 1.230,00
3.12.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder naar voren gebracht dat Warlich is gebleken dat [naam VOF 1] de factuur KDL2017-055, gericht aan [naam VOF 1] , ten onrechte niet in de btw-registratie heeft verwerkt. Dat wil zeggen dat bij [naam VOF 1] ten onrechte geen btw in rekening is gebracht en derhalve niet aan de fiscus is afgedragen.
3.13.
Deskundige Grond heeft laten weten dat voormelde factuur duidelijk gespecificeerd is en de in rekening gebrachte uren en tarieven reëel lijken. Voorts geeft hij aan dat de constatering inzake de btw juist is, maar niet relevant is voor de verdeling van de boedel. De rechtbank ziet in hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] naar voren heeft gebracht geen aanleiding van het deskundigenbericht af te wijken. Hij heeft immers niet voldoende duidelijk aangegeven tot welk voldoende significant ander resultaat een en ander leidt noch heeft hij verduidelijkt waarin hij precies wordt benadeeld.
Voortzetting en goodwill
3.14.
De opmerkingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die betrekking hebben op het standpunt van Warlich dat er sprake is van een voortzetting van de onderneming door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en dat gelet hierop goodwill dient te worden berekend, zullen niet worden meegenomen nu de rechtbank bij vonnis van 19 juli 2017 reeds heeft overwogen dat beide partijen hebben verklaard dat zij de v.o.f niet toegedeeld wensen te krijgen, maar dat het vermogen hiervan vereffend dient te worden.
3.15.
Indien, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de v.o.f. na haar beëindiging welbewust niet heeft voortgezet, maar in plaats daarvan haar dakdekkersactiviteiten in een andere, daartoe onmiddellijk na de beëindiging van de v.o.f. opgerichte vennootschap heeft voortgezet, terwijl deze vennootschap feitelijk geen ander doel had dan de overname van het klantenbestand van de v.o.f., had het op de weg van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegen dienaangaande een vordering te formuleren, althans in ieder geval aan die stelling een rechtsgevolg te verbinden. Nu hij dit heeft nagelaten, zal de rechtbank deze stelling verder onbesproken laten.
3.16.
Al met al ziet de rechtbank, behalve ten aanzien van de kosten Santander zoals hiervoor overwogen, geen aanleiding om aan de uitkomsten van de deskundige te twijfelen en zij neemt deze over en maakt deze tot het hare.
Vereffening en verdeling
3.17.
Bij de ontbinding van de v.o.f. moet de v.o.f. worden vereffend en moet de voor verdeling vatbare gemeenschap worden verdeeld. In het kader van de vereffening moeten de zaken van de v.o.f. worden afgewikkeld en eventuele schuldeisers worden voldaan. Bij een en ander moet in acht worden genomen artikel 3:185 BW waarin, kort gezegd, staat dat als deelgenoten geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling, de rechtbank de verdeling vaststelt.
3.18.
De rechtbank stelt vast dat, zoals uit het deskundigenbericht blijkt, de deskundige als vereffenaar de v.o.f.. reeds heeft vereffend. De deskundige verwijst daartoe naar bijlage B van het deskundigenrapport, te weten de staat van vereffening. De rechtbank volgt deze staat van vereffening. Zij is voldoende onderbouwd en inzichtelijk. Het standpunt van beide partijen dat de v.o.f. een positief vermogen kent en een significante waarde vertegenwoordigt, vindt geen steun in de door de deskundige aan licht gebrachte cijfers. Na vereffening blijft een restantschuld aan de Rabobank en de ING Bank over.
3.19.
Conform de staat van vereffening bedraagt de restantschuld aan de ING Bank en de Rabobank in totaal € 56.166,00. De deskundige heeft op basis van de jaarrekening over het jaar 2013, rekening houdend met de kosten die beide vennoten privé hebben betaald en met de regeling van [naam 1] , berekend dat als gevolg van de vereffening hiervan een bedrag van € 19.392,00 door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te worden gefinancierd en een bedrag van € 36.774,00 door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te worden gefinancierd.
3.20.
De deskundige heeft als vereffenaar ook de waarde van het inventaris ten aanzien van de vaste activa (inventaris en vervoermiddelen) betrokken en meegenomen in de vereffening. De deskundige heeft de waarde van de vaste activa, zoals deze in het bezit zijn van beide afzonderlijke partijen, derhalve meegenomen in de onderlinge correctie. Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de zaken blijven houden die zij thans onder zich houden.
Vordering I in conventie
3.21.
De rechtbank heeft in r.o. 4.5. van het tussenvonnis van 19 juli 2017 overwogen dat de opzegging rechtsgeldig is geschied tegen het einde van het boekjaar 2014, te weten 31 december 2014. Tevens staat vast dat beide partijen de v.o.f. niet toegedeeld wensen te krijgen. Gelet hierop zal het onder I gevorderde worden toegewezen.
Vordering II en III in conventie
3.22.
De onder II. en III. ingestelde vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zullen worden afgewezen, nu er na vereffening van de ontbonden v.o.f. geen te verdelen vermogen over blijft. De schulden die na vereffening resteren kunnen niet worden verdeeld aangezien een schuld geen goed is in de zin van de wet en voor de overgang van schulden de medewerking nodig is van de crediteur.
Vordering IV in conventie en subsidiaire vordering in reconventie
3.23.
Bij gebrek aan belang zal de subsidiaire vordering tot benoeming van een vereffenaar van het vennootschapsvermogen worden afgewezen. Het vennootschapsvermogen is immers reeds vereffend door de deskundige als vereffenaar.
Vordering overbedeling in reconventie
3.24.
De vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 95.478,00 aan hem wegens overbedeling, zal behoudens het onder r.o. 3.11. genoemde bedrag van € 1.140,00 worden afgewezen nu de vereffenaar reeds alle privé-onttrekkingen, privé-stortingen en /of andere correcties van partijen in de vereffening heeft meegenomen.
Vordering overtreding in reconventie
3.25.
De vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van € 5.000,00 op grond van het bepaalde in artikel 4.2. van de vennootschapsovereenkomst nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met ingang van 13 april 2015 een nieuwe vennootschap onder firma heeft opgericht, wordt afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , heeft, zoals door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesteld, pas op 13 april 2015 een nieuwe vennootschap opgericht. Dit is na de ontbindingsdatum van de gemeenschappelijke v.o.f. van 31 december 2014.
Vordering noodzakelijk inzicht internetbankieren in reconventie
3.26.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft inzage in de boekhouding en toegang tot het internetbankieren gevorderd teneinde het noodzakelijke inzicht in de boekhouding te verkrijgen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het gegeven dat accountant Warlich inzage in de boekhouding heeft gehad namens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en daarbij in de gelegenheid is gesteld te contoleren of de deskundige alle noodzakelijke gegevens uit de administratie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gehaald en of de deskundige de juiste gegevens daaruit heeft gehaald, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans geen belang meer heeft bij deze vordering. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Vordering V in conventie en vordering proceskosten in reconventie
3.27.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kosten die elke partij heeft voorgeschoten in het kader van enig deskundigenonderzoek, blijven voor rekening van die partij.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
verklaart voor recht dat de v.o.f.. is beëindigd met ingang van 1 januari 2015,
4.2.
stelt vast dat de deskundige als vereffenaar de v.o.f. heeft vereffend,
4.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
stelt vast dat de deskundige als vereffenaar de v.o.f. heeft vereffend,
4.6.
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 1.140,00 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te voldoen en veroordeelt hem uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van dit bedrag,
4.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op
11 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AP