Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het “proces-verbaal uitspraak” van de kantonrechter van 15 april 2021,
- de rolverwijzingen van 26 mei 2021 en 9 juni 2021, telkens voor stellen advocaat (punt 3.7 rolreglement).
Rechtbank Limburg
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 21 juli 2021 vonnis gewezen in de zaak tussen eiser en gedaagde. Eiser, die niet verschenen was, had een vordering ingediend, maar heeft nagelaten een advocaat te stellen na verwijzing naar de handelskamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de basisregel van procesrecht vereist dat proceshandelingen door een advocaat worden verricht. Aangezien eiser geen advocaat heeft gesteld, is hij niet rechtsgeldig verschenen. De rechtbank heeft de vordering van eiser niet inhoudelijk beoordeeld, omdat hij geen blijk heeft gegeven van de intentie om te verschijnen en geen advocaat heeft gesteld. Dit leidt tot de conclusie dat de meest praktische oplossing is om gedaagde ontslag van instantie te verlenen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.148,--. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.