ECLI:NL:RBLIM:2021:5825

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
03.271177.20 + 03.135736.20 + 03.700113.17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoekswensen en voorlopige hechtenis in strafzaak met betrekking tot Encrochat-gegevens

Op 19 juli 2021 vond een zitting plaats in de strafzaak tegen de verdachte, die gedetineerd was in P.I. Sittard. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 03.271177.20, en is gerelateerd aan het onderzoek AALSCHOL, dat in mei 2020 van start ging. Tijdens de zitting werden onderzoekswensen van de verdediging besproken, waaronder verzoeken om toevoeging van Franse juridische stukken en een bandopname van een verhoor. De officier van justitie voerde aan dat een Duitse uitspraak geen invloed heeft op de Nederlandse strafzaak en dat de Franse stukken niet aan het dossier toegevoegd kunnen worden vanwege het vertrouwensbeginsel. De rechtbank besloot de voorlopige hechtenis van de verdachte niet op te heffen, gezien de ernstige bezwaren en de maatschappelijke impact van de zaak. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging deels toegewezen, waaronder de toevoeging van een dataset van Encrochat-gesprekken, en heeft de zitting geschorst tot een latere datum voor verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.271177.20 + 03.135736.20 + 03.700113.17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van 13 juli 2021 en 19 juli 2021

DAG 1: 13 juli 2021

Al hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht en is verklaard, is in dit proces-verbaal zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Tegenwoordig als:
rechters : mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W.T.H. Peute,
griffier : mr. M.J.M. Penders,
officier van justitie : mr. J.S. Valentijn-Engels en mr. S. Josephs.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte is ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter stelt de identiteit van de verdachte vast. Hij antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard, Op de Geer 1.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
De zaak onder parketnummer 03.271177.20 wordt gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.303635.20. Naast de genoemde zaak tegen de verdachte worden tevens de zaken onder de parketnummers 03.135736.20 + 03.700113.17 tegen de verdachte gelijktijdig behandeld.
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing op
6 juli 2021 bevond.
De officier van justitie draagt de zaken voor.
In de tenlastelegging onder parketnummer 03.271177.20 is voor de opgave van de feiten volstaan met een omschrijving als bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Om die opgave alsnog in overeenstemming te brengen met de in de leden 1 en 2 van dat artikel gestelde eisen legt de officier van justitie de inhoud van de door haar noodzakelijk geachte nadere omschrijving schriftelijk aan de rechtbank over met vordering dat die nadere omschrijving zal worden toegelaten.
De raadvrouw heeft desgevraagd geen bezwaar tegen de vordering. Het onderzoek kan worden voortgezet.
De rechtbank zal haar beslissing over de vordering later meedelen.
De voorzitter deelt mede dat sinds de vorige zitting op 6 juli 2021 de navolgende stukken zijn ingebracht door de verdediging in de zaak met parketnummer 03.271177.20:
Vonnis Ambtsgericht Berlin d.d. 1 juli 2021;
Nederlandse vertaling van dit Duitse vonnis;
Tussenvonnis rechtbank Oost-Brabant d.d. 8 juli 2021 (ECLI:NL:RBOBR:2021:3249).
De raadsvrouw deelt desgevraagd mede dat zij -gelet op de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie omtrent de Encrochat-materie- naast hetgeen reeds in de schriftelijke ronde naar voren is gebracht aanvullende onderzoekswensen heeft. De raadsvrouw krijgt de gelegenheid de onderzoekswensen toe te lichten. Zij verzoekt de op 30 januari 2020 uitgevaardigde Franse besluiten en de hieraan ten grondslag liggende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie aan het dossier toe te voegen, de bandopname van het verhoor van de verdachte op 28 oktober 2020 (VHR-2020-10-520583) en de completering van de Encrochatgesprekken met de gesprekken van 18, 19 en 20 mei 2020. De pleitnota waarin de schriftelijke standpunten van de verdediging zijn opgenomen wordt aan de rechtbank overgelegd. De inhoud van de pleitnota wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. (Noot griffier: de pleitnota wordt aan dit proces-verbaal gehecht).
De raadsvrouw verzoekt vervolgens opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. De schriftelijke standpunten hieromtrent zijn opgenomen in de hiervoor vermelde pleitnota. De inhoud van de pleitnota wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De rechtbank onderbreekt voor korte tijd het onderzoek ter terechtzitting teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich te beraden over de onderzoekswensen van de verdediging.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting en geeft terstond de officier van justitie het woord.
De officier van justitie deelt het volgende mede:
Duitse uitspraak
Een willekeurige uitspraak van een Duitse rechter kan niet van invloed zijn op een Nederlandse strafzaak. De uitspraak heeft geen rechtskracht in een concrete Nederlandse strafzaak. Enkel uitspraken van het EHRM en het Hof van Justitie in Luxemburg hebben directe werking. Ik merk overigens op dat in Duitsland tegen de bedoelde uitspraak hoger beroep is ingesteld. Daarnaast wordt opgemerkt dat er in een concrete Nederlandse strafzaak geen plaats is voor een studie naar Europese rechtsvergelijking. Overigens verschilt de ingebrachte Duitse zaak met de Nederlandse. In tegenstelling tot in Duitsland heeft in Nederland wel een voorafgaande rechterlijke toetsing plaatsgevonden. Kortom: het Duitse vonnis is niet relevant voor deze zaak.
Franse stukken
Volgens de verdediging zou het Ambtsgericht Berlin de beschikking hebben gehad over Franse besluiten en onderliggende verzoeken van het Franse openbaar ministerie van
30 januari 2020. De verdediging verzoekt thans toevoeging van die stukken in deze zaak, omdat dit blijkbaar relevante stukken zijn waar wij in Nederland niet over beschikken. Ik stel me op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. We weten niet wat in die stukken staat. Ze maken kennelijk deel uit van een Duits strafrechtelijk onderzoek. We weten evenmin op welke wijze de stukken in Duitsland zijn verkregen. De vraag is welke rol deze stukken kunnen spelen bij het bepalen van de rechtmatigheid van het onderzoek in 26Lemont. Het is niet de bedoeling dat via een omweg de rechtmatigheid van het Franse onderzoek wordt getoetst. Op basis van het vertrouwensbeginsel behoeft niet te worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het meergenoemde Franse onderzoek.
Het verhoor van verdachte van 28 oktober 2020
Ik verzet me niet tegen het verzoek van de verdediging tot toevoeging aan het dossier van de bandopname van het verhoor van de verdachte van 28 oktober 2020, auditief geregistreerd onder nummer: VRH-2020-10-520583.
Dataset Encrochatgesprekken
De verdediging verzoekt om een complete dataset, die op een goed leesbare wijze te bestuderen is. Ik ben bereid om aan dit verzoek te voldoen en daartoe met de verdediging in contact te treden om hun vragen ter zake (telefonisch dan wel schriftelijk) te beantwoorden.
Voorlopige hechtenis
De ernstige bezwaren ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03.271177.20 zijn nog onverkort aanwezig. De verdachte wenst geen verklaring af te leggen over het witwassen. De overgelegde bankafschriften zien niet op het aantreffen van het bedrag van 13.800 euro in oktober 2020. De bankafschriften zien op de periode van maart t/m mei 2020. De gronden zijn eveneens onverkort aanwezig. De schokgrond geldt nog. Er bestaat nog immer voldoende belangstelling van de pers voor deze zaak. Er werd een liquidatie voorbereid. Het betreft een zeer ernstig feit. Het valt niet uit te leggen aan de maatschappij wanneer een verdachte van een zulk ernstig feit op vrije voeten wordt gesteld. Er zijn geen bijzondere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden aangetoond die een schorsing zouden rechtvaardigen. De recidivegrond is tevens nog onverkort aanwezig. Nadat de verdachte op vrije voeten kwam in de zaak met parketnummer 03.135736.20 heeft hij snel veel geld gegenereerd en een zeer dure Rolex in zijn bezit gekregen. De verdachte zwijgt daarover. De verdachte is niet in staat om zich te onttrekken aan het criminele milieu. Er is geen enkele vorm van zelfreflectie te bespeuren bij verdachte.
De raadsvrouw voert het woord bij repliek:
Ik herken het standpunt van de officier van justitie over de Duitse uitspraak. De reactie komt voort uit de schriftelijke reactie van het Landelijke Parket van 9 juli 2021. Het doel van Encrochat is volgens de Duitse rechter: ‘het aanpakken van de individuele gebruikers’. De machtiging van de rechter-commissaris van 27 maart 2020 ziet daar niet op. Die ziet enkel op het verwerken van de gegevens uit Frankrijk, niet op het vergaren van informatie in Frankrijk. Na de verzameling van de gegevens is er als het ware een individuele verdeling gecreëerd.
Desgevraagd heeft de verdachte niets toe te voegen aan het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank deelt bij monde van de voorzitter mede dat de beslissingen met betrekking tot de onderzoekswensen en de verzoeken omtrent de voorlopige hechtenis op maandag 19 juli 2021 te 13.00 uur worden medegedeeld. Het onderzoek wordt onderbroken tot voormelde datum en tijdstip.
De verdachte geeft desgevraagd te kennen afstand te doen van zijn recht om op 19 juli 2021 ter terechtzitting aanwezig te zijn.

DAG 2: 19 juli 2021

Tegenwoordig als:
rechters : mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W.T.H. Peute,
griffier : mr. M.J.M. Penders,
officier van justitie : mr. Valentijn-Engels en mr. S. Josephs.
Het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat.
De verdachte is niet verschenen. De raadsvrouw van de verdachte mr. F.A.G.M. Landerloo is evenmin ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank deelt bij monde van de voorzitter het volgende mede.
Op de zitting van 14 januari 2021 heeft de raadsvrouw onderzoekswensen ingediend.
De officier van justitie heeft op 1 maart 2021 schriftelijk gereageerd.
Op 6 april 2021 zijn aanvullende onderzoekswensen door de verdediging ingediend.
Op de zitting van 14 april 2021 heeft de rechtbank een schriftelijke ronde gelast.
De officier van justitie heeft op 4 mei 2021 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen van de raadsvrouw van 6 april 2021.
Op 25 mei 2021 heeft de raadsvrouw daarop weer een schriftelijk standpunt ingenomen.
Op 2 juni 2021 heeft de officier van justitie schriftelijk laten weten geen nieuwe feiten en omstandigheden te hebben opgemerkt die nopen tot het innemen van een nader standpunt.
Vandaag zullen tijdens deze zitting de beslissingen van de rechtbank op de tot dusver voorliggende onderzoekswensen worden medegedeeld.
De voorzitter merkt hierbij op dat de rechtbank enkel integraal zal ingaan op de
aanvullende onderzoekswensen van de verdediging die ter zitting van 13 juli 2021naar voren zijn gebracht. De rechtbank zal ten aanzien van de overige onderzoekswensen die in eerdere stadia zijn ingediend volstaan met een verwijzing naar de beslissingen daaromtrent in het onderzoek UNAKIET. Die beslissingen op de gelijkluidende onderzoekswensen zijn gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2021:5394. De rechtbank heeft naar aanleiding van de zitting van 13 juli 2021 geen aanleiding gevonden om de beslissingen in de zaak UNAKIET te heroverwegen.
De rechtbank deelt vervolgens bij monde van haar voorzitter het volgende mede.
Inleiding
Het onderzoek AALSCHOL is in mei 2020 van start gegaan. Tijdens dit onderzoek zijn meerdere bijzonder opsporingsbevoegdheden ingezet. Blijkens de inhoud van het procesdossier is toestemming verleend om gegevens uit het onderzoek 26Lemont te delen met het onderzoeksteam van het onderzoek AALSCHOL. Daarbij gaat het om chatberichten die volgens de politie door de verdachte de medeverdachten zijn gevoerd met gebruik van de Encrochat-applicatie. De verdediging heeft verzocht om stukken aan het dossier toe te voegen over de verkrijging en verwerking van deze Encrochat-gegevens.
In de periode van 1 april 2020 en 14 juni 2020 hebben de Franse autoriteiten door middel van een interceptie-tool op de servers van het bedrijf Encrochat gegevens verkregen onder meer van berichten van gebruikers van de telefoons voorzien van de Encrochat
-applicatie. Deze gegevens zijn op grond van een JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland die begin 2020 is gesloten, door Frankrijk gedeeld met Nederland voor het onderzoek 26Lemont. In dit onderzoek heeft de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam in maart 2020 op vordering van het openbaar ministerie onder een aantal voorwaarden een machtiging verleend voor het gebruik van de Encrochat-gegevens. Door de rechter-commissaris is reeds op voorhand onder ogen gezien dat er toetsing mogelijk moet zijn voor procespartijen om te bezien op grond waarvan berichten van een persoon nader zijn geanalyseerd en in verband zijn gebracht met een (soms later) geïdentificeerd georganiseerd verband zoals bedoeld in artikel 126uba juncto 126o WvSv. Eén van die voorwaarden verbonden aan die machtiging is dat de vergaarde informatie na onderzoek aangeboden wordt aan de rechter-commissaris die zal controleren wat de inhoud, omvang en relatie is tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten. Voor opsporingsonderzoeken die niet behoren tot die welke op de reeds voor aanvang van de inzet van het middel op de aan de rechter-commissaris overhandigde lijst, zal de informatie slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken of misdrijven met een terroristisch oogmerk. De rechter-commissaris heeft de werkwijze in een proces-verbaal van 20 september 2020 verduidelijkt:
“Afgezien van de reeds op 1 april 2020 op de lijst van onderzoeken geplaatste onderzoeken,
zijn onderzoeken toegevoegd aan de lijst nadat die onderzoeken schriftelijk (per e-mail) aan
mij zijn gepresenteerd of beschreven, waarna ik telkens schriftelijk (per e-mail)
toestemming heb verleend. In enkele gevallen toestemming heb ik geweigerd om informatie
ten behoeve van andere onderzoeken Ier beschikking te stellen. Bij de beoordeling heb ik
telkens bezien of het onderzoek ten behoeve waarvan de informatie verstrekt zou moeten
worden, een onderzoek naar verdenking van strafbare als hiervoor bedoeld betreft. Daarbij
is telkens overwogen dat het feiten betreft die in georganiseerd verband worden of werden
gepleegd of zouden worden gepleegd.
De enige uitzonderingen hierop betreffen incidentele verstrekkingen tijdens de 'live fase’
(ten tijde van de inzet van het middel) in zeer spoedeisende situaties en/of zogenoemde
‘threat to life-zaken’ waarin acuut ingrijpen noodzakelijk was gelet op de gerede vrees voor
het leven en/of voor ernstige gezondheidsschade voor personen. Voorts is incidenteel een
uitzondering gemaakt in enkele zaken waarin een groot risico op het zeer vermoedelijk
teloorgaan van bewijsmateriaal binnen korte tijd aannemelijk was. In voornoemde
uitzonderingsgevallen is telefonisch toestemming gevraagd en verleend, waarna schriftelijke
bevestiging dan wel toevoeging aan de lijst van bekende onderzoeken, volgde.”
De beslissingen
In deze zaak hebben schriftelijke procedures plaatsgevonden, waarin de verdediging en de officier van justitie hun standpunten hebben toegelicht. Daarvan heeft de rechtbank kennisgenomen.
De rechtbank zal verwijzen en beslissen overeenkomstig haar beslissingen in de zaak UNAKIET ten aanzien van de onderzoekswensen die betrekking hebben op kort gezegd ‘de verwerving van Encrochatgegevens in Frankrijk’ en ‘het horen van de getuigen’, als op schrift gesteld d.d. 14 januari 2021 respectievelijk op 6 april 2021. De rechtbank wijst die verzoeken af omdat de rechtbank geen reden ziet om het internationaal vertrouwensbeginsel opzij te zetten respectievelijk is het verdedigingsbelang voor het horen van de getuigen onvoldoende gebleken.
De rechtbank wijst toe de volgende op schrift gestelde onderzoekswensen d.d 14 januari 2021, overeenkomstig haar overwegingen in de zaak UNAKIET ter zake:
  • Het toevoegen aan het dossier van het document inhoudende de toets van de rechter-commissaris die ertoe geleid heeft dat de vergaarde informatie uit het onderzoek 26Lemont ter beschikking is gesteld
  • Het toevoegen aan het dossier van het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit onderzoek 26Lemont aangaande de analyse van informatie die gedeeld is met het onderzoeksteam in onderzoek AALSCHOL, die aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd en op basis waarvan de rechter-commissaris heeft getoetst of aan de voorwaarden voor ter beschikkingstelling van de vergaarde informatie is voldaan.
De rechtbank wijst verder toe de volgende op schrift gestelde nadere onderzoekswensen d.d. 13 juli 2021:
  • Het toevoegen aan het dossier van de bandopname van het verhoor van de verdachte op 28 oktober 2020, welk auditief is geregistreerd onder nummer VRH-2020-10-520583;
  • Het toevoegen aan het dossier van een volledige dataset van Encrocatgesprekken die ziet op het onderzoek AALSCHOL, welke dataset ook toegankelijk en goed leesbaar dient te zijn en waarin een goede rubricering kan plaatsvinden.
De rechtbank wijst af het verzoek tot het toevoegen van de op 30 januari 2020 uitgevaardigde Franse besluiten en de hieraan ten grondslag liggende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie, die aan het Ambtsgericht Berlin ter beschikking waren gesteld. De rechtbank ziet vanwege het vertrouwensbeginsel geen reden om deze stukken aan het dossier toe te laten voegen.
Vordering 314a Sv
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en past de tenlastelegging onder parketnummer 03.271177.20 aan zoals in de vordering is omschreven. Deze vordering is aan dit proces-verbaal gehecht en de inhoud hiervan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Voorlopige hechtenis
De voorzitter deelt namens de rechtbank mede dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De ernstige bezwaren voor de feiten onder parketnummer 03.271177.20 zijn nog onverkort aanwezig. Dus ook voor feit 2. De door de verdediging overgelegde bankafschriften zien op de periode van maart t/m mei 2020. Een link naar het aangetroffen bedrag (13.800 euro) in oktober 2020 ziet de rechtbank niet op basis van die stukken. Bovendien heeft de verdachte nog geen enkele verklaring over dit feit afgelegd waar de rechtbank rekening mee kan houden.
Ten aanzien van de gronden is de rechtbank van oordeel dat zowel de zogeheten schokgrond als de recidivegrond nog van toepassing is. Er bestaan ernstige bezwaren tegen de verdachte dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een liquidatie. Dergelijke feiten zijn zeer ernstig. Mede gelet op een aantal zeer recente liquidaties, de maatschappelijke verontwaardiging en verontrusting die deze teweeg hebben gebracht, zou een vrijlating van de verdachte maatschappelijk onverteerbaar zijn. De rechtbank betrekt daarbij ook dat deze zaak zich nog immer op belangstelling van de pers mag rekenen, waardoor er meer dan voldoende concrete redenen zijn te vermoeden dat vrijlating van deze verdachte op dit moment de rechtsorde ernstig zou schokken. De liquidatie die werd voorbereid was kennelijk de voorgenomen oplossing voor een bestaand conflict. Niet gebleken is dat dat conflict inmiddels op een andere wijze is opgelost, zodat de rechtbank vreest dat bij vrijlating van de verdachte er binnen een afzienbare termijn wederom voorbereidingen zouden kunnen worden getroffen voor een liquidatie.
Met betrekking tot het ter zitting gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank dat er sprake is van (onder meer) ernstige bezwaren ter zake van een zeer ernstig feit en een ernstig geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Reeds om die reden zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
De rechtbank:
- beveelt de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
preventief gedetineerd
- bepaalt de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een langere termijn dan één maand, doch op uiterlijk drie maanden na heden, in verband met de volgende klemmende redenen:
- het drukke zittingsrooster van de rechtbank;
- de tijd die gepaard zal gaan met de nadere onderzoeken.
opdracht aan de officier van justitie
- geeft opdracht aan de officier van justitie
om binnen een termijn van 6 weken na hedende volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
o het document inhoudende de toets van de rechter-commissaris die ertoe geleid heeft dat de vergaarde informatie uit het onderzoek 26Lemont ter beschikking is gesteld
voor het onderzoek AALSCHOL;
o het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit onderzoek 26Lemont aangaande de analyse van informatie die gedeeld is met het onderzoeksteam in onderzoek AALSCHOL, die aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd en op basis waarvan de rechter-commissaris heeft getoetst of aan de voorwaarden voor ter beschikkingstelling van de vergaarde informatie is voldaan.
o de bandopname van het verhoor van de verdachte op 28 oktober 2020, welk auditief is geregistreerd onder nummer VRH-2020-10-520583;
- geeft verder opdracht aan de officier van justitie
om binnen een termijn van 6 weken na heden:
o een volledige dataset van Encrochatgesprekken die ziet op het onderzoek AALSCHOL te verstrekken en aan het dossier toe te voegen, welke dataset ook toegankelijk en goed leesbaar dient te zijn en waarin een goede rubricering kan plaatsvinden;
oproepingen
- beveelt de oproeping van de verdachte tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat en verstaat dat de raadsvrouw afschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.