ECLI:NL:RBLIM:2021:5823

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
ROE 21/1562 + ROE 21/1558
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing exploitatievergunning speelautomatenhal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Fair Play Centers B.V. en de Burgemeester van de gemeente Heerlen. Eiseres, Fair Play Centers B.V., had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal. De burgemeester had het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens hem geen belang meer had bij de beoordeling van het bezwaar. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin was overwogen dat de eisende partij geen procesbelang meer had omdat het maximum aantal vergunningen was bereikt.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Ten tijde van de bezwaarfase was er nog geen sprake van een in rechte onaantastbare vergunning voor de derde partij, RTTG. De voorzieningenrechter stelde vast dat er nog beroep mogelijk was tegen de beslissing op bezwaar van 30 april 2021 en dat de vergunning van RTTG nog herroepen kon worden. Hierdoor had eiseres wel degelijk belang bij haar bezwaar.

De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar tegen het primaire besluit alsnog ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van bezwaren.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummers: ROE 21/1562 + ROE 21/1558
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juli 2021
op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Fair Play Centers B.V., te Kerkrade, eiseres
(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),
en
de Burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder
(gemachtigden: mr. M.A.M.A. Huppertz en mr. J.A.L. Devoi).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Rus Tony Totally Gaming B.V., te Schin op Geul
(gemachtigde: mr. D. van Tilborg).
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal afgewezen.
Bij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daarnaast heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 april 2021 waarbij verweerder heeft beslist op het bezwaar van eiseres tegen de toekenning van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal aan de derde-partij (hierna: RTTG). Dit beroep is bekend onder zaaknummer ROE 21/1557. Zij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om ook in deze procedure een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bekend onder zaaknummer ROE 21/1561.
De verzoeken en beroepen zijn gevoegd behandeld tijdens de zitting van 6 juli 2021. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, R. Schobben en R. Riekers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens RTTG is verschenen haar gemachtigde en J. Bosch.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in de zaken ROE 21/1561 en ROE 21/1557 separaat uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Inleiding
2. Eiseres exploiteert sinds 1992 een speelautomatenhal op de locatie Bautscherweg 26 in Heerlen.
3. Op 5 februari 2020 heeft verweerder de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020 (de Beleidsregels) bekendgemaakt. Deze beleidsregels zijn vastgesteld op grond van artikel 5, tweede lid, van de Verordening. De Verordening en de Beleidsregels vormen het beoordelingskader voor de aanvragen voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal in de gemeente Heerlen.
4. Op 10 februari 2020 heeft verweerder een aankondiging gepubliceerd in het Gemeenteblad, inhoudende dat in totaal vier exploitatievergunningen voor speelautomaathallen beschikbaar zijn in de gemeente Heerlen en dat gegadigden vanaf 14 april 2020 tot en met 18 juni 2020 een aanvraag kunnen indienen.

5.Eiseres en RTTG hebben ieder een (ontvankelijke) aanvraag ingediend.

6. Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels vindt verdeling van de vier exploitatievergunningen plaats op basis van loting. De aanvragen komen in volgorde van trekking voor een vergunning in aanmerking. De loting heeft op 9 juli 2020 plaatsgevonden. Uit de trekkingsuitslag volgt dat eiseres is uitgeloot (26ste plaats) en RTTG is ingeloot (4de plaats). Na de loting heeft een inhoudelijke toets plaatsgevonden van de aanvragen van de ingelote kandidaten.
7. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten de aanvraag van eiseres voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal af te wijzen, omdat het maximaal aantal vergunningen in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening is bereikt. Bij besluit van gelijke datum heeft verweerder namelijk besloten de aanvraag van RTTG voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal voor de locatie Beitel 90 in Heerlen toe te wijzen. Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
8. Bij het besluit van 30 april 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de toekenning van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal aan RTTG ongegrond verklaard. Volgens verweerder voldoet de aanvraag van RTTG inhoudelijk aan de vereisten, zoals die zijn gesteld in de Beleidsregels. Verweerder heeft daarom geen reden gezien om de vergunning op grond van artikel 8 van de Verordening te weigeren. Tegen dit besluit van 30 april 2021 heeft eiseres eveneens beroep ingesteld en gelijktijdig een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend (dit zijn de gevoegde zaken, zoals hiervoor onder het kopje “procesverloop” vermeldt).
9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belang meer heeft bij een beoordeling van haar bezwaar. Daarbij heeft verweerder aangesloten bij een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2337). Verweerder verwijst in dit verband naar het besluit van 30 april 2021, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de aan RTTG verleende exploitatievergunning ongegrond is verklaard. Volgens verweerder is deze exploitatievergunning van RTTG op goede gronden verleend en is daarmee het maximum van vier exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen binnen de gemeente Heerlen bereikt. Eiseres kan dan ook naar de mening van verweerder met haar bezwaar niet meer bereiken dat haar een vergunning voor de speelautomatenhal wordt verleend. Daarbij komt nog dat de aanvraag van eiseres als 26ste is getrokken bij de loting en voor haar aanvraag nog een andere aanvraag voor een inhoudelijke behandeling in aanmerking komt in het geval de vergunning van RTTG ten onrechte verleend zou zijn.
10. Met de uitspraak van heden in de zaak met zaaknummer ROE 21/1557 is het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 30 april 2021 (verlening van de exploitatievergunning aan RTTG) ongegrond verklaard. Uit die uitspraak volgt dat verweerder op goede gronden de vergunning heeft verleend aan RTTG en het bezwaar van eiseres tegen de toekenning aan RTTG terecht ongegrond is verklaard.
Wettelijk kader
11. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, kan de burgemeester vergunning verlenen voor maximaal vier speelautomatenhallen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening weigert de burgemeester de vergunning, indien het in artikel 3, tweede lid, vastgestelde maximaal aantal vergunningen is bereikt.
12. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels worden de aanvragen die resteren nadat (…) het maximum aantal vergunningen krachtens artikel 3 lid 2 van de Verordening is toegekend, geweigerd op grond van artikel 8 lid 1 sub c van de Verordening.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In de uitspraak van de Afdeling waar verweerder naar verwijst is overwogen dat, doordat toewijzing van de vergunning aan de andere partij
in rechte onaantastbaaris geworden, de eisende partij in de procedure tegen de afwijzing geen procesbelang meer heeft (omdat het maximum aantal vergunningen daardoor bereikt is). Ten tijde van de bezwaarfase en ook nu in beroep is echter nog geen sprake van een in rechte onaantastbare vergunning van RTTG. Tegen de beslissing op bezwaar van 30 april 2021 was immers nog beroep bij de rechtbank mogelijk en tegen de uitspraak van heden in de zaak ROE 21/1557 staat nog hoger beroep open. Dat betekent ook dat, anders dan in de zaak waarover de Afdeling als hoogste rechter oordeelde, niet uitgesloten is dat de verleende vergunning zal of moet worden herroepen. Dat betekent dat in bezwaar en beroep niet bij die uitspraak van de Afdeling kon respectievelijk kan worden aangesloten.
Nu het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd.
14. De voorzieningenrechter ziet – gelet op het navolgende – aanleiding zelf in de zaak te voorzien.
15. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat in het geval de vergunningverlening aan RTTG in stand blijft daarmee het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Verordening geldende maximum van vier speelautomatenhallen is bereikt. Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels moet de vergunningaanvraag van eiseres dan – op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening – worden geweigerd. Dat is in het primaire besluit gebeurd. Nu met de uitspraak van heden in zaaknummer ROE 21/1557 de verlening van de vergunning aan RTTG in stand is gebleven, moet het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit alsnog ongegrond worden verklaard.
Conclusie

16.Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.

17. De voorzieningenrechter voorziet zelf in de zaak en verklaart het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit alsnog ongegrond.
18. Omdat thans op het beroep is beslist en daarbij het bezwaar alsnog ongegrond is verklaard, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
19. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tevens in de door eiseres gemaakte proceskosten. De in beroep gemaakte proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
20. De voorzieningenrechter merkt ten overvloede nog op dat voor dit beroep en dit verzoek om voorlopige voorziening geen griffierecht is geheven.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
de voorzieningenrechter is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 juli 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.