ECLI:NL:RBLIM:2021:5777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/03/279168 / HA ZA 20-326
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding bruikleenovereenkomst en ontruiming van perceel met dieren na wanprestatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de ontbinding van een bruikleenovereenkomst en de ontruiming van een perceel. De eiseres, die de ex-echtgenote is van de overleden eigenaar van het perceel, vorderde dat de gedaagde, die sinds medio 2012 in het woonhuis op het perceel verbleef, het perceel zou ontruimen. De eiseres stelde dat de gedaagde wanprestatie had gepleegd door hennepplantages op het perceel te exploiteren en niet als een goed huisvader zorg te dragen voor het perceel en de daarop aanwezige dieren. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst als een bruikleenovereenkomst moest worden gekwalificeerd en dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank heeft de ontbindingsvordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld om het perceel binnen twee maanden te ontruimen, met een dwangsom van € 500 per dag bij niet-nakoming. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en in de proceskosten. De rechtbank heeft de vordering in het incident afgewezen, waarbij de kosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/279168 / HA ZA 20-326
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 14 juli 2021
in de zaak van
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. Y.L.S. Schipper te Maastricht,
tegen
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident
advocaat mr. J.J. Patelski te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in het incident en in de hoofdzaak blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
  • de rolbeslissing van 9 september 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
  • de conclusie in het incident,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • de brief met producties van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 2 april 2021,
  • het faxbericht van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] van 12 april 2021,
  • het rolbericht van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 12 april 2021,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 14 april 2021,
  • de akte uitlating van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 11 mei 2021,
  • de akte uitlating van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] van 11 mei 2021.
1.2.
Ten slotte is in het incident en in de hoofdzaak vonnis bepaald.

2.De feiten in het incident en in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] was gehuwd met de vader van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] (hierna: de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] ). De heer [vader gedaagde in conventie e.v.] is overleden op [overlijdensdatum] . Bij testament heeft de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tot enig erfgenaam benoemd.
2.2.
Tot de nalatenschap van de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] behoort het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] . Op dit perceel bevinden zich een woonhuis en nog enkele andere bouwwerken, waaronder een bungalow.
2.3.
Op het perceel en in het woonhuis bevinden zich om en nabij 60 dieren, waaronder 12 pauwen, een pony, een lama, een varken, eenden, emoes en skippies.
2.4.
Tot 29 september 2011, de dag waarop [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] naar [woonplaats 1] zijn verhuisd, woonden [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] in het hiervoor genoemde woonhuis. Na de verhuizing van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] , heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] medio 2012 zijn intrek in het woonhuis genomen. Hij verblijft daar nog steeds.
2.5.
Voordat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] medio 2012 zijn intrek nam in het woonhuis, verbleef hij (toen hij niet gedetineerd was) in de achter het woonhuis gelegen bungalow. Deze bungalow door de heer [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] met ingang van 1 januari 1996 verhuurd aan mevrouw [naam partner] , de toenmalige partner van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] .
2.6.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] en mevrouw [naam partner] zijn op 9 september 1999 in het huwelijk getreden. Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 26 februari 2003 is de echtscheiding tussen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] en mevrouw [naam partner] uitgesproken. Mevrouw [naam partner] heeft de bungalow na de beëindiging van de relatie met [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] verlaten.
2.7.
Op 12 februari 2019 heeft de politie op het perceel enkele hennepplantages, met in totaal 841 planten en 49 hennepstekken, aangetroffen. In het kader van de exploitatie van de hennepplantages zijn water en elektriciteit gestolen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] bij vonnis in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in de kosten van dit incident:
- primair: wordt veroordeeld binnen drie dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , waaronder begrepen alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel, te ontruimen en aan haar ter vrije beschikking te stellen en te laten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag en met machtiging van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] ,
- subsidiair: wordt veroordeeld binnen drie dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , waaronder begrepen alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel, te ontruimen en aan haar ter vrije beschikking te stellen en te laten, waaronder tevens wordt begrepen de vrije toegang tot de woning en het perceel waaronder begrepen alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag en met machtiging van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] ,
- meer subsidiair: wordt veroordeeld binnen drie dagen na betekening van dit vonnis [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident]
“te allen tijde waaronder mede wordt begrepen de door haar aan te wijzen personen, waaronder maar niet uitsluitend een makelaar, vrije toegang te verlenen tot het perceel waaronder begrepen de toegang tot alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel, althans een zodanige toegang tot het perceel en alle overige roerende en onroerende zaken dat nagegaan kan worden in welke staat het perceel zich bevindt en dit vastgelegd kan worden in rapporten e.d. in de ruimste zin des woords, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag”.
3.2.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] voert verweer tegen toewijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: de bruikleenovereenkomst met betrekking tot het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , waaronder begrepen alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel, te beëindigen en / of te ontbinden, althans ontbonden te verklaren met ingang van 1 augustus 2020 althans met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum,
- subsidiair: voor recht te verklaren dat de tussen eiseres en gedaagde bestaande bruikleenovereenkomst met betrekking tot het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , waaronder begrepen alle overige roerende en onroerende zaken die zich bevinden op het perceel met ingang van 1 januari 2021 rechtsgeldig is geëindigd,
- primair en subsidiair:
- [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] te veroordelen om op uiterlijk 31 juli 2020 na betekening van dit vonnis, althans binnen een in dit vonnis door de rechtbank te bepalen termijn, het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] te ontruimen en ter vrije algehele beschikking aan [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] te stellen en te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag en met machtiging van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] ,
- [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] te veroordelen tot betaling van de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] geleden schade nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
- [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris (naar de rechtbank begrijpt) advocaat en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] voert verweer tegen toewijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

Uitgangspunt beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de algemene eis dat men belang moet hebben bij een vordering en de beperkte werkingsduur van een voorziening die op de voet van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt getroffen, meebrengen dat degene die vordert dat zo’n voorziening wordt getroffen, een zodanig belang bij de vordering moet hebben dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
Beoordeling
5.2.
De door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] verlangde voorziening houdt verband met en overlapt deels de vorderingen die zij in de hoofdzaak heeft ingesteld. Daarmee is aan de eis van voldoende samenhang voldaan. De vordering in het incident heeft tot doel te bewerkstelligen dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] , in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, wordt verplicht het perceel aan de [adres] te ontruimen, althans [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en door haar aangewezen derden toegang daartoe te verlenen. Aangezien vandaag ook eindvonnis wordt gewezen in de hoofdzaak, heeft [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] daar geen belang meer bij. Daarom zal de vordering in het incident wordt afgewezen.
Proceskosten
5.4.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

Nietigheid exploot van dagvaarding?
6.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] houdt in dat de rechtbank verklaart dat het exploot van dagvaarding nietig is. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betoogt in dit kader dat de naam van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] onjuist is vermeld op het exploot van dagvaarding. Daarop is namelijk vermeld dat het exploot is betekend op verzoek van mevrouw [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] . Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 45 lid 3 aanhef en sub b Rv, lijdt het exploot van dagvaarding volgens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] een gebrek dat met nietigheid is bedreigd. Subsidiair betoogt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] dat de rechtbank [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in de gelegenheid dient te stellen een en ander bij akte te corrigeren.
6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de naam van eiseres, te weten [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , inderdaad niet correct in het exploot van dagvaarding is vermeld. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft tijdens de mondelinge behandeling namelijk bevestigd dat haar volledige naam [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en dus niet [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , zoals in het exploot van dagvaarding is vermeld, luidt. Een exploot dat de naam van de verzoeker onjuist of onvolledig vermeldt, lijdt aan een gebrek dat de geldigheid van het exploot niet aantast. Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 1989, NJ 1990/689. Daarom kan een nietigverklaring van de dagvaarding zoals [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] voorstaat niet aan de orde zijn. Overigens is [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet onredelijk benadeeld door het gebrek, aangezien uit zijn eigen stellingen blijkt dat hij wist dat de dagvaarding op verzoek van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] aan hem is betekend. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft in lijn met hetgeen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] subsidiair betoogt, bij akte van 25 augustus 2020 verzocht, zo begrijpt de rechtbank, in het in deze procedure te wijzen van vonnis de naam [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] te vermelden. De rechtbank zal dat doen. Hiermee is het gebrek in het exploot van dagvaarding hersteld.
Bruikleenovereenkomst of huurovereenkomst?
6.3.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] op grond van een bruikleenovereenkomst met de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] die in eerste instantie betrekking had op de bungalow, maar later betrekking had op het gehele perceel en alle zich daarop bevindende roerende en onroerende zaken, in het woonhuis verblijft en het perceel gebruikt. Zij vordert primair, zo begrijpt de rechtbank, dat de bruikleenovereenkomst wordt ontbonden, met ingang van de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis. In het verlengde van die ontbinding vordert [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] wordt veroordeeld tot ontruiming van het perceel, waarbij het ter vrije beschikking aan haar dient te worden gesteld.
6.4.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betwist dat hij op grond van een bruikleenovereenkomst in het woonhuis verblijft en gebruik maakt van het perceel. Volgens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zijn dit verblijf en gebruik gebaseerd op een huurovereenkomst. Dit brengt mee dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] huurbescherming heeft, zodat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] de huurovereenkomst niet zomaar kan ontbinden of opzeggen.
6.5.
Aangezien [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] haar ontbindingsvordering uitsluitend op het bestaan van een bruikleenovereenkomst en niet ook op het eventuele bestaan van een huurovereenkomst baseert, moet de rechtbank allereerst beoordelen hoe de overeenkomst die ten grondslag ligt aan het verblijf van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in het woonhuis en het gebruik van het perceel moet worden gekwalificeerd. Een kenmerkend verschil tussen een bruikleenovereenkomst die is gebaseerd op artikel 7A:1777 BW en een huurovereenkomst die is gebaseerd op artikel 7:201 lid 1 BW is gelegen in het al dan niet verlangen en verschuldigd zijn van een tegenprestatie in ruil voor het gebruik van, in dit geval, in eerste instantie de bungalow en later het woonhuis.
6.6.
Bij haar beoordeling neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat voor de beantwoording van de vraag hoe een overeenkomst moet worden gekwalificeerd, niet doorslaggevend is welke naam hieraan is gegeven. Bepalend is hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. Hierbij is niet beslissend of de overeenkomst elementen bevat op grond waarvan op zichzelf aan de wettelijke omschrijving van bruikleen of huur is voldaan, maar of in de gegeven omstandigheden, gelet op hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, de inhoud en strekking van de overeenkomst van dien aard zijn dat deze in hun geheel beschouwd als bruikleen of als huurovereenkomst kunnen worden aangemerkt (ECLI:NL:HR:2011:BO9673). De rechtbank zal de vraag of de overeenkomst als bruikleen- of als huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd, met inachtneming van dit uitgangspunt beantwoorden.
6.7.
In deze zaak staat vast dat de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] de achter het woonhuis gelegen bungalow met ingang van 1 januari 1996 heeft verhuurd aan mevrouw [naam partner] , de toenmalige partner van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] . De aanvangshuurprijs bedroeg fl. 400,00 per maand. Dat blijkt uit de door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] als productie 2 bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte huurovereenkomst. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] en mevrouw [naam partner] zijn op 9 september 1999 gehuwd. Dit huwelijk is op 12 maart 2003 ontbonden. Mevrouw [naam partner] heeft de bungalow in 2002, na de beëindiging van de relatie met [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] , verlaten. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] is vervolgens in de bungalow blijven wonen. Over dit alles bestaat geen verschil van mening.
6.8.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] stelt dat hij de huurovereenkomst die tussen de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] en mevrouw [naam partner] bestond, heeft voortgezet en dat hij als tegenprestatie voor de huur van de bungalow de dieren verzorgde en kleine onderhoudswerkzaamheden verrichte in het dierenpark dat zich op het perceel bevond. Na de verhuizing van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] naar [woonplaats 1] , heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zijn intrek genomen in het woonhuis. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] stelt in dit verband dat hij als tegenprestatie voor de huur van het woonhuis de dieren is blijven verzochten en onderhoudswerkzaamheden in het dierenpark is blijven verrichten. Volgens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] nooit gezegd dat hij het oneens was met de verhuur van de bungalow en later de woning aan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] hieraan toegevoegd dat hij de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] medio juni / juli 2012 in het woonhuis heeft ontmoet toen hij (de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] ) met een medewerker van een verzekeringsmaatschappij naar het woonhuis was gekomen om de schade die als gevolg van een lekkage was ontstaan, op te nemen. Volgens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft hij tijdens die ontmoeting met de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] besproken dat hij met zijn toenmalige partner zijn intrek in het woonhuis zou nemen. De heer [vader gedaagde in conventie e.v.] was daarmee akkoord, aldus [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] . [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft betwist dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] na het vertrek van mevrouw [naam partner] de huurovereenkomst van de bungalow heeft voortgezet en dat hij als tegenprestatie voor de huur van de bungalow de dieren verzorgde en onderhoudswerkzaamheden verrichte.
6.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij, nadat hij na het vertrek van mevrouw [naam partner] op grond van artikel 7:266 lid 1 en lid 3 BW van rechtswege huurder is geworden, de huurovereenkomst die tussen de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] en mevrouw [naam partner] bestond heeft voortgezet. De enkele omstandigheid dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] huurder is geworden, betekent niet automatisch dat de huurovereenkomst is voortgezet. Uit de stellingen van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zelf volgt dat hij de in die overeenkomst overeengekomen tegenprestatie, te weten de maandelijkse betaling van een geldbedrag, niet is blijven voldoen. Daar komt bij dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat na het vertrek van mevrouw [naam partner] de huurovereenkomst is gewijzigd, in die zin dat hij met de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] is overeengekomen dat hij als tegenprestatie voor de huur van de bungalow de dieren zou verzorgen en onderhoudswerkzaamheden zou verrichten in het dierenpark. Zelfs als de stellingen van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] op deze manier zouden moeten worden begrepen, dan geldt dat hij deze in het licht van de betwisting daarvan door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , niet heeft onderbouwd. Dit lag wel op zijn weg. De rechtbank kan daarom niets anders concluderen dan dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de huurovereenkomst na het vertrek van mevrouw [naam partner] niet heeft voortgezet en in plaats daarvan de bungalow is blijven gebruiken zonder dat daar een tegenprestatie voor was verschuldigd.
6.10.
Bij deze stand van zaken kan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] dus ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat zijn verblijf in het woonhuis vanaf medio 2012 op deze huurovereenkomst (die dan wederom zou moeten zijn gewijzigd in die zin dat in plaats van de bungalow het woonhuis werd verhuurd) is gebaseerd. Deze huurovereenkomst was immers al beëindigd. De overige door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] aangedragen feiten en omstandigheden kunnen ook niet tot de conclusie leiden dat hij op basis van een huurovereenkomst in het woonhuis verblijft. Zelfs als de rechtbank, hoewel [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat heeft betwist, ervan uit zou gaan dat de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] tijdens het gesprek in het woonhuis medio juni / juli 2012 heeft ingestemd met het verblijf van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in het woonhuis, heeft de rechtbank nog steeds geen enkel aanknopingspunt om te concluderen dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] en zijn vader de bedoeling hadden om een huurovereenkomst te sluiten. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft in het geheel geen feiten of omstandigheden aangedragen op basis waarvan deze conclusie kan worden getrokken. Voor zover [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft willen betogen dat deze bedoeling kan worden ontleend aan de omstandigheid dat hij na zijn intrek in het woonhuis te hebben genomen als tegenprestatie de dieren is blijven verzorgen en onderhoudswerkzaamheden in het dierenpark is blijven verrichten, slaagt dit betoog niet. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft namelijk betwist dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de dieren van de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] heeft verzorgd en dat hij onderhoudswerkzaamheden heeft verricht. Gelet op deze betwisting lag het op de weg van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] om zijn stelling nader te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan. Aangezien de rechtbank dus niet heeft kunnen vaststellen dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] een tegenprestatie is verschuldigd voor zijn verblijf in het woonhuis en het gebruiken van het perceel, moet het ervoor worden gehouden dat een tegenprestatie niet was verschuldigd. Op basis hiervan kan dus niet worden aangenomen dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] een tegenprestatie is verschuldigd en op grond van een huurovereenkomst in het woonhuis verblijft en gebruik maakt van het perceel.
6.11.
Het aanbod om de heer [naam reclasseringsambtenaar] , de reclasseringsambtenaar die [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] na zijn detentie heeft begeleid, als getuige te doen horen wordt gepasseerd. De te bewijzen aangeboden feiten, te weten de inhoud van het resocialisatieplan en de manier waarop de resocialisatie vorm moest krijgen, de inhoud van de begeleiding en de afspraak de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] op latere leeftijd in de bungalow zou gaan wonen en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in het woonhuis, kunnen namelijk ook in het geval dat ze vast zouden komen te staan, niet tot een ander oordeel leiden. Op basis daarvan kan namelijk niet worden geconcludeerd dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] op grond van een huurovereenkomst in het woonhuis verblijft.
6.12.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet op grond van een huurovereenkomst in het woonhuis verblijft en gebruik maakt van het perceel. De heer [vader gedaagde in conventie e.v.] heeft het woonhuis en het perceel om niet in gebruik gegeven aan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] . De rechtbank is daarom van oordeel dat tussen de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] gemaakte afspraak als bruikleenovereenkomst moet worden gekwalificeerd.
Ontbinding bruikleenovereenkomst?
6.13.
Nu duidelijk is dat de overeenkomst als bruikleenovereenkomst moet worden gekwalificeerd, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of deze overeenkomst moet worden ontbonden zoals [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] primair vordert.
6.14.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt ter onderbouwing van deze vordering dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet als een goed huisvader heeft gezorgd voor de bewaring en het behoud van het perceel. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft hennepplantages geëxploiteerd in het woonhuis en / of de bijgebouwen. Daarnaast verkeren het woonhuis en de bijgebouwen niet in de staat waarin deze zich zouden hebben bevonden als [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] normaal onderhoud zou hebben gepleegd. Verder heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in strijd met het bestemmingsplan en zonder vergunning verschillende illegale bouwwerken op het perceel opgericht, aldus nog steeds [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] .
6.15.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de uit de bruikleenovereenkomst voortvloeiende verbintenissen.
6.16.
In artikel 1781:7a BW is bepaald dat degene die iets in bruikleen ontvangt, is gehouden als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van de geleende zaak te zorgen. Een bruikleenovereenkomst kan op grond van wanprestatie die bestaat in het nalaten van de goede zorg voor en de bewaring en het behoud van de in bruikleen ontvangen zaak worden ontbonden (Hoge Raad, 27 februari, NJ 1976, 319). In lid 1 artikel 6:265 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De rechtbank zal de ontbindingsvordering van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tegen deze achtergrond beoordelen.
6.17.
In deze zaak staat vast dat hennepplantages, met in totaal 841 hennepplanten en 49 hennepstekken, aanwezig zijn geweest in het woonhuis en / of de bijgebouwen. In het kader van de exploitatie van de hennepplantages zijn water en elektriciteit gestolen. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] is door het kweken en aanwezig hebben van deze forse hoeveelheid hennepplanten en het in dat kader stelen van water en elektriciteit tekortgeschoten in de uit de bruikleenovereenkomst voortvloeiende verbintenis om als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het perceel te zorgen. Het kweken en voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid hennep is op grond van de Opiumwet immers strafbaar, net als het ten behoeve van de kweek stelen van water en elektriciteit strafbaar is. Het in bruikleen gegeven perceel gebruiken dan wel ter beschikking stellen voor illegale hennepteelt die gepaard gaat met diefstal van water en elektriciteit, is dan ook niet te verenigen met de verplichtingen van goed huisvader en heeft daarmee te gelden als tekortkoming in de nakoming van de bruikleenovereenkomst. Daarmee is de bevoegdheid van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om ontbinding van de bruikleenovereenkomst te verlangen in beginsel gegeven.
6.18.
Anders dan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betoogt, is een situatie zoals bedoeld in lid 2 van artikel 6:265 BW in dit geval niet aan de orde. In dit lid is bepaald dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat als de schuldenaar in verzuim is, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is. De tekortkoming van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] ziet op het verleden en deze kan niet meer ongedaan worden gemaakt. In zoverre is nakoming van de verbintenis om als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het perceel te zorgen blijvend onmogelijk. De rechtbank verwijst in dit kader naar het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2002, NJ 2003, 255. Daarom is het om de overeenkomst te kunnen ontbinden, niet noodzakelijk dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in verzuim verkeert.
6.19.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] voert verder aan dat de aanwezigheid van de hennepplantages hem niet kan worden aangerekend, omdat niet hij maar een criminele organisatie verantwoordelijk zou zijn voor het oprichten en exploiteren daarvan. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] hiermee een beroep doet op de “tenzij-clausule” in lid 1 van artikel 6:265 BW. Zij begrijpt het betoog van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zo dat hij stelt dat zijn tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding van de bruikleenovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betoog slaagt niet. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft de stelling dat niet hij maar een criminele organisatie verantwoordelijk zou zijn voor het oprichten en exploiteren van de hennepplantages helemaal niet onderbouwd. Daarom gaat de rechtbank hieraan voorbij. Daar komt bij dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] -zelfs als zijn stelling juist zou zijn- de oprichting en aanwezigheid van de hennepplantages niet heeft belet. Op grond van de uit de bruikleenovereenkomst op hem rustende verbintenis om als goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het perceel te zorgen, had [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] dat wel moeten doen. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft in dit kader weliswaar gesteld dat hij als gevolg van zijn psychische gesteldheid geen weerstand heeft kunnen bieden aan de criminele organisatie, maar deze stelling heeft hij onvoldoende handen en voeten gegeven. Zelfs als de rechtbank aanneemt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] , zoals hij stelt, psychisch kwetsbaar is, geldt dat hij niet heeft onderbouwd dat en op welke manier de criminele organisatie druk op hem zou hebben uitgeoefend. Bovendien heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet toegelicht welke feiten en omstandigheden maakten dat hij hieraan geen weerstand kon bieden. De enkele omstandigheid dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] psychisch kwetsbaar is, kan niet het oordeel dragen dat niet van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] hoefde te worden verwacht dat hij weerstand zou bieden aan de criminele organisatie. Daarom kan de rechtbank niet beoordelen of sprake was van een situatie waarin, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de tekortkoming van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
6.20.
De ontbinding van de bruikleenovereenkomst heeft voor [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] nadelige gevolgen, omdat hij het perceel als gevolg daarvan niet meer mag gebruiken. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zal dus op zoek moeten naar andere woonruimte. Dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] elders geen woonruimte kan vinden is echter niet gesteld en ook niet gebleken. Daarom kan ook op basis hiervan niet worden geconcludeerd dat de gevolgen van de ontbinding van de bruikleenovereenkomst van zodanig gewicht zijn dat deze afgezet tegen de (ernst van de) wanprestatie van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] , de ontbinding van de bruikleenovereenkomst niet rechtvaardigt. De omstandigheid dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] om en nabij 26 jaar op het perceel heeft gewoond, maakt dat niet anders. Zoals gezegd is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] geen woonruimte elders kan vinden. Bij deze stand van zaken kan dus ook niet worden geoordeeld dat de ontbindingsvordering alleen toewijsbaar is als deze vergezeld gaat van een aanbod om [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] (naar de rechtbank begrijpt in financiële zin) te compenseren voor het verlies van het gebruik van het woonhuis.
6.21.
De ontbindingsvordering zal dus worden toegewezen. De overige stellingen die [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] aan haar ontbindingsvordering ten grondslag heeft gelegd, hoeven daarom niet meer te worden besproken. Aangezien de ontbindingsvordering wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de subsidiair gevorderde verklaring voor recht.
Ontruiming
6.22.
Hiervoor is al aan de orde geweest dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in het verlengde van de door haar gevorderde ontbinding van de bruikleenovereenkomst, vordert dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] wordt veroordeeld tot ontruiming van het perceel. Nu de ontbindingsvordering wordt toegewezen, ligt ook de ontruimingsvordering voor toewijzing gereed in die zin dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] het perceel dient te verlaten. Hierbij dient [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] al zijn bezittingen mee te nemen.
Moet [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] bouwwerken verwijderen?
6.23.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] gesteld dat de ontruimingsvordering tevens ertoe strekt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] illegaal door hem op het perceel opgerichte bouwwerken verwijdert. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft hierbij toegelicht dat zij doelt op de bouwwerken die als kweekruimte voor hennep zijn gebruikt. Volgens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zijn deze bouwwerken door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] opgericht.
6.24.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betwist dat hij (illegaal) bouwwerken op het perceel heeft opgericht.
6.25.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft haar stelling dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] illegaal bouwwerken (de kweekruimten) op het perceel heeft opgericht verder niet onderbouwd. Gelet op de betwisting hiervan door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] lag dat wel op haar weg. Bij deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] illegaal bouwwerken op het perceel heeft opgericht hij in het kader van de ontruiming van het perceel dient te verwijderen.
Moet [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de dieren meenemen?
6.26.
Hiernaast hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling gediscussieerd over de vraag of [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in het geval hij het perceel zou moeten ontruimen, de dieren die zich op het perceel bevinden moet verwijderen, door ze mee te nemen of elders onder te brengen. Hoewel [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zich bij dagvaarding nog op het standpunt stelde dat de dieren onderdeel waren van de bruikleenovereenkomst, heeft zij tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat voorafgaand aan de verhuizing naar [woonplaats 1] alle dieren, behalve één kangoeroe en enkele eenden, zijn verkocht. Na de verhuizing heeft [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] alle andere dieren “binnen gehaald”. De dieren die zich nu op het perceel bevinden behoren volgens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dus bijna allemaal in eigendom toe aan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] , zodat hij verantwoordelijk is voor de verwijdering daarvan.
6.27.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betwist dat de dieren die zich nu op het perceel bevinden van hem zijn. Volgens hem behoren ze tot de nalatenschap van zijn vader. Hij heeft in verband hiermee betoogd dat de dieren van de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] waren, dat deze niet zijn verkocht toen [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] naar [woonplaats 1] verhuisden en dat deze dieren zich hebben voortgeplant.
6.28.
In artikel 3:109 BW, dat ook van toepassing is op dieren, is bepaald dat degene die een goed houdt wordt vermoed dit voor zichzelf te houden. In artikel 3:107 BW is bepaald dat iemand die een goed voor zichzelf houdt, de bezitter van dat goed is. Uit deze bepalingen volgt dus dat de houder van een goed wordt vermoed de bezitter daarvan te zijn. In artikel 3:119 BW is vervolgens bepaald dat de bezitter van een goed wordt vermoed de rechthebbende te zijn. De vraag of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld. Daarbij moet rekening worden gehouden met hetgeen in artikel 3:109 BW tot en met 3:117 BW is bepaald. Ook moet rekening worden gehouden met uiterlijke feiten.
6.29.
In dit geval staat vast dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] al jaren, in ieder geval sinds de verhuizing van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] naar [woonplaats 1] op 29 september 2011, feitelijk de macht uitoefent over de dieren die zich op het perceel bevinden. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] neemt verzorging van de dieren voor zijn rekening en hij is verantwoordelijk voor het aanschaffen van voer voor de dieren. De rechtbank heeft geen aanknopingspunt om te veronderstellen dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] na de verhuizing naar [woonplaats 1] nog enige bemoeienis met de dieren hebben gehad. Sterker nog, [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft gesteld dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] haar en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] geen toegang verschafte tot het perceel en dat hij dreigde hen “eraf te schieten” als zij het perceel zouden betreden. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft dat niet betwist. Op basis hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de dieren voor zichzelf houdt. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft weliswaar betoogd dat hij van de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] een vergoeding ontving voor de aanschaf van voer en dat hij de verzorging van de dieren als tegenprestatie voor de huur van de bungalow en later het woonhuis voor zijn rekening nam, maar hiervoor is al overwogen dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] die stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank betrekt verder bij haar beoordeling dat uit het dossier geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op basis waarvan het tegendeel, dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de feitelijke macht over de dieren uitoefent zonder de bedoeling om dit voor zichzelf te doen, kan worden aangenomen. Het oordeel dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] de dieren voor zichzelf houdt, brengt mee dat hij wordt vermoed de bezitter te zijn van de dieren. Dit leidt dan weer tot de conclusie dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] als bezitter wordt vermoed de rechthebbende van de dieren te zijn. Daarom zal [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in het kader van de ontruiming van het perceel de dieren moeten meenemen of onderdak elders moeten geven. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] is in ieder geval verantwoordelijk voor de verwijdering van de dieren van het perceel.
Ontruimingstermijn
6.30.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] wordt veroordeeld het perceel te ontruimen na betekening van het vonnis dan wel een door de rechtbank te bepalen termijn. De rechtbank ziet aanleiding die termijn te stellen op twee maanden na betekening van dit vonnis, zodat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] enige tijd heeft om vervangende woonruimte te vinden en, in het geval de dieren niet met hem mee kunnen verhuizen, een onderkomen voor de dieren te vinden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan kan of moet worden geoordeeld dat het noodzakelijk is dat de ontruiming op een kortere termijn of zelfs meteen na betekening na het vonnis zou moeten plaatsvinden.
Machtiging en dwangsom
6.31.
Verder vordert [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een machtiging aan haar te verlenen om de ontruiming zo nodig zelf op kosten van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] te laten uitvoeren. Bij deze vordering heeft zij geen belang. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot ontruiming, neergelegd in artikel 555 Rv en volgende in samenhang met artikel 444 Rv, zijn hiervoor toereikend. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
6.32.
De vordering van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om een dwangsom van € 500,00 per dag aan de veroordeling tot ontruiming te koppelen, zal wel worden toegewezen. De rechtbank acht een financiële prikkel tot nakoming van de ontruimingsveroordeling gerechtvaardigd, aangezien [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] tot nu toe geen blijk ervan heeft gegeven ook zonder die prikkel aan een ontruimingsveroordeling te voldoen. Het in totaal te verbeuren bedrag aan dwangsommen zal worden gemaximeerd op € 10.000,00.
Schadevergoedingsvordering
6.33.
Ten slotte vordert [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] wordt veroordeeld tot betaling van de door haar geleden schade, op te maken bij staat. Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat het niet onderhouden van het woonhuis en de overige zich daarop bevindende onroerende zaken en het perceel zelf en het inrichten van hennepplantages op het perceel heeft geleid tot waardevermindering van het onroerend goed. Volgens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] is [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] hiervoor aansprakelijk.
6.34.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] betwist dat hij schade aan het perceel en de zich daarop bevindende roerende zaken heeft toegebracht.
6.35.
In lid 1 van artikel 6:74 BW is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. In het geval nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, is deze schadevergoedingsverplichting alleen aan de orde met inachtneming van hetgeen in de wet is bepaald over het verzuim van de schuldenaar.
6.36.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft betoogd dat een schadevergoedingsverplichting niet aan de orde kan zijn, omdat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] hem niet in gebreke heeft gesteld zodat hij niet in verzuim verkeert. Dit betoog slaagt niet. In artikel 6:83 lid 2 BW is namelijk bepaald dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt in het geval de verbintenis tot schadevergoeding voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoeld in 6:74 lid 1 BW en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen. In dit geval is volgens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een schadevergoedingsverbintenis ontstaan doordat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis om als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het perceel te zorgen. Als deze schadevergoedingsverbintenis bestaat, moet deze terstond worden nagekomen. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] hoefde [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] hiervoor dus niet eerst in gebreke te stellen. Daarom staat het ontbreken van een ingebrekestelling niet in de weg aan een veroordeling tot betaling van schadevergoeding.
6.37.
In artikel 612 Rv is bepaald dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, zo mogelijk de schade in het vonnis begroot. Als begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt de rechter een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is slechts vereist dat de mogelijkheid dat schade is geleden, aannemelijk is geworden. Hierbij geldt dat degene die die verwijzing wenst, [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in dit geval, ter onderbouwing hiervan feiten moet stellen waaruit in het algemeen kan worden afgeleid dat schade is geleden.
6.38.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft aannemelijk gemaakt dat de mogelijkheid bestaat dat als gevolg van een tekortkoming van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] schade is geleden. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft in dit verband onder andere gesteld dat de aanwezigheid van hennepplantages in diverse bouwwerken op het perceel ertoe hebben geleid dat het perceel in waarde is gedaald. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft hierbij onder andere verwezen naar het als productie 2 bij dagvaarding in het geding gebrachte proces-verbaal, dat door de politie in het kader van de ruiming van de hennepplantages is opgemaakt. Dat proces-verbaal is voorzien van foto’s. Hoewel de stelling van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] dat de omstandigheid dat hennepplantages aanwezig zijn geweest niet automatisch tot de conclusie leidt dat schade is ontstaan, op zichzelf juist kan zijn is dit onvoldoende om de stelling van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] die steun vindt in de door haar in het geding gebrachte foto’s te weerleggen. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft ter onderbouwing van zijn betwisting niet aangevoerd dat de ruimten waarin de hennepplantages zich bevonden, vóór de aanwezigheid daarvan al verkeerden in de staat zoals die blijkt uit de foto’s. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft ook niet naar voren gebracht dat hij de ruimten waarin de hennepplantages zich bevonden na ruiming daarvan weer in hun oude staat heeft hersteld. Daarom is de mogelijkheid dat als gevolg van de aanwezigheid van de hennepplantages schade is ontstaan aannemelijk. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] is hiervoor aansprakelijk, omdat hij tekort is geschoten in de op hem rustende verbintenis om als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het perceel te zorgen.
6.39.
Dit ligt anders waar het gaat om de stelling dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] het perceel en de zich daarop bevindende onroerende zaken niet heeft onderhouden en dat als gevolg daarvan en door het houden van dieren in het woonhuis schade is ontstaan. [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft deze stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet aannemelijk gemaakt.
6.40.
Hoewel het uitgangspunt van de wetgever is dat de schade in dit vonnis wordt begroot en [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tijdens de mondelinge behandeling een concreter standpunt heeft ingenomen over de omvang van de schade, zal de rechtbank de zaak toch verwijzen naar de schadestaatprocedure. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voorhanden om de eventuele schade in dit vonnis te kunnen begroten. Hiertoe zal om te beginnen een vergelijking moeten worden gemaakt tussen de staat waarin het perceel en de zich daarop bevinden onroerende zaken ten tijde van de verhuizing van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en de heer [vader gedaagde in conventie e.v.] naar [woonplaats 1] bevond en de huidige staat. [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zal dus worden veroordeeld tot vergoeding van de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] geleden schade, die dient te worden opgemaakt bij staat.
Wettelijke rente
6.41.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de door hem te betalen schadevergoeding vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling.
6.42.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft daartegen geen verweer gevoerd.
6.43.
Uit artikel 6:119 BW volgt dat de wettelijke rente verschuldigd is als sprake is van een vertraging in de uitvoering van de verbintenis tot betaling van een geldsom. Bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in. De wettelijke rente is dan verschuldigd dan vanaf het moment dat de verbintenis opeisbaar is. Het feit dat de omvang van de schade nog niet vaststaat, betekent niet dat de verbintenis nog niet opeisbaar is. Gelet hierop en op het feit dat aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding terwijl de schadevergoedingsverbintenis al daarvoor is ontstaan, zal deze vordering worden toegewezen.
Proceskosten
6.44.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
- Totaal € 1.490,89
6.45.
De door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] over de proceskosten gevorderde wettelijke rente en de nakosten, zullen worden toegewezen op de hierna onder het kopje “De beslissing” vermelde manier.

7.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
7.1.
wijst de vordering af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
7.3.
ontbindt de bruikleenovereenkomst met betrekking tot het perceel, waaronder begrepen alle onroerende zaken die zich daarop bevinden, aan de [adres] te [woonplaats 2] ,
7.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis het perceel aan de [adres] te [woonplaats 2] , met al het zijne, waaronder de dieren, te verlaten en te ontruimen en ter vrije algehele beschikking aan [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] te stellen en te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
7.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] tot betaling van de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] geleden schade, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
7.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tot op heden begroot op € 1.490,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.7.
veroordeelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
7.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J. Lafghani, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: NL