ECLI:NL:RBLIM:2021:5587

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
03.146499.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan een verkeersongeval dat resulteerde in de dood van een fietser. De verdachte reed op 15 mei 2020 in de gemeente Venlo met een snelheid van 116 km/u binnen de bebouwde kom, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Hij negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen het slachtoffer, dat op dat moment met groen licht het kruispunt overstak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.M.A. Jegers, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 juni 2021. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 5 jaar. De verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank volgde echter de eis van de officier van justitie en legde de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 5 jaar. De rechtbank hield rekening met de hoge mate van schuld van de verdachte en de ernstige gevolgen van zijn daden voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.
146499.2
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is overleden, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de resultaten uit het onderzoek van de verkeersongevallenanalisten, de getuigenverklaringen, het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek, de resultaten van de postmorale CT-scan en de bekennende verklaring van verdachte. Volgens de officier van justitie dient het weggedrag van verdachte te worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Hij heeft daartoe onder meer naar voren gebracht dat verdachte binnen de bebouwde kom opzettelijk met een thuiskomerband veel te hard reed, in het geheel niet oplette, het rode verkeerslicht heeft genegeerd, niet onbekend was met de plaats van het ongeval en als sterke verkeersdeelnemer een zorgplicht had. Gelet op het weggedrag van verdachte, de aard en ernst van de gemaakte verkeersfouten en de omstandigheden van het geval, kan er volgens de officier van justitie in redelijkheid niet aan worden getwijfeld dat het ongeval en de daardoor veroorzaakte dood van het slachtoffer aan verdachte verweten kan en moet worden en heeft verdachte hier schuld aan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De verdediging betwist niet dat verdachte veel te hard en door rood is gereden. Verdachte heeft daar bij de politie eerlijk over verklaard en direct spijt betuigd. Er is in juridische zin sprake van schuld. De vraag is welke juridische gradatie van schuld aan de orde is. Bij de toelichting op de LOVS-richtlijnen is vermeld dat bij de categorie ‘zeer hoge mate van schuld’ gedacht kan worden aan gevallen die neigen naar of grenzen aan roekeloosheid. Conform de nog steeds geldende jurisprudentie over roekeloosheid geldt dat van roekeloosheid slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van roekeloosheid en dus evenmin van ‘zeer hoge mate van schuld.’ De verkeersfouten die verdachte heeft gemaakt grenzen immers niet aan roekeloosheid. Gelet op de jurisprudentie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat door de twee verkeersfouten sprake is van ernstige schuld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte dit feit ter terechtzitting van 25 juni 2021 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2021;
- het Eind-Proces-Verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] ; [1]
- het schouwverslag door forensisch arts KNMG [naam 3] d.d. 15 mei 2020. [2]
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van meerdere ernstige verkeersovertredingen. Verdachte reed binnen de bebouwde kom met een snelheid die ruim twee keer boven de ter plaatse toegestane maximum snelheid ligt. Vervolgens naderde verdachte het kruispunt zonder zijn snelheid aan te passen en zonder zich er van te vergewissen dat er geen verkeer van links of rechts kwam. Sterker nog, het kruispunt is voorzien van een verkeersregelinstallatie en het verkeerslicht stond voor verdachte ruim zes seconden op rood. Verdachte stopte niet voor de stopstreep, negeerde dit rode licht en is doorgereden. Als gevolg hiervan heeft hij het slachtoffer dat met haar fiets het kruispunt bij voor haar groen licht overstak, aangereden met haar dood tot gevolg. Al deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 15 mei 2020 in de gemeente Venlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Eindhovenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, heeft gereden met een minimale snelheid van 116 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, en (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het T-kruispunt gevormd door voornoemde Eindhovenseweg en de Alberickstraat is genaderd en (vervolgens) is opgereden, zulks op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser reeds zo dicht was genaderd, dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] , althans haar fiets.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 60 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs reeds kwijt is geweest. De hoge mate van schuld en de ernst van de gevolgen spelen een rol bij het bepalen van de strafmaat. Het is evident dat sprake is van buitengewoon ernstige gevolgen, nu het leven van het slachtoffer haar is ontnomen en het leven van haar partner, familie en vrienden onherstelbaar is beschadigd door toedoen van verdachte. Verdachte heeft in de bebouwde kom opzettelijk het gaspedaal veel te hard ingedrukt, heeft niet opgelet en het verkeerslicht blijkbaar over het hoofd gezien, hetgeen zeer verwijtbaar en strafverhogend is. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met het feit dat verdachte oprecht gevoelens van spijt en wroeging lijkt te hebben en met hetgeen de reclassering adviseert. De officier van justitie heeft zich gerealiseerd dat het veroorzaakt hebben van een dodelijk ongeval ook gevolgen heeft voor verdachte zelf. De officier van justitie meent dat vanuit het oogpunt van vergelding en preventie een gevangenisstraf (met een voorwaardelijk deel) en een langdurige geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gepast en geboden zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. Ten aanzien van de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de duur van de proeftijd heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De LOVS-richtlijnen vermelden in geval van ernstige schuld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren. De raadsman heeft verwezen naar twee uitspraken (ECLI:NL:RBGEL:2018:587 en ECLI:NL:RBZWB:2015:2875) waarbij van de richtlijn is afgeweken. Ook in onderhavige zaak is sprake van verzachtende omstandigheden. Er is sprake van een relatief jonge verdachte die zal moeten leven met de wetenschap dat door zijn verkeersfouten een jonge vrouw is overleden. Die wetenschap is een flinke straf. Verdachte ondergaat traumatherapie om de gebeurtenis een plek te kunnen geven. De reclassering schrijft in haar advies van 3 juni 2021 uitvoerig over de houding van verdachte en wat dit feit met hem heeft gedaan. De raadsman heeft verzocht om de houding van verdachte, die ook een excuusbrief aan de nabestaanden heeft geschreven, in zijn voordeel mee te wegen. Tenslotte heeft de raadsman erop gewezen dat de behandelaar van het For Fact team bij de reclassering heeft aangegeven dat de behandeling, begeleiding en ondersteuning van verdachte – bij een (langere) gevangenisstraf – stopgezet zal moeten worden en dat dit verdachte geen goed zal doen. Stopzetting van de behandeling acht de verdediging zeer onwenselijk. Noch verdachte, noch de nabestaanden, noch de maatschappij zijn daarmee gebaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is op 15 mei 2020 betrokken geweest bij een verkeersongeval met dodelijke afloop. Hij is met zijn auto met extreem hoge snelheid door rood licht gereden en heeft daarbij het slachtoffer [slachtoffer] op haar fiets aangereden. Zij is aan haar verwondingen overleden. Door het verkeersgedrag van verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer blijkt dat zij tot op de dag van vandaag niet kan geloven dat haar dochter er niet meer is. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht kan doen aan het verlies dat de familie en de partner van het slachtoffer hebben geleden en aan het verdriet dat dit verlies nog steeds veroorzaakt en zal blijven veroorzaken.
De rechtbank gaat uit van een zeer hoge mate van schuld van verdachte door de veelheid van ernstige verkeersfouten die hij heeft gemaakt. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het veroorzaken van een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994, waarbij sprake is van een dodelijke afloop en een zeer hoge mate van schuld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur van acht maanden in combinatie met een rijontzegging voor de duur van drie jaar.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 1 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte vóór het ongeval eerder een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor het te hard rijden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij wederom deze fout maakt, maar ditmaal met zeer grote en ernstige gevolgen. Dat werkt strafverzwarend.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het reclasseringsadvies van 3 juni 2021. De reclassering heeft geadviseerd tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, welk advies de rechtbank zal volgen. Verder blijkt uit het reclasseringsadvies dat verdachte de begeleiding, behandeling en ondersteuning vanuit het For Fact Team op vrijwillige basis heeft voortgezet na het succesvol afronden van reclasseringstoezicht bij de reclassering SVG eind 2019. Onderhavige gebeurtenissen hebben verdachte in psychisch opzicht behoorlijk teruggeworpen waardoor voortzetting (en waar nodig intensivering) van de behandeling en ondersteuning noodzakelijk is wat niet mogelijk zal zijn bij een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank ziet dit probleem maar vindt het strafbare feit te ernstig om slechts een kortdurende gevangenisstraf op te leggen.
Uit het advies van de reclassering is voorts gebleken dat verdachte zeer schuldbewust en berouwvol is. Naast alle gevolgen en impact die het hele gebeuren voor hemzelf hebben gehad – en nog steeds hebben – is het eerste en belangrijkste dat hij steeds benoemt het onmetelijke verdriet dat hij, door zijn toedoen, anderen heeft aangedaan. Ook ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd. Toch is het feit te ernstig om dit strafverlagend te laten werken.
De rechtbank acht de gevorderde strafmodaliteiten van de officier van justitie passend en zal verdachte alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 60 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Ontzegging rijbevoegdheid
- ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 60 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. A.M. Kostervan der Linden en mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.
Buiten staat
Mr. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2020 in de gemeente Venlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Eindhovenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, heeft gereden met een minimale snelheid van 116 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het T-kruispunt gevormd door voornoemde Eindhovenseweg en de Alberickstraat is genaderd en (vervolgens) is opgereden, zulks op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser reeds zo dicht was genaderd, dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] , althans haar fiets;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2020 in de gemeente Venlo als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Eindhovenseweg, heeft gereden met een minimale snelheid van 116 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het T-kruispunt gevormd door voornoemde Eindhovenseweg en de Alberickstraat is genaderd en (vervolgens) is opgereden,
zulks op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser reeds zo dicht was genaderd, dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietser, althans haar fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Eind-Proces-Verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , pagina 1-104 (digitaal doorgenummerd).
2.Het geschrift, te weten het schouwverslag door forensisch arts KNMG [naam 3] d.d. 15 mei 2020.