ECLI:NL:RBLIM:2021:5527

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
03/702637-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte wegens witwassen van geldbedragen in het kader van onderzoek Kievit/Bandidos

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968 en bijgestaan door advocaat mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, heeft de rechtbank Limburg op 9 juli 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van een totaalbedrag van 165.341,69 euro, waarbij het Openbaar Ministerie stelde dat de verdachte dit bedrag had verworven en een gewoonte had gemaakt van het witwassen. De zaak was onderdeel van een groter onderzoek, genaamd 'Kievit', dat zich richtte op de motorclub Bandidos en diverse criminele activiteiten, waaronder drugsdelicten en afpersingen.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen, waarbij de verdachte en haar raadsman hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor de wetenschap van de verdachte omtrent de criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging bevestigd, ondanks het verweer van de verdediging over het tijdsverloop en de invloed op getuigen.

Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, waarbij zij oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het witwassen van de genoemde bedragen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702637-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte 18] ,
geboren te [geboortedatum] 1968,
ingeschreven te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:
  • 29, 30 en 31 maart 2021,
  • 6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,
  • 3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021,
  • en op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.
De verdachte is op 27 en 28 mei 2021 verschenen en haar raadsman is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
- een totaal van 165.341,69 euro heeft witgewassen, terwijl ze daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

3.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat door het lange tijdsverloop geen sprake meer is van een eerlijk proces nu de herinnering van getuigen is beïnvloed en dat er strijd is met een goede procesorde. Het criterium van een goede procesorde heeft op grond van het nieuwe Wetboek van Strafvordering te gelden naast het recht op een eerlijk proces.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (sinds zijn arrest van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:BD2578) houdt in dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de, eventueel, op te leggen straf.
De raadsvrouw heeft evenwel een beroep gedaan op de te verwachten nieuwe regels omtrent vormverzuimen ex art. 359a Sv. Het lijkt juist te zijn dat met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering de systematiek en terminologie voor zover het betreft vormverzuimen zal veranderen. Nu dat nieuwe wetboek echter nog niet in werking is getreden, kan en zal de rechtbank daar nog niet op vooruit lopen. Zulks temeer nu de Hoge Raad recent, op 1 december 2020, nog een tweetal standaardarresten (ECLI:NL:HR:2020:1889 en ECLI:NL:HR:2020:1890) heeft gewezen waarin hij het beoordelingskader als het gaat om vormverzuimen heeft genuanceerd en bijgesteld. Daaruit blijkt onder meer dat niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging als sanctie op vormverzuimen alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde is, te weten wanneer een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn, behoudens het tijdsverloop en de kale stelling dat getuigen beïnvloed zijn, gesteld noch gebleken. Zaakdossier 12 is gesloten op 4 oktober 2016 en was onderwerp van de regiezitting op 13 juni 2017. Bij die gelegenheid had de verdediging alle mogelijkheden om nader onderzoek te verzoeken, wat ook is gebeurd. Ook heeft zij tegen de verdenking van witwassen in kunnen brengen wat haar gerade voorkwam. Niet gezegd kan worden dat door het enkele tijdsverloop geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Verder is de stelling dat getuigen beïnvloed zijn niet onderbouwd, terwijl van een dergelijke beïnvloeding de rechtbank ook op generlei wijze is gebleken. Dat maakt dat voor een schending van de redelijke termijn thans geen sanctie van niet-ontvankelijkheid kan gelden.
De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie dus ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding
In april 2014 startte de politie Limburg onderzoek ‘Kievit’. Dit onderzoek richtte zich in aanvang op [verdachte 1] en vermeende drugsdelicten. Later breidde het zich uit naar het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos. Dat resulteerde in verdenkingen van onder meer drugsdelicten, afpersingen en/of diefstallen met geweld, openlijke geweldpleging en wapenbezit. Nader financieel onderzoek leidde bovendien tot verdenkingen van witwassen, ook tegen familieleden van leden van de Bandidos.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer ruim 20 afzonderlijke zaakdossiers. Uiteindelijk zijn 25 verdachten vervolgd door het Openbaar Ministerie.
De verdachte, zelf geen lid van de Bandidos, wel echtgenote van vice-president van de Bandidos [verdachte 1] , wordt verweten dat zij in totaal 165.341,69 euro heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het witwassen van 165.341,69 euro.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van witwassen nu daarvan geen sprake was: diverse uitgangspunten zijn immers onjuist en diverse inkomsten zijn niet meegenomen, hetgeen zou resulteren in een positief – in plaats van negatief – saldo.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
4.4
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aan medeverdachte [verdachte 1] , de echtgenoot van verdachte, is (onder parketnummer 03/702607-15 feit 10) eveneens het witwassen van een geldbedrag tenlastegelegd. De rechtbank is in die zaak tot een bewezenverklaring van (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van totaal 151.219,44 euro gekomen. Daarbij is uit de bewijsmiddelen afgeleid dat het niet anders kan zijn, dan dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig uit enig misdrijf.
Met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de contante geldbedragen noch dat zij dit redelijkerwijs heeft moeten vermoeden. Verdachte wordt van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op één of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 27 mei 2009 tot en met 27 mei 2015, (telkens) te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen en/of te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw en/of (elders) in Nederland en/of in Colombia, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den),
en/of
b.
voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en ) dat dat/die voornoemde voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven),
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt; (zaak 12)
Artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij, op één of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 27 mei 2009 tot en met 27 mei 2015, (telkens) te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen en/of te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw en/of (elders) in Nederland en/of in Colombia, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den),
en/of
b.
voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 165.341,69 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voornoemde voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven); (zaak 12)
Artikel 420quater Wetboek van Strafrecht.