Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 juni 2021
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 juni 2021
- de akte van mr. Cratsborn van 23 juni 2021.
2.De feiten
3.7. De discussie tussen partijen ziet op de uitleg van (het dictum in) het vonnis van de kantonrechter.(…)
Tegen deze achtergrond moet het ervoor gehouden worden dat op grond van het vonnis van de kantonrechter de periodieke snoeiverplichtingen daadwerkelijk elke drie respectievelijk vijf jaar dienen plaats te vinden. Met de woorden ‘zijn ingekort als hiervoor aangegeven’ in rov. 3.4. van het dictum van het vonnis van de kantonrechter wordt dan ook gedoeld op de initiële snoei van de bomen waartoe [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op grond van rov. 3.1 van het dictum is veroordeeld, onafhankelijk van de wijze waarop die precies is uitgevoerd. Uit niets in het vonnis van de kantonrechter blijkt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan de in rov. 3.4. van het dictum uitdrukkelijk en zonder voorbehoud opgelegde verplichting tot periodiek (bij)snoeien kan ontkomen door de bomen eenmalig veel verder terug te snoeien dan waartoe zij door de kantonrechter is verplicht in rov. 3.1. van het dictum.
.”
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
in conventie
heeft ontvangen € 1.277,00 (zie 2.3 hiervoor).
Per saldo heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dus betaald: € 1.277,00 +
NJ2000/603, rov. 3.4). De vordering tot betaling van wettelijke rente over € 1.277,00 zal dus worden toegewezen op de hierna in het dictum bepaalde wijze.
- dagvaarding € 103,83
- griffierecht 240,00
- salaris gemachtigde