Op 5 januari 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, die de wraking had aangevraagd van mr. F.A.G.M. Vluggen. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de gang van zaken rondom de aanhouding van een zitting op 18 november 2020, waarbij de rechter zonder overleg met de verzoeker de zitting had aangehouden. De verzoeker stelde dat hij een groot belang had bij de doorgang van de zitting en dat de rechter zich had laten leiden door het bestuursorgaan, wat volgens hem de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.
De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing van de rechter om de zitting aan te houden was niet onbegrijpelijk en was gebaseerd op de informatie die hij op de ochtend van de zitting had ontvangen, namelijk dat de gemachtigde van de verweerder symptomen vertoonde die op corona duidden.
De wrakingskamer oordeelde dat de gang van zaken rondom de aanhouding van de zitting niet gelukkig was, maar dat dit niet betekende dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. M.B.T.G. Steeghs, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. Y.J.C.A. Roeffen, met mr. N. Ouarani als griffier.