ECLI:NL:RBLIM:2021:534

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/03/285968 HA RK 20-246
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 5 januari 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, die de wraking had aangevraagd van mr. F.A.G.M. Vluggen. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de gang van zaken rondom de aanhouding van een zitting op 18 november 2020, waarbij de rechter zonder overleg met de verzoeker de zitting had aangehouden. De verzoeker stelde dat hij een groot belang had bij de doorgang van de zitting en dat de rechter zich had laten leiden door het bestuursorgaan, wat volgens hem de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing van de rechter om de zitting aan te houden was niet onbegrijpelijk en was gebaseerd op de informatie die hij op de ochtend van de zitting had ontvangen, namelijk dat de gemachtigde van de verweerder symptomen vertoonde die op corona duidden.

De wrakingskamer oordeelde dat de gang van zaken rondom de aanhouding van de zitting niet gelukkig was, maar dat dit niet betekende dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. M.B.T.G. Steeghs, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. Y.J.C.A. Roeffen, met mr. N. Ouarani als griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum beslissing: 5 januari 2021
zaaknummer: C/03/285968 / HA RK 20-246
beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. A.C.S. Grégoire te Sittard,
dat strekt tot wraking van:
mr. F.A.G.M. Vluggen (hierna: de rechter).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 8 december 2020, met bijlagen,
  • het proces-verbaal van de zitting van 8 december 2020,
  • de schriftelijke reactie van de rechter,
  • de mondelinge behandeling op 22 december 2020, waarbij zijn verschenen:
- mr. Grégoire, namens verzoeker,
- de rechter.
- de pleitaantekeningen van mr. Grégoire.
Ook aanwezig bij de behandeling is de griffier van de zitting van 8 december 2020, mr. W.A.M. Bocken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek (kort samengevat) ten grondslag gelegd de gang van zaken rondom de aanhouding van de zitting van 18 november 2020.
In de ochtend van die betreffende dag is de zitting aangehouden zonder overleg met verzoeker, terwijl verzoeker een groot belang bij doorgang van de zitting had. De rechter heeft zich laten leiden door hetgeen het bestuursorgaan (verweerder) hem heeft voorgehouden, terwijl de rechtszoekende op de eerste plaats zou moeten komen.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.
2.3.
De standpunten van verzoeker en de rechter worden hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
Verder geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat ter discussie wordt gesteld of het verzoek tijdig is ingediend. Dit punt behoeft echter geen bespreking, gelet op hetgeen hierna overwogen en beslist wordt.
3.5.
In dit geval is het wrakingsverzoek- in de kern- gebaseerd op de beslissing van de rechter om de zitting van 18 november 2020, zonder overleg met verzoeker, ambtshalve aan te houden. Bezien in het licht van de door de Hoge Raad aangelegde maatstaf (zie hierboven) is er met betrekking tot deze beslissing van de rechter de door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingsituatie, waarin een beslissing niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter, niet aan de orde. Van een onbegrijpelijke beslissing als hier bedoeld is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. De wrakingskamer constateert namelijk dat de rechter de zitting van 18 november 2020 ambtshalve heeft aangehouden op basis van de informatie die hem in de ochtend van die betreffende dag heeft bereikt. Aan hem is medegedeeld dat de gemachtigde van verweerder symptomen heeft die op corona duiden en niet naar de zitting kan komen. De rechter heeft vervolgens gelet op de korte tijd tussen deze mededeling en het moment van de zitting ambtshalve de beslissing tot aanhouding genomen zonder overleg met verzoeker. Daarna heeft de rechter op korte termijn een nieuwe zitting bepaald met het oog op het belang van verzoeker om nog in het lopende ‘belastingjaar’ een uitspraak te krijgen. Deze beslissing is naar het oordeel van de wrakingskamer in het licht van de geschetste omstandigheden, niet zo onbegrijpelijk dat deze niet anders kan worden uitgelegd dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid. Dat de gang van zaken rondom dit alles wellicht niet gelukkig is geweest, maakt dat niet anders. Er zijn dan ook geen gronden voor het aannemen van (schijn van) partijdigheid of (schijn van) vooringenomenheid bij de rechter.
3.6.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G Steeghs, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. Y.J.C.A. Roeffen bijgestaan door mr. N. Ouarani als griffier en in het openbaar uitgesproken.