9.4.Op 2 augustus 2019 heeft de SAGA van de NVALT het IAS bericht dat de herbeoordeling is verricht naar aanleiding van alle bij de SAGA reeds bekende gegevens. De SAGA heeft meerdere specialisten gevraagd de casus te beoordelen, gezien de twijfel die er bij het originele beoordelingspanel bestond over de mate van longfibrose en of deze voldeed aan de grens die in de wet is vastgelegd. De SAGA concludeert nu dat het beeld compatibel is met dat van asbestose, zoals gedefinieerd in het Protocol Diagnostiek Asbestose 2014. De longfunctionele beperking ligt binnen AMA-klasse 4.
10. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het NAP bij zijn onderzoek in 2017 tot een verkeerde conclusie is gekomen en dat het IAS daarom van zijn eerdere advies is teruggekomen. Daaruit volgt dat verweerder de aanvraag van de echtgenoot van eiseres bij het besluit van 22 december 2017 op onjuiste gronden heeft afgewezen.
11. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder inhoudende dat eiseres geen belanghebbende is bij een verzoek om herziening bij het eerste afwijzingsbesluit, omdat eiseres geen belanghebbende was bij dit afwijzingsbesluit, onjuist is. De strekking van (de voorwaarden van) artikel 11 van de Regeling TAS is immers dat een nabestaande aanspraak heeft op een voorschot als de betrokkene na zijn aanvraag overlijdt en hij aan de voorwaarden voor toekenning voldoet. De echtgenoot van eiseres heeft zelf de aanvraag gedaan en bezwaar gemaakt tegen de afwijzing daarvan. De besluiten op de aanvraag en het bezwaar betreffen dus mede het belang van eiseres. Als de echtgenoot destijds ook nog beroep had ingesteld dan zou dat er bovendien, gelet op de kort nadien gewijzigde advisering van het IAS, ontegenzeglijk toe hebben geleid dat na zijn overlijden het aangevraagde voorschot alsnog aan eiseres was toegekend.
De door verweerder getrokken vergelijking met de door hem genoemde uitspraak van 16 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV7750, gaat niet op, omdat die uitspraak over een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) ging en in die wet niet een regeling voor nabestaanden is opgenomen als die van artikel 11 van de Regeling TAS. De rechtbank is tevens van oordeel dat het in de hiervoor geschetste bijzondere omstandigheden van dit geval evident onredelijk is om de aanvraag van eiseres af te wijzen. Die afwijzing kom er namelijk op neer dat zij er de dupe van wordt dat haar echtgenoot er in de terminale fase van zijn ziekte niet toe is gekomen om beroep in te stellen. Verweerder had dan ook de nieuwe aanvraag van eiseres niet mogen afwijzen op de door hem gehanteerde grond.
12. Uit wat is overwogen in rechtsoverwegingen 9, 10 en 11 volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
13. Aanleiding bestaat verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Ook dient verweerder aan eiseres het in beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 16 april 2020;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, voorzitter, en mr. P.J. Voncken en mr. L.N. Geerman, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 juni 2021