ECLI:NL:RBLIM:2021:4981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
ROE 20/2709
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering evenementenvergunning voor Koerdisch Culturele Festival door onvoldoende informatie

In deze zaak heeft de Vereniging Democratisch Koerdische Gemeenschappen in Nederland een aanvraag ingediend voor een evenementenvergunning voor het Koerdisch Culturele Festival 2020, dat gepland stond op 12 september 2020. De burgemeester van de gemeente Landgraaf, als verweerder, heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen omdat niet alle gevraagde informatie was verstrekt. De rechtbank Limburg heeft op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

De rechtbank overweegt dat de burgemeester de gevraagde gegevens noodzakelijk achtte voor een risico-inschatting, gezien de aard van het evenement en het verwachte aantal bezoekers van 25.000. Eiseres stelde dat de aanvraag in de context van haar grondwettelijke recht op betoging moest worden gezien, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht als een evenementenvergunning was opgevat en niet als een kennisgeving voor een betoging. De rechtbank concludeert dat eiseres procesbelang heeft bij het beroep, omdat er een nieuwe aanvraag voor hetzelfde festival in 2021 is ingediend.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op goede gronden de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn de gevraagde lijst met namen van uitgenodigde inleiders en organisaties heeft ingeleverd. De rechtbank benadrukt dat het aan de burgemeester is om te beoordelen of hij over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag te kunnen behandelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de motivering van de burgemeester en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/2709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

Vereniging Democratisch Koerdische Gemeenschappen in Nederland, te ‘s-Gravenhage, eiseres
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de burgemeester van de gemeente Landgraaf, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Costongs-Muris, E.S.H. Stollman en J.G.J. Consten).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een evenementenvergunning (Koerdisch Culturele Festival 2020) niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Beide partijen zijn daar vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens eiseres is tevens verschenen [naam].

Overwegingen

1. Eiseres heeft een aanvraag om een evenementenvergunning ingediend op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het Koerdisch Culturele Festival (hierna: het festival) op 12 september 2020. Het betreft een traditioneel en cultureel Koerdisch festival dat bestaat uit muziek, dans, kunst en cultuur. Ook worden internationale persoonlijkheden en politieke partijen, non-gouvernementele en (minderheden-)organisaties uitgenodigd om te spreken over – kort gezegd – de situatie en positie van Koerden en andere volkeren (minderheidsgroeperingen), en de mogelijke oplossingen daarvoor. Op deze manier wordt bijgedragen aan opinievorming van bezoekers, waarvan er 25.000 worden verwacht.
Verweerder heeft deze aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat zij niet alle – volgens verweerder benodigde – gegevens heeft ingeleverd. Ter zitting is bevestigd dat het beroep alleen gaat over de lijst met namen van uitgenodigde organisaties en uitgenodigde inleiders en niet over andere (ook ontbrekende of onvolledige) gegevens en bescheiden.
2. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of eiseres nog procesbelang heeft bij dit beroep, aangezien het festival al in maart 2020 (wegens corona) is geannuleerd en geen doorgang heeft gevonden.
Op de zitting is duidelijk geworden dat een aanvraag voor een evenementenvergunning is ingediend voor het organiseren van hetzelfde festival in 2021, en dat de intentie bestaat het festival vaker te organiseren. Die aanvraag is nog niet inhoudelijk behandeld (omdat alles stilligt vanwege corona). Als dat gaat gebeuren, zal eiseres om dezelfde informatie worden gevraagd en speelt dezelfde vraag als in dit beroep aan de orde is.
De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij dit beroep.
3. Volgens verweerder is een evenementenvergunning ingediend en geen kennisgeving voor een betoging. Daarom is in beroep enkel aan de orde of de aanvraag voor de vergunning terecht buiten behandeling is gesteld. Van een weigering is geen sprake en van een beperking van het grondwettelijk recht te betogen om die reden evenmin.
Verweerder heeft gevraagd om een lijst van uitgenodigde inleiders en organisaties omdat die gegevens noodzakelijk zijn om de aanvraag van eiseres te kunnen beoordelen met het oog op de openbare orde en veiligheid, en de eventueel in dat kader aan de te verlenen vergunning te verbinden voorschriften. Het festival – waar 25.000 bezoekers worden verwacht – betreft een C-evenement in de zin van artikel 2.2.1, derde lid, onder c, van de APV: een evenement met grote impact op de stad en/of regionale gevolgen voor het verkeer (hoog risico). Aan de hand van onder andere de programmering wordt een risico-inschatting gemaakt van het publieks-profiel (o.a. doelgroep, leeftijd), crowd management, gedragingen publiek en (snelheid van) uitstroom van publiek. Verweerder wijst ook naar de ‘Nota uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Landgraaf 2012’, waarin (op p. 79) staat dat het type bezoeker een belangrijke rol speelt bij de risico-bepaling en (op p. 89) dat van belang is te weten of politiek of maatschappelijk gevoelige vips naar het evenement komen, of vips die grote aantallen bezoekers trekken.
Volgens verweerder is een summiere lijst ingediend die onvoldoende is voor de beoordeling van de aanvraag. In de reactie van 3 maart 2019 heeft eiseres slechts 2 concrete organisaties genoemd, en zich voor het overige enkel in algemene bewoordingen uitgelaten over de uit te nodigen organisaties. Namen van uitgenodigde inleiders ontbreken geheel. Verweerder heeft geen aanvullende lijst ontvangen binnen de gestelde termijn, terwijl daarover wel meerdere malen uitdrukkelijk contact is geweest met eiseres.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij weliswaar een evenementenvergunning aan heeft gevraagd, maar dat zij in feite wordt belemmerd haar grondwettelijke recht op betoging uit te oefenen. De aanvraag moet in de context van de gevoelige Koerdische situatie worden gezien. Verweerder maakt het voor hen onmogelijk zich daarover te uiten omdat het festival niet mag worden georganiseerd. De eis om daarbij de lijst te overleggen heeft geen wettelijke grondslag en is bovendien onredelijk. Met alle beschikbare informatie over het festival kon verweerder al een risico-inschatting maken. Dat zij daarvoor concreet de namen van sprekers en organisaties nodig had, is niet onderbouwd. Dat een risico bestaat voor de openbare orde als bepaalde sprekers zouden worden uitgenodigd, is niet aangetoond. Eiseres heeft al vaker vergelijkbare bijeenkomsten georganiseerd en die zijn altijd zonder problemen verlopen. In de visie van eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de aanvraag mocht worden geweigerd en in dat verband de concrete namen nodig zijn om een risico-inschatting te kunnen maken.
5. De rechtbank overweegt verder als volgt.
5.1
Vast staat dat eiseres een evenementenvergunning heeft aangevraagd. Zij heeft geen kennisgeving voor het houden van een betoging gedaan, wat in de rede zou hebben gelegen als eiseres van mening is dat sprake is van een betoging. Eiseres heeft bovendien voor het in 2021 te organiseren festival ook weer een evenementenvergunning aangevraagd, zo is op de zitting bevestigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder haar aanvraag terecht heeft opgevat en beoordeeld als een evenement, en niet als een betoging.
Bovendien is – anders dan eiseres meent – de aanvraag om een evenementenvergunning niet geweigerd, maar buiten behandeling gesteld.
In beroep is dus enkel aan de orde of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres om een evenementenvergunning buiten behandeling heeft gesteld. Wat eiseres aanvoert in het kader van haar recht op betoging, slaagt daarom niet.
5.2
De algemene wettelijke grondslag voor verweerder om nadere gegevens te verlangen van een aanvrager als eiseres ligt in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De aanvrager moet dan wel de gelegenheid hebben gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Het is aan verweerder als bevoegd bestuursorgaan om te beoordelen of hij over voldoende gegevens beschikt om op de aanvraag van eiseres te kunnen beslissen. De rechtbank dient die beoordeling terughoudend te toetsen.
Nu sprake is van een aanvraag voor een evenementenvergunning op grond van de APV vindt de beoordeling van de aanvraag plaats aan de hand van de APV. Op grond van de APV is het verboden een C-evenement te organiseren zonder vergunning van verweerder (artikel 2.2.2, eerste lid, APV). Dat sprake is van een C-evenement is niet in geschil. De APV bepaalt ook dat verweerder de vergunning kan weigeren in het belang van de openbare orde en veiligheid (artikel 1.8 APV).
Verweerder moet onder andere een inschatting kunnen maken van het risico van het festival voor de openbare orde en veiligheid. Dat is bij uitstek een taak voor verweerder. Verweerder heeft in dat verband toegelicht dat de gevraagde lijst met namen van uitgenodigde inleiders en organisaties noodzakelijk is om een zorgvuldige risico-inschatting te kunnen maken van het festival. Gelet op zijn toelichting is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in dit geval op het standpunt heeft kunnen en mogen stellen dat zonder méér (concrete) gegevens over de uitgenodigde inleiders en organisaties voor hem niet voldoende duidelijk is om wie het gaat en dus wat die personen en organisaties mogelijk voor het (gedrag van) aanwezige publiek zouden kunnen betekenen, zodat daardoor geen zorgvuldige risico-inschatting kan worden gemaakt. Daarbij speelt ook mee dat het festival is aangemerkt als een C-evenement waar 25.000 bezoekers worden verwacht. Weliswaar kan uit de aanvraag in combinatie met de aanvullende gegevens een beeld worden gevormd van (de opzet en het publiek van) het festival, maar dat doet aan het voorgaande niet af: concrete(re) invulling van het programma met namen ontbreekt, en het is niet onredelijk dat verweerder vanwege de risico-inschatting die moet worden gemaakt dáár naar vraagt. Dat het festival vaker (elders) zonder problemen is georganiseerd, maakt dat niet anders. Daarbij is van belang dat eiseres in de bijlage in de e-mail van 3 maart 2020 opmerkt dat het festival weliswaar jaarlijks terugkeert, maar dat de gastsprekers, inleiders en programmering telkens anders kunnen zijn.
Dat verweerder – zoals eiseres op de zitting betoogde – zijn bevoegdheid heeft misbruikt om ervoor te zorgen dat het festival niet zou doorgaan, is op geen enkele wijze onderbouwd.
5.3
Voor de beoordeling van het beroep vindt de rechtbank ook het volgende van belang.
Eiseres is diverse malen medegedeeld dat informatie over inleiders en organisaties nodig was en dat die lijst nog ontbrak. De rechtbank wijst naar een e-mail van 21 januari 2020 (waarop namens eiseres is gereageerd met de e-mail van 3 maart 2020) en het gesprek dat plaats heeft gevonden op 5 maart 2020, waarvan de afspraken bij brief van 9 maart 2020 aan eiseres zijn verstuurd. Daarin is onder meer opgenomen dat ontbrekende gegevens (waaronder ‘
een lijst met namen van de uitgenodigde organisaties en uitgenodigde inleiders’) uiterlijk 23 maart 2020 in het bezit van verweerder moesten zijn. Verweerder heeft deze lijst niet binnen die termijn ontvangen. Verweerder heeft – onbetwist – gesteld dat op 19, 23 en 26 maart 2020 telefonisch contact is geweest over de stand van zaken over deze lijst.
Nergens blijkt uit dat eiseres in deze periode (tot het primaire besluit) op enig moment heeft gesteld dat zij deze informatie niet kon, wilde of hoefde te verstekken of dat verweerder hier niet om mocht vragen. Integendeel, zoals ook uit het navolgende blijkt.
In de hoorzitting tijdens de bezwaarfase is ook nog over deze lijst met namen gesproken. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiseres toen in de veronderstelling verkeerde die lijst wel degelijk al bij verweerder ingeleverd te hebben. Op eigen verzoek is eiseres vervolgens in de gelegenheid gesteld dit nader te onderbouwen. Eiseres heeft daarop (na de hoorzitting) een e-mail van 13 maart 2020 overgelegd, met als bijlage het ‘
voorlopige programma’ met concrete namen. Deze e-mail is echter niet aan verweerder gericht, maar aan ‘buropinkpop’ (waarmee eiseres samenwerkte bij het organiseren van het festival). Daarin staat onder meer ‘
wij hebben er haast bij, al de gevraagde stukken en informatie moeten a.s woensdag bij de gemeente binnen zijn’en ook ‘
bij deze krijgt u ook de programma waar de gemeente naar vroeg’. Desgevraagd heeft eiseres op de zitting erkend dat – zoals ook al uit de informatie in het dossier volgt – vanwege een hectische periode een-en-ander niet goed is verlopen, en dat de per e-mail van 13 maart 2020 aan ‘buropinkpop’ verzonden namenlijst per abuis niet ook aan verweerder is toegezonden.
Met andere woorden, eiseres wist dat verweerder een concretere namenlijst wilde ontvangen in het kader van de aanvraag, eiseres had daarover blijkbaar de beschikking en wilde die ook aan verweerder verstrekken. Zij verkeerde zelfs in de – achteraf onjuiste – veronderstelling dat zij dit al had gedaan.
6. Mede in het licht van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval de aanvraag van eiseres op goede gronden buiten behandeling heeft gesteld omdat eiseres niet binnen de daarvoor gestelde termijn de gevraagde lijst met namen van uitgenodigde organisaties en uitgenodigde inleiders heeft ingeleverd bij verweerder.
7. Ten tijde van het bestreden besluit was duidelijk dat het festival niet door zou gaan. De namenlijst is bovendien niet het enige dat aan benodigde gegevens ontbrak. Verweerder heeft daarom de ná de hoorzitting overgelegde programmeringslijst terecht niet alsnog in de procedure meegenomen en beoordeeld of deze aanvraag van eiseres inhoudelijk kon worden behandeld. De rechtbank kan en zal dan ook geen oordeel geven over de vraag of deze lijst wel voldoende (concreet) is om de aanvraag van eiseres te kunnen beoordelen.

Conclusie

Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 juni 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.