ECLI:NL:RBLIM:2021:4866

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
ROE 19/1488
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek persoonsgegevens en de toepassing van de AVG door de gemeente Maastricht

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Maastricht, verzocht om inzage in haar persoonsgegevens die door de gemeente Maastricht worden verwerkt, op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank Limburg heeft op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van eiseres gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen recht had op documenten waarin haar persoonsgegevens zijn opgenomen, omdat verweerder niet in meer persoonsgegevens inzage kon geven dan reeds was verstrekt. Eiseres had eerder inzage gekregen in haar persoonsgegevens, maar verweerder had na heroverweging alsnog enkele documenten verstrekt die niet eerder waren gegeven. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder, omdat dit besluit niet was herroepen, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit een besluit op bezwaar was en niet een besluit in primo. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten met haar persoonsgegevens bestonden dan de documenten die haar waren verstrekt. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres gedeeltelijk gegrond was, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed, maar er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/1488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende in [woonplaats] , eiseres

en

de raad van de gemeente Maastricht, verweerder

(gemachtigde: mr. V.L.S. van Cruijningen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van verweerder (het college) mede namens verweerder beslist op het inzageverzoek van eiseres van 25 mei 2018 dat gebaseerd is op artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Bij besluit van 11 december 2018, op papier gedateerd en verzonden op 21 december 2018, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van 24 augustus 2018 gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij wijze van verweer op een brief van eiseres geregeerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn hiervoor genoemde gemachtigde en gemachtigden mr. L.J.M. Bindels en [naam] , werkzaam bij de gemeente van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft haar inzageverzoek gericht aan verweerder en het college en de burgemeester van de gemeente van verweerder. Eiseres heeft verzocht om kopieën van haar persoonsgegevens die worden verwerkt met een toelichting op de hoedanigheid waarin is gehandeld, de doelen, de rechtsgrond en/of de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingen, de categorieën van persoonsgegevens, de afkomst/bron en ontvangers van de persoonsgegevens, de duur van de verwerking of opslag, de wijze van beveiliging van de persoonsgegevens, het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, om de contactgegevens van de functionaris gegevensbescherming en gegevens over de betrokken verwerkers en dergelijke conform het bepaalde in hoofdstuk III van de AVG. Het verzoek betreft persoonsgegevens vanaf september 2001. Eiseres heeft daarbij aangegeven in verband met welke hoedanigheden van haar onder meer persoonsgegevens van haar worden verwerkt en waarover en waar naar persoonsgegevens zou kunnen worden gezocht.
2. Op 24 augustus 2018 heeft het college namens de gemeente en haar bestuursorganen op het inzageverzoek beslist. Het college is ervan uitgegaan dat het bevoegd was namens verweerder te beslissen. Het college heeft in kaart gebracht op welke plekken binnen de gemeente persoonsgegevens van eiseres worden verwerkt en eiseres een overzicht verstrekt met daarin haar persoonsgegevens die worden verwerkt. In het overzicht is per document uitgesplitst welk team over het document beschikt, wat het documentsoort is waarin de persoonsgegevens staan, wat de categorie persoonsgegevens is van de persoonsgegevens in het document, wat de reden is voor de verwerking van de persoonsgegevens in het document, met wie de persoonsgegevens zijn gedeeld, hoe lang de persoonsgegevens worden bewaard en van wie de persoonsgegevens zijn ontvangen. Het college heeft afschriften van documenten verstrekt voor zover de daarin vervatte persoonsgegevens niet in het overzicht konden worden verwerkt. Documenten die door eiseres zijn verstuurd of in het kader van bezwaar- of beroepsprocedures van de kant van de gemeente zijn opgesteld, heeft het college niet verstrekt omdat eiseres deze documenten heeft.
3. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en onder meer aangevoerd dat het college niet voor de burgemeester en de gemeenteraad kan beslissen, dat kopieën van documenten moet worden verstrekt en dat het overzicht dat zij heeft gekregen niet compleet is.
Het bestreden besluit
4. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder het besluit van het college, voor zover namens verweerder genomen, heroverwogen. Verweerder heeft het overzicht dat het college aan eiseres heeft verstrekt gecorrigeerd omdat het op een aantal onderdelen geen exacte weergave/kopie van de persoonsgegevens van eiseres bevatte. Om eiseres tegemoet te komen heeft verweerder haar kopieën verstrekt van alle stukken met haar persoonsgegevens voor zover beschikbaar, waaronder twee afschriften van mailberichten die verweerder nog heeft aangetroffen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor zover het college niet bevoegd was mede namens hem op het inzageverzoek te beslissen, dit aan de beslissing van het college klevende bevoegdheidsgebrek met het bestreden besluit is hersteld.
Het beroep en de beoordeling van het beroep
Is het bestreden besluit een besluit in primo of een besluit op bezwaar?
5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit een besluit in primo is omdat het college het besluit van 24 augustus 2018 niet namens verweerder kon nemen en dit
bevoegdheidsgebrek niet te herstellen is.
5.1
Zoals hiervoor is aangegeven is het standpunt van verweerder dat voor zover het college niet bevoegd was mede namens hem op het inzageverzoek van eiseres te beslissen, dit aan de beslissing van het college klevende bevoegdheidsgebrek met het bestreden besluit is hersteld.
5.2
De rechtbank is gebleken dat het college ervan uit is gegaan dat het bevoegd was mede namens verweerder op het inzageverzoek van eiseres te beslissen. De rechtbank overweegt dat het enkele oogmerk om krachtens openbaar gezag een publiekrechtelijk rechtsgevolg in het leven te roepen voldoende is om een besluit aan te nemen en dat het besluit van het college van 24 augustus 2018 onder de gegeven omstandigheden daarom een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ook dus voor zover het is genomen namens verweerder. De rechtbank is verder gebleken dat verweerder op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 24 augustus 2018 heeft beslist voor zover het is gericht tegen dat deel van het besluit dat het college namens hem heeft genomen en dat verweerder met het bestreden besluit niet buiten het heroverwegingskader is getreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit dan ook een besluit op bezwaar en niet een besluit in primo. Omdat verweerder voor zover hij verwerkingsverantwoordelijke is als bevoegd bestuursorgaan het besluit van 24 augustus 2108 van het college op de voet van artikel 7:11 van de Awb aan een inhoudelijke beoordeling heeft onderworpen en in zoverre op het bezwaar van eiseres heeft beslist, is het aan dat collegebesluit klevende bevoegdheidsgebrek, voor zover het college namens verweerder op het inzageverzoek van eiseres heeft beslist en daartoe niet bevoegd was, hersteld. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2019 (ECLI:NL:HR:2010:BO0396) die eiseres zelf heeft aangedragen. Het beroep van eiseres slaagt in zoverre dus niet.
Heeft eiseres recht op kopieën van documenten?
6. Eiseres voert aan dat zij op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG recht heeft op kopieën van alle stukken waarin persoonsgegevens van haar staan.
6.1
Verweerder stelt zich inmiddels op het standpunt dat de AVG in beginsel geen recht geeft op kopieën van stukken waarin persoonsgegevens staan.
6.2
De rechtbank heeft haar oordeel over het recht op stukken op grond van de AVG gegeven in de uitspraak van vandaag op een ander beroep van eiseres (met registratienummer ROE 19/259). De rechtbank verwijst voor haar oordeel en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid naar rechtsoverwegingen 5.2 en 5.2.1 van deze uitspraak en concludeert op grond daarvan ook ten aanzien van het voorliggende beroep dat het in zoverre niet slaagt.
Is de gegeven inzage incompleet?
7. Eiseres stelt dat verweerder naar aanleiding van haar bezwaar niet goed heeft gezocht naar haar persoonsgegevens. Haar blijkt niet dat in interne memo’s, mailwisselingen en andere interne documenten is gezocht. Omdat verweerder zich met het college vereenzelvigt gaat eiseres ervan uit dat correspondentie over haar inzageverzoek tussen het college en advocatenkantoor Capra met verweerder is gedeeld. Eiseres vindt onaannemelijk dat er geen documentatie is over de uitgebreide discussie in 2017 over de vraag of zij lid was van de PvdA-fractie of niet, gelet op het feit dat toen in de raadszaal is gefilmd en er een uitzending over op televisie is geweest. Verder zouden in de dagmail en in raadsstukken van vóór 2017 tot eiseres herleidbare persoonsgegevens moeten voorkomen. Ten aanzien van de meldingen aan de helpdesk over ICT-problemen en dergelijke heeft eiseres aangevoerd dat verweerder deze meldingen bij het college had moeten opvragen.
7.1
Verweerder heeft overwogen dat documentatie over genoemde discussie niet aanwezig en onbekend is, met uitzondering van de correspondentie in het overzicht en de twee e-mailberichten die eiseres nog in kopie zijn verstrekt. Meldingen aan de helpdesk over ICT-problemen en dergelijke heeft verweerder niet aangetroffen. Verweerder heeft aangegeven dat het gebruikelijk is dat dergelijke meldingen worden verwijderd nadat deze zijn afgehandeld en daarbij aangegeven dat verwerkingen van het gemeentelijk melddesk niet onder zijn maar de verantwoordelijkheid van het college vallen. Voor de volledigheid heeft verweerder nog opgemerkt dat de raadsliddienstverbandgegevens van eiseres niet zijn gedeeld met advocatenkantoor Capra. Gemachtigde van Cruijningen van advocatenkantoor Capra heeft ter zitting aangegeven dat in de volle breedte van het verzoek op naam en dergelijke naar persoonsgegevens is gezocht en dat meer documenten niet zijn gevonden. Gemachtigde heeft verder nog aangegeven dat de correspondentie tussen hem en het college, hij is ook de advocaat van het college, niet bij verweerder terecht is gekomen.
7.2
De rechtbank overweegt dat toen de Wet bescherming persoonsgegevens nog gold vaste rechtspraak was (zij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:591) dat als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document waarvan verstrekking wordt gevraagd niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat deze jurisprudentie sinds de AVG in werking is getreden niet meer geldt, zodat zij ook in deze zaak van dit uitgangspunt uitgaat.
7.2.1
Uit het bestreden besluit is af te leiden dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eiseres in elk geval de in het aanvankelijk door het college aan eiseres verstrekte overzicht heeft gecontroleerd en nog heeft gezocht naar de documenten die eiseres specifiek in haar bezwaarschrift heeft genoemd, de correspondentie over haar PvdA-lidmaatschap, haar raadsliddienstverbandgegevens en meldingen aan griffie/helpdesk over ict-problemen en de afdoening ervan. Gelet op de motivering die verweerder ten aanzien van de zoekslag naar deze stukken heeft gegeven zoals weergegeven onder 7.1 komt de stelling van verweerder dat dat hij over het merendeel van deze documenten niet beschikt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor.
Eiseres heeft met wat zij in beroep heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de daarbij genoemde documenten op het moment van het inzageverzoek bij verweerder berustten. De omstandigheid dat de discussie in 2017 over de vraag of eiseres lid was van de PvdA-fractie of niet in de raadszaal is gefilmd en dat er een uitzending over op tv is geweest is onvoldoende om te kunnen aannemen dat er over deze aangelegenheid meer documenten bij verweerder berustten. De publiciteit die deze aangelegenheid heeft gekregen betekent immers niet (automatisch) dat onder de verantwoordelijkheid van verweerder over deze aangelegenheid meer verwerkingen van persoonsgegevens van eiseres hebben plaatsgevonden dan de verwerkingen waarvan eiseres inzage heeft gekregen.
Gelet op het uitgebreide onderzoek naar persoonsgegevens dat naar aanleiding van het inzageverzoek van eiseres is gehouden, zoals de rechtbank (ambtshalve) uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het voorliggende beroep en het beroep met registratienummer ROE 19/259 is gebleken, als ook uit het grote aantal documenten dat het onderzoek blijkens de aan eiseres verstrekte overzichten heeft opgeleverd, vindt de rechtbank de enkele niet geconcretiseerde mededeling dat er nog interne memo’s, e-mails, interne documenten, dagmail en raadsstukken bij verweerder berustten die niet in het overzicht staan of niet verstrekt zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze documenten op het moment van het inzageverzoek bij verweerder berustten. Het vermoeden dat verweerder over correspondentie beschikt tussen de advocaat van het college en het college is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze documenten bij verweerder berustten. Te meer omdat gemachtigde Van Cruijningen, de advocaat die het betreft, onweersproken heeft gesteld dat deze documenten niet met verweerder zijn gedeeld.
De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar standpunt dat verweerder helpdeskmeldingen van eiseres bij het college had moeten opvragen omdat het college verwerker is ten aanzien van haar meldingen waarvoor verweerder verwerkingsverantwoordelijke is. Als de gemeentelijke helpdesk zoals verweerder onweersproken heeft gesteld onder de verantwoordelijkheid van het college valt, bepaalt het college het doel en de middelen van de verwerkingen die binnen de helpdesk plaatsvinden en is het college verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van deze verwerkingen, ook dus als het meldingen betreft van eiseres als raadslid.
Dit betekent dat er geen reden is te oordelen dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eiseres niet goed meer naar persoonsgegevens van eiseres heeft gezocht en dus niet aannemelijk is dat de inzage die eiseres naar aanleiding van haar inzageverzoek heeft gekregen incompleet was. In zoverre slaagt het beroep van eiseres dus ook niet.
Zijn documenten ten onrechte verwijderd?
8. Eiseres voert verder nog aan dat de documenten die op het overzicht staan en waarbij staat ‘verwijderd voor 1 oktober 2018’ nooit verwijderd hadden mogen worden en moeten worden teruggehaald. Zij voert subsidiair aan dat naar deze documenten geen onderzoek is gedaan.
8.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze documenten alsnog niet vernietigd zijn.
8.2
De rechtbank stelt vast dat er geen geschil meer bestaat over de vernietiging van deze documenten, omdat onbestreden is gesteld dat deze documenten alsnog niet vernietigd zijn. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het door eiseres gestelde dat deze documenten niet hadden mogen worden vernietigd. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar subsidiaire standpunt dat naar deze documenten geen onderzoek is gedaan, omdat deze documenten in het overzicht zijn opgenomen en dus door verweerder naar aanleiding van haar inzageverzoek gevonden zijn. Het beroep slaag ook zover niet.
Had het bezwaar van eiseres gegrond moeten worden verklaard?
9. Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat haar bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, omdat verweerder haar naar aanleiding van haar bezwaar nog stukken heeft verstrekt.
9.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ongegrond is en dat de correctie van enkele onvolkomenheden die gecorrigeerd zijn niet tot herroeping van het besluit op het inzageverzoek leiden wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid.
9.2
De rechtbank overweegt dat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd dat er meer persoonsgegevens van haar zijn verwerkt dan de persoonsgegevens waarvan zij naar aanleiding van haar inzageverzoek inzage heeft gekregen en dat het aanvankelijk door het college verstrekte overzicht dus niet compleet is. De rechtbank stelt eiseres in het gelijk en is het met haar eens dat haar bezwaar gegrond was. Verweerder heeft immers naar aanleiding van haar bezwaar nog twee e-mailberichten met persoonsgegevens van eiseres gevonden van welke gegevens zij bij het aanvankelijk aan haar door het college verstrekte overzicht nog geen inzage heeft gekregen maar wel had moeten krijgen.
9.2.1
Ervan uitgaande dat eiseres ook bedoeld heeft aan te voeren dat verweerder het besluit op haar inzageverzoek had moeten herroepen slaagt het beroep in zoverre, omdat verweerder door uitbreiding van de inzage, door alsnog inzage te geven van persoonsgegevens die niet al bij het besluit van 24 augustus 2018 is gegeven maar wel had moeten worden gegeven, de rechtsgevolgen van het besluit op het inzageverzoek van
24 augustus 2018 heeft gewijzigd. Het bestreden besluit kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
Conclusie
10. Omdat het beroep gedeeltelijk slaagt is het gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven voor zover het besluit van 24 augustus 2018 niet is herroepen. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom in zoverre vernietigen. Voor het overige houdt het bestreden besluit stand. Hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel dan wel valt buiten de omvang van dit geding.
10.1
De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het alsnog herroepen van het besluit van 24 augustus 2018 leidt niet tot andere rechtsgevolgen dan de rechtsgevolgen die het bestreden besluit al heeft. Eiseres krijgt namelijk inzage in haar persoonsgegevens waarvan zij een kopie heeft gekregen bij besluit van 24 augustus 2018 en in haar persoonsgegevens die nog in bezwaar zijn gevonden. Voor een proceskostenvergoeding van voor de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten die door verweerder niet is toegekend was er ook geen aanleiding. Eiseres heeft in bezwaar weliswaar gevraagd om vergoeding van de kosten van de procedure, waaronder verletkosten, maar niet is gebleken dat zij proceskosten heeft gemaakt, waarbij de rechtbank ten aanzien van de gestelde verletkosten overweegt dat deze kosten niet kunnen zijn gemaakt omdat gebleken is dat eiseres niet op haar bezwaar wilde worden gehoord en daarom geen hoorzitting is gehouden.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. Voor een proceskostenveroordeling van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten die verband houden met de behandeling van het beroep bestaat geen aanleiding. Eiseres heeft weliswaar om vergoeding van proceskosten gevraagd, waaronder mogelijk kosten van externe rechtsbijstand, maar van dergelijke kosten is niet gebleken.
De proceskosten die eiseres heeft gemaakt in de procedure over het uitblijven van een beslissing (ROE 18/1781) en in deze procedure vergoed zou willen zien komen in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking. Bovendien heeft de rechtbank verweerder ter zake van deze kosten bij uitspraak van 24 mei 2019 (ROE 18/1781) veroordeeld.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder het besluit van
24 augustus 2018 niet heeft herroepen;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden
besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 juni 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.