In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een flatgebouw te Valkenburg. [eiser] vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een dakterras, gelegen op het dak van appartementsrecht [nummer 5]. Hij stelde dat hij en zijn rechtsvoorgangers het dakterras sinds maart 1992 in bezit hebben en dat dit bezit gedurende meer dan 28 jaar ononderbroken heeft voortgeduurd. De VvE betwistte de vordering en voerde aan dat de verjaringstermijn niet was aangevangen, omdat [eiser] en zijn rechtsvoorgangers slechts als houders en niet als bezitters van het dakterras gekwalificeerd konden worden.
De rechtbank oordeelde dat de VvE toestemming had verleend aan een voormalige eigenaar om het dak als zonneterras te gebruiken, waardoor deze als houder en niet als bezitter moest worden gekwalificeerd. Dit betekende dat er geen sprake was van bezit van het dakterras door [eiser] of zijn rechtsvoorgangers. Bovendien concludeerde de rechtbank dat de verjaringstermijn niet was verstreken, omdat het besluit van de VvE om het gebruik van het dak als zonneterras te beëindigen, als een stuitingshandeling moest worden beschouwd. Hierdoor waren de vorderingen van [eiser] ongegrond.
De rechtbank wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 1.782,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de verkrijging van eigendom door verjaring in het civiele recht.