ECLI:NL:RBLIM:2021:4072

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
C/03/251956 / HA ZA 18-333
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en huwelijkse voorwaarden in echtscheidingszaak met Duitse en Nederlandse elementen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een echtscheiding tussen twee partijen die in Duitsland zijn gehuwd en daar ook hebben gewoond. De partijen hebben op 10 april 1985 in Duitsland hun huwelijk gesloten en hebben samen een dochter. Na de echtscheiding, uitgesproken op 14 april 2015, zijn er geschillen ontstaan over de verdeling van de goederen, waaronder woningen in zowel Duitsland als Nederland. De rechtbank heeft zich moeten buigen over de vraag of zij bevoegd is om te oordelen over de goederenrechtelijke aspecten van de zaak, gezien de internationale context en de toepasselijkheid van de Brussel I bis-Verordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Duitse rechter exclusief bevoegd is voor de goederenrechtelijke levering van de woning in Duitsland, terwijl de Nederlandse rechter bevoegd is voor de vorderingen die betrekking hebben op de in Nederland gelegen woning. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er sprake is van een eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de woning in Nederland, en dat beide partijen de woning willen overnemen. De rechtbank heeft de vordering van de eiser om de woning aan hem toe te delen afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij in staat is de overname te financieren. De rechtbank heeft ook de vordering van de eiser tot betaling van een gebruiksvergoeding afgewezen, omdat de eiser geen genot van de woning heeft gehad en de lasten door de gedaagde worden gedragen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren voor hun stellingen met betrekking tot de eigendom van voertuigen en de inboedel in de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/251956 / HA ZA 18-333
Vonnis van 12 mei 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. Y.K. Kunze (toevoeging),
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
(gedagvaard als [naam 1] , geboren [naam 2] )
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Bouyaghjdane (toevoeging).
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 20 mei 2020, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of zij vanwege het Coronavirus verder schriftelijk willen procederen,
  • de aktes van partijen van 3 juni 2020 waarin zij hun voorkeur voor een mondelinge behandeling kenbaar hebben gemaakt,
  • de akte houdende producties van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met producties 13 tot en met 16, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 5 februari 2021,
  • de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] overgelegde producties 20 tot en met 28, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 11 februari 2021,
  • de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] overgelegde producties 29 en 30, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 17 februari 2021,
  • het proces-verbaal van voorzetting van de comparitie van partijen op 23 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen zijn op 10 april 1985 in Duitsland – waar zij op dat moment ook woonachtig waren – met elkaar gehuwd en hebben vervolgens samen één dochter gekregen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de Duitse nationaliteit. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de Marokkaanse nationaliteit en zij heeft, na de huwelijksdatum, daarnaast ook de Duitse nationaliteit gekregen. Op 12 april 1985 hebben partijen een notariële akte opgemaakt waarin zij de tussen hen bestaande Zugewinngemeinschaft hebben opgeheven en zij voor de verdere duur van hun huwelijk “vollständige Gütertrennung” zijn overeengekomen.
2.2.
Bij beschikking van 14 april 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken door deze rechtbank. De echtscheiding is op 11 augustus 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage. Bij die beschikking is aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het voortgezet gebruik toegekend van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 2] , die partijen in 1998 samen in eigendom verkregen hebben, en van de inboedel. De dochter van partijen woont bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] woont in Duitsland, waar hij na de echtscheiding aanvankelijk in de op naam van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] staande woning in [woonplaats 1] , aan de
[adres 2] , heeft gewoond.
2.3.
Bij beschikking van 13 januari 2016 is aan partijen bevolen over te gaan tot afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden, naar Duits recht, ten overstaan van een notaris. De rechtbank heeft daartoe in de echtscheidingsbeschikkingen van 14 april 2015 en 13 januari 2016 overwogen dat voor het aanknopingspunt ten aanzien van het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensstelsel in dit geval dient te worden aangesloten bij de regels van het arrest Chelouche/Van Leer (HR 10 december 1976, NJ 1977, 275). In dat arrest heeft de Hoge Raad de volgende verwijzingsregel geformuleerd: indien de echtgenoten vóór het huwelijk een rechtskeuze hebben gemaakt, is het gekozen recht toepasselijk. Bij gebreke van een rechtskeuze is het gemeenschappelijke nationale recht van de echtgenoten van toepassing. Bij gebreke daarvan is het recht van het eerste huwelijksdomicilie van toepassing en bij gebreke daarvan het recht waarmee de echtgenoten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst zijn verbonden. De rechtbank heeft in de voornoemde echtscheidingsbeschikking van 13 januari 2016 overwogen dat partijen geen rechtskeuze hebben gemaakt en geen gemeenschappelijke nationale recht hebben, zodat vanwege het feit dat partijen hun eerste huwelijksdomicilie in Duitsland hebben gevestigd, Duits recht van toepassing is.
2.3.1.
Het Duitse wettelijke huwelijksgoederenstelsel gaat uit van de Zugewinngemeinschaft. Partijen hebben de Zugewinngemeinschaft echter opgeheven en zij zijn voor de verdere duur van hun huwelijk “vollständige Gütertrennung” overeengekomen (zie r.o. 2.1.).
2.4.
De vorderingen van partijen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie zijn weergegeven in het in deze procedure gewezen tussenvonnis van 3 april 2019.

3.De verdere beoordeling

in reconventie
Eisvermeerdering [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ?
3.1.
Ten behoeve van de voorzetting van de comparitie van partijen op 23 februari 2021 zijn door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op 16 februari 2021 nadere producties overgelegd. Daarbij heeft zij vermeld dat deze stukken betrekking hebben op schulden ten aanzien van de woning in Duitsland. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft zich op het standpunt gesteld “
dat deze schulden in de onderhavige procedure moeten worden meegenomen in die zin dat deze schulden voor rekening van eiser moeten komen nu hij de gemeenschap hiermee heeft benadeeld.”.
3.2.
Voor zover [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hiermee heeft bedoeld een vordering in te stellen, gaat de rechtbank hieraan voorbij, daar deze op grond van artikel 2.6 van het landelijk procesreglement door middel van een vermeerdering van eis had dienen te worden ingesteld.
3.3.
Overigens staat tussen partijen vast dat de woning in Duitsland op naam staat van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Daar partijen iedere gemeenschap van goederen hebben uitgesloten, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat die woning haar eigendom is, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uitsluitend het vruchtgebruik heeft van die woning en er geen sprake is van een beperkte gemeenschap ten aanzien van die woning, is niet duidelijk welke gemeenschap hier dan benadeeld zou moeten zijn.
in conventie
Woning te [woonplaats 1] - de bevoegdheid van de Nederlandse rechter
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gevorderd dat de rechter [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal veroordelen tot het verlenen van haar medewerking tot overdracht van de hiervoor bedoelde woning in Duitsland aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Daartoe stelt hij dat de woning in het Grundbuch weliswaar op naam van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] staat, maar dat hij de woning heeft gekocht en de koopsom van € 7.500,- heeft betaald en een levenslang recht (van vruchtgebruik) heeft om de woning te bewonen. Mitsdien is hij van mening dat de woning op zijn naam moet worden gezet. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de koopsom van de woning heeft betaald.
3.5.
Daar het om een woning gaat die in Duitsland staat, dient eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
3.6.
Het geschil ziet op een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Verordening). Weliswaar is in artikel 1 lid 2 bepaald dat deze verordening niet van toepassing is op het huwelijksvermogensrecht of het vermogensrecht ter zake van relatievormen waaraan volgens het hierop toepasselijke recht gevolgen worden verbonden welke vergelijkbaar zijn met die van het huwelijk, maar daarvan is hier geen sprake. Partijen hebben immers huwelijkse voorwaarden opgemaakt, waarin iedere gemeenschap van goederen is uitgesloten. Het enkele feit dat een vordering tot afgifte van een goed wordt ingesteld door de ene (voormalige) echtgenoot jegens de andere (voormalige) echtgenoot, kwalificeert de afgiftevordering nog niet tot een kwestie van huwelijksvermogensrecht. In het onderhavige geval staat vast dat partijen met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen waren gehuwd. De woning in Duitsland maakt dus geen deel uit van een te verdelen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap. Over de woning is ook geen regeling opgenomen in de huwelijkse voorwaarden. De vordering met betrekking tot de woning is dus evenmin te kwalificeren als vordering die betrekking heeft op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De vordering vindt dus niet haar grondslag in het huwelijksvermogensrecht en valt onder het materiële toepassingsgebied van de Brussel I bis-Verordening (vgl. conclusie A-G voor HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2384, NJ 2019/34). Daarnaast is de rechtsvordering ingesteld na 1 januari 2015. Gelet op het voorgaande is de Brussel I bis-Verordening formeel, materieel en temporeel van toepassing.
3.7.
Artikel 4 lid 1 Brussel I bis
-Verordening geeft de hoofdregel van internationale bevoegdheid en houdt in dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Tussen de rechtsmachtsregels van de Brussel I bis-Verordening bestaat echter een onderlinge rangorde. Op grond van die rangorde dient in dit geval eerst getoetst te worden aan artikel 24 van de Brussel I bis-Verordening, waarin een exclusieve bevoegdheid is vastgelegd. Daarin is bepaald:
Ongeacht de woonplaats van partijen zijn bij uitsluiting bevoegd:
1. voor zakelijke rechten op (…) onroerende goederen: de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. (..).
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is niet duidelijk over de grondslag van zijn vordering. Gelet op zijn toelichting ter zitting lijkt het erop dat hij pretendeert de “echte” eigenaar te zijn van de woning in Duitsland en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] alleen “op papier” (in het Grundbuch) eigenaar is. De vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is gericht op de goederenrechtelijke levering van de woning. Deze vordering, bezien in het licht van de grondslag van de vordering zoals de rechtbank die begrijpt, valt onder de in deze bepaling bedoelde zakelijke rechten op het onroerend goed. Daar de woning in Duitsland is gelegen, is in dit geval de Duitse rechter op grond van artikel 24 lid 1 (juncto artikel 26 lid 1) van de Brussel I bis-Verordening exclusief bevoegd om over de vordering te oordelen. De rechtbank acht zich daarom niet bevoegd om over deze vordering te oordelen.
Eenvoudige gemeenschap woning [woonplaats 2] [adres 1]
3.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank ingevolge artikel 4 lid 1 Brussel I bis
-Verordening wel bevoegd te oordelen over de vorderingen die betrekking hebben op de in Nederland gelegen woning.
in conventie en in reconventie
Overname woning [woonplaats 2]
3.9.
Daar een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap ontbreekt en partijen het er over eens zijn – zoals uit het eigendomsregister van het Kadaster blijkt – dat de woning in [woonplaats 2] aan de [adres 1] hen ieder voor de helft in mede-eigendom toebehoort, is sprake van een eenvoudige gemeenschap. Beide partijen wensen de woning over te nemen. Nu partijen in dit verband verwijzen naar bepalingen uit het Nederlandse recht, gaat de rechtbank er van uit dat zij een rechtskeuze voor het Nederlandse recht doen. De verdeling van de eenvoudige gemeenschap wordt beheerst door Boek 3 BW, titel 7, afdeling 1.
3.10.
In het tussenvonnis van 3 april 2019 is een taxateur benoemd ter bepaling van de waarde van de woning in [woonplaats 2] . Daar deze taxateur vervolgens heeft afgezien van de benoeming, is daarna bij vonnis van 17 juli 2019 een andere taxateur benoemd, die is overgegaan tot taxatie van de woning. Hiervan is op 9 september 2019 rapport uitgebracht, dat op 11 oktober 2019 is ingediend bij de rechtbank. De taxateur heeft in zijn rapport de marktwaarde van de woning op 9 september 2019 bepaald op € 180.000,-. De rechtbank zal deze waarde overnemen als uitgangspunt. Partijen stellen dat de woning inmiddels minder waard is, maar zij hebben dit niet onderbouwd.
3.11.
De woning is door partijen in 1998 gekocht voor € 68.067 (fl. 150.000,-). Partijen hebben tijdens de voortgezette comparitie verklaard dat, zoals ook blijkt uit de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als productie 16 overgelegde brief d.d. 25 april 2018 van het Woonfonds, voor datzelfde bedrag een aflossingsvrije hypotheek is afgesloten, waarop niet is afgelost. Dit wil zeggen dat op het pand een overwaarde rust van € 111.933,-. Degene die de woning overneemt, zal dus de hypotheeklasten moeten kunnen dragen en de helft van de overwaarde (€ 55.966,50) dienen te vergoeden aan de andere partij. In totaal zal deze partij dus
€ 124.033,50 moeten kunnen financieren.
3.12.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet onderbouwd dat hij (voldoende) inkomsten heeft en/of in staat zou zijn om de overname van de woning te kunnen financieren. De rechtbank komt op grond hiervan tot het oordeel dat zijn vordering om de woning aan hem toe te delen, dient te worden afgewezen.
3.13.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft als productie 27 een berekening van een assurantiekantoor van
1 november 2018 overgelegd, waarmee zij wil aantonen dat zij in staat is om de overname te financieren. Daar dit stuk inmiddels gedateerd is en de berekening ook nadere uitleg behoeft, zal de rechtbank [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid stellen om alsnog aan te tonen dat zij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan uitkopen en de hypotheeklasten kan overnemen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk drie maanden na de datum van dit vonnis bewijs over te leggen waarmee zij kan aantonen dat de hypotheekverstrekker [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de op de woning rustende hypotheekschuld, alsmede dat zij aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het bedrag van € 55.966,50 – de helft van de genoemde overwaarde van de woning – kan betalen. Indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hier niet aan voldoet, zal haar vordering om de woning aan haar toe te delen, worden afgewezen en zal worden bepaald dat de eenvoudige gemeenschap ten aanzien van de woning dient te worden verdeeld door verkoop van de woning.
In conventie
Investering door [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
3.14.
heeft gesteld dat hij voor een bedrag van € 140.483,26 heeft geïnvesteerd in de woning in [woonplaats 2] en dat hij daarom een vordering heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voor de helft van dat bedrag.
3.15.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist niet dat de woning is gerenoveerd, maar stelt dat zij de kosten daarvan (mede) heeft gedragen en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet over de middelen beschikte om de door hem genoemde bedragen te bekostigen. Zij betwist daarom ook de omvang van het bedrag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt te hebben geïnvesteerd in de woning.
3.16.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter onderbouwing van zijn stelling een door hem handgeschreven relaas (productie 6) overgelegd, waarin hij verklaart hoe dit bedrag is opgebouwd. Zonder onderliggende stukken kan deze schriftelijke partij-verklaring echter niet als bewijs dienen. Ter ondersteuning van zijn verklaring zijn door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] twee schriftelijke verklaringen (producties 13 en 14) overgelegd, van de heren De Klein en Rohnke en is aangeboden hen als getuigen te laten horen. Deze getuigen zijn volgens hun verklaringen aanwezig geweest bij het aankopen en bij de betaling van materialen in de bouwmarkt ten behoeve van de renovatie van de woning. Deze heren verklaren echter niet op basis van eigen wetenschap hoe deze aankopen zijn gefinancierd, dat wil zeggen of de financiering afkomstig was van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , noch bevestigen zij de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] genoemde bedragen van de investeringen. Het bewijsaanbod zal daarom als onvoldoende specifiek worden gepasseerd. De vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt afgewezen.
De gebruiksvergoeding
3.17.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 500,- per maand met ingang van 1 juni 2014, zolang de woning in [woonplaats 2] niet is verdeeld en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het uitsluitende gebruiksrecht heeft van die woning. Bij dagvaarding heeft hij deze vordering gebaseerd op artikel 1:165 BW, maar tijdens de voortzetting van de comparitie heeft hij verklaard dat de vordering ook kan worden gebaseerd op artikel 3:169 BW. Tevens heeft hij ter zitting gesteld dat gerekend moet worden met 4% van de overwaarde. Hij stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een gebruiksvergoeding, omdat hij al die jaren geen genot van de woning heeft en evenmin de overwaarde voor eigen gebruik kan aanwenden. Bovendien loopt hij inkomsten mis, omdat hij de garage en het winkelpand niet kan gebruiken en/of verhuren. De woning in Duitsland is onbewoonbaar. Sedert meer dan twee jaar woont hij gehuurd. Of voor deze woning huur wordt betaald en welk bedrag, is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet vermeld.
3.18.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat er geen grond is voor toekenning van een gebruiksvergoeding. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in de woning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in Duitsland gaan wonen en zij heeft daarvan geen woongenot meer gehad. Het recht op een gebruiksvergoeding heeft hij verspeeld door het pand van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in Duitsland te laten verwaarlozen. De stelling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inkomsten is misgelopen, houdt geen stand, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de garage en winkel volgestopt met schroot en spullen. Als hij deze had willen gebruiken, had hij dit tijdens het huwelijk al kunnen doen.
3.18.1.
Tevens betwist zij de berekening van de gebruiksvergoeding. Het bedrag van € 500,00 per maand is onvoldoende onderbouwd. Een percentage van 4 % is niet juist. Mocht de rechtbank toch dit bedrag willen toekennen, dan dient dat te worden weggestreept tegen de woonlasten, nu de woonlasten volledig door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden gedragen.
3.19.
Artikel 1:165 BW is in dit kader niet van toepassing. De rechtbank zal hierna, mede gelet op het daarover ter zitting door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde, aannemen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn vordering heeft gebaseerd op artikel 3:169 BW, nu dit artikel betrekking heeft op het gebruik van een gemeenschappelijk goed. De mede-eigendom van een goed blijft bestaan zolang de verdeling nog niet heeft plaatsgevonden. Partijen zijn in beginsel voor gelijke delen gerechtigd tot het genot en het gebruik van de woning. Er kan een gebruiksvergoeding worden gevorderd door degene die het gebruik niet meer heeft.
3.20.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat zij alle aan de woning verbonden lasten voor haar rekening neemt, waaronder de rente van de gemeenschappelijke hypotheekschuld en de aan de woning verbonden eigenaarslasten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dit erkend. Sedert zijn vertrek heeft hij hier niet meer aan bijgedragen. De huidige hoogte van die lasten is de rechtbank niet bekend, alleen van 2014 zijn gegevens overgelegd. Op basis van de bekende gegevens uit 2014 heeft de rechtbank echter geen indicatie dat een toe te kennen gebruiksvergoeding, afgaande op het uitgangspunt van 4% van de overwaarde, de aan de woning verbonden lasten zal overstijgen. De lasten kunnen daarom worden weggestreept tegen de gebruiksvergoeding. Door alle vaste lasten te voldoen, wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoegzaam vergoed voor het gebruik van hun gemeenschappelijke, nog onverdeelde woning. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat geen termen bestaan voor toekenning van een gebruiksvergoeding zoals door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt gevorderd.
in voorwaardelijke reconventie
De woonlastenvergoeding
3.21.
Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van de gebruiksvergoeding, hoeft de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voorwaardelijk gevorderde woonlastenvergoeding geen bespreking meer.
in conventie
De voertuigen3.22. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat in en rondom de woning in [woonplaats 2] de hierna te noemen voertuigen staan, die zijn eigendom zijn. Hij vordert afgifte van die voertuigen.
3.23.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist dat de voertuigen alleen eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn. Zij stelt dat deze door partijen samen zijn gekocht en dat zij hier ook aan heeft meebetaald. Betaalbewijzen heeft zij niet meer in haar bezit. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de voertuigen bij helfte dienen te worden verdeeld.
3.24.
In het proces-verbaal van de behandeling ter zitting zijn de volgende verklaringen ter zitting van partijen vastgelegd:
Merk
Reactie [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
Reactie [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
Ford Fairmond, [kenteken 1]
Deze is er nog. Ik heb deze al voor mijn huwelijk gekocht en betaald.
Deze is er nog (buiten). Deze auto is als huwelijksgeschenk aan mij geschonken. Als hij hem zo graag hebben wil, mag hij hem hebben.
Vauxhall
Staat in de werkplaats. Ik heb deze tijdens ons huwelijk in Duitsland gekocht.
Ik ken dit type niet, ik weet niet wat hiermee bedoeld wordt.
Ford Fairmond [kenteken 2]
Die is er nog. Het kentekenbewijs staat op mijn naam (productie 15).
Deze staat in de garage. We hebben deze samen gekocht.
De Alfa Romeo
Die heb ik gekocht voor het huwelijk. Deze is erg belangrijk voor mij, ik wil die terug. Deze staat onder het rode dek. Zie pagina 13 van het rapport van de makelaar.
Er staat een auto onder de rode kap, maar ik weet niet welke auto dat is. Deze is tijdens het huwelijk samen gekocht.
Sportboot Moana
Die is er nog en heb ik opgeknapt. Deze heb ik voor het huwelijk in Duitsland gekocht.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
Honda CBX
Die is er nog. Deze is gekocht in Duitsland voor het huwelijk.
Er staat 1 Honda bij mij en er is ook 1 Honda in Duitsland. Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
Suzuki GS 750
Deze staat in de gezamenlijke woning in de winkel. Deze is aan mij geschonken.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen. Deze is er nog.
Hyosung
Die is er nog. Deze is gekocht tijdens het huwelijk.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen. Deze is er nog.
Hanomag Camper
Die is er nog. Deze is gekocht voor het huwelijk. Sterker nog, deze had ik al tijdens mijn eerste huwelijk.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
Suzuki bouwjaar 1981
Deze heb ik gekocht tijdens het huwelijk.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
Suzuki bouwjaar 1982
Deze heb ik gekocht tijdens het huwelijk.
Deze is tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
3 aanhangers
De aanhanger J.E.K. heb ik voor het huwelijk gekocht. De andere twee zijn tijdens het huwelijk gekocht door mij.
Deze zijn tijdens het huwelijk gekocht door ons samen.
De Ford Fairmond met kenteken [kenteken 1] kan, gelet op hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hierover heeft verklaard, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden afgegeven.
3.25.
Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn verder geen stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij de eigenaar is van deze voertuigen. Uitsluitend zijn mondelinge verklaring levert geen bewijs op van zijn stelling. Gelet op de betwisting door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal hij nader bewijs dienen te leveren. Daartoe zal hij in de gelegenheid worden gesteld. De rechtbank merkt hierbij op, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dat kader niet kan volstaan met zijn eigen verklaring.
Inboedel in woning [woonplaats 2]
3.26.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft aanvankelijk afgifte gevorderd van de gehele inboedel in de woning in [woonplaats 2] . Ter zitting heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verklaard dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wat er nog aan gereedschappen is, mag hebben. Daarnaast heeft zij ook nog kleding van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de woning liggen, die hij ook mag hebben. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft naar aanleiding daarvan verklaard dat hij er mee akkoord gaat dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gereedschappen, die er nog zijn, en de kleding aan hem afgeeft. Voor het overige heeft hij de vordering met betrekking tot de inboedel ingetrokken.
3.27.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] overeenkomstig deze afspraak tussen partijen worden veroordeeld tot afgifte van de gereedschappen en de kleding van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Vordering [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van € 27.144,21
3.28.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij in totaal voor een bedrag van € 27.144,21 verschillende, in de dagvaarding nader omschreven, bedragen in de vorm van leningen heeft verstrekt aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dan wel dat door haar bedragen zijn opgenomen zonder toestemming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze bedragen vordert hij nu terug van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
3.29.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontkent het bestaan van iedere geldlening. Zij verzoekt om deze vordering af te wijzen.
3.30.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de door hem gestelde leningen niet nader onderbouwd. Bij gebrek aan enige onderbouwing en gelet op de betwisting van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , dient de vordering ten aanzien van alle genoemde bedragen te worden afgewezen.
In conventie
3.31.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal nu worden toegelaten tot het leveren van bewijs waaruit kan blijken dat de hiervoor onder randnummer 3.24. genoemde voertuigen zijn eigendom zijn.
3.32.
In afwachting van het leveren van dit bewijs zal iedere verdere beslissing in conventie worden aangehouden.
in reconventie
3.33.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal in de gelegenheid worden gesteld tot het nemen van een akte zoals is bedoeld in randnummer 3.13.
3.34.
In afwachting van deze akte zal iedere verdere beslissing in reconventie worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
draagt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op te bewijzen dat de voertuigen zoals genoemd onder randnummer 3.24. – met uitzondering van de Ford Fairmond met kenteken [kenteken 1] – zijn eigendom zijn.
4.2.
bepaalt dat, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. I.M. Etman, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen,
4.3.
verwijst in dat geval de zaak naar de rol van
9 juni 2021voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , alsmede voor akte houdende verhinderdata in de periode februari 2022 tot en met mei 2022 aan de zijde van beide partijen,
4.4.
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , indien hij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, hij die bewijsstukken en/of andere bewijsmiddelen op de rol van
9 juni 2021in het geding moet brengen,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 augustus 2021voor het nemen van een akte door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] over hetgeen is vermeld onder randnummer 3.13.,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS