Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de rolbeslissing van 20 mei 2020, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of zij vanwege het Coronavirus verder schriftelijk willen procederen,
- de aktes van partijen van 3 juni 2020 waarin zij hun voorkeur voor een mondelinge behandeling kenbaar hebben gemaakt,
- de akte houdende producties van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met producties 13 tot en met 16, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 5 februari 2021,
- de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] overgelegde producties 20 tot en met 28, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 11 februari 2021,
- de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] overgelegde producties 29 en 30, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 17 februari 2021,
- het proces-verbaal van voorzetting van de comparitie van partijen op 23 februari 2021.
2.De feiten en het geschil
[adres 2] , heeft gewoond.
3.De verdere beoordeling
dat deze schulden in de onderhavige procedure moeten worden meegenomen in die zin dat deze schulden voor rekening van eiser moeten komen nu hij de gemeenschap hiermee heeft benadeeld.”.
-Verordening geeft de hoofdregel van internationale bevoegdheid en houdt in dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Tussen de rechtsmachtsregels van de Brussel I bis-Verordening bestaat echter een onderlinge rangorde. Op grond van die rangorde dient in dit geval eerst getoetst te worden aan artikel 24 van de Brussel I bis-Verordening, waarin een exclusieve bevoegdheid is vastgelegd. Daarin is bepaald:
-Verordening wel bevoegd te oordelen over de vorderingen die betrekking hebben op de in Nederland gelegen woning.
€ 124.033,50 moeten kunnen financieren.
1 november 2018 overgelegd, waarmee zij wil aantonen dat zij in staat is om de overname te financieren. Daar dit stuk inmiddels gedateerd is en de berekening ook nadere uitleg behoeft, zal de rechtbank [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid stellen om alsnog aan te tonen dat zij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan uitkopen en de hypotheeklasten kan overnemen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk drie maanden na de datum van dit vonnis bewijs over te leggen waarmee zij kan aantonen dat de hypotheekverstrekker [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de op de woning rustende hypotheekschuld, alsmede dat zij aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het bedrag van € 55.966,50 – de helft van de genoemde overwaarde van de woning – kan betalen. Indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hier niet aan voldoet, zal haar vordering om de woning aan haar toe te delen, worden afgewezen en zal worden bepaald dat de eenvoudige gemeenschap ten aanzien van de woning dient te worden verdeeld door verkoop van de woning.
4.De beslissing
9 juni 2021voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , alsmede voor akte houdende verhinderdata in de periode februari 2022 tot en met mei 2022 aan de zijde van beide partijen,
9 juni 2021in het geding moet brengen,
4 augustus 2021voor het nemen van een akte door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] over hetgeen is vermeld onder randnummer 3.13.,