In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Building Marsna B.V. en Provincie Limburg. Building Marsna vorderde dat de Provincie Limburg het mandaat aan de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD ZL) zou intrekken en dit mandaat zou behouden totdat aan bepaalde voorwaarden uit een koopovereenkomst was voldaan. De Provincie Limburg voerde aan dat Building Marsna niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat zij vorderde dat de Provincie een publiekrechtelijke bevoegdheid op een bepaalde manier moest uitoefenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Building Marsna niet-ontvankelijk was, omdat zij in wezen vroeg om een civiele rechter om de Provincie te bevelen haar publiekrechtelijke bevoegdheid uit te oefenen. De rechtbank benadrukte dat de koopovereenkomst een gemengd karakter had en dat Building Marsna zich in dat geval tot de bestuursrechter moest wenden. De voorzieningenrechter overwoog verder dat, zelfs als Building Marsna ontvankelijk zou zijn, haar vordering zou worden afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als het mandaat aan RUD ZL werd ingetrokken, dit niet betekende dat RUD ZL geen taken meer zou hebben, aangezien Provincie Limburg afhankelijk blijft van RUD ZL voor handhaving en toezicht. De rechtbank verklaarde Building Marsna niet-ontvankelijk in haar vordering en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.