[eiseres] vordert – na wijziging dan wel vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van het pensioen:
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen zes weken na betekening van het vonnis op
verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] na die termijn in gebreke blijft, de nodige informatie met betrekking tot de pensioenuitvoerders aan [eiseres] te verstrekken waaruit blijkt het (bruto)aandeel van [eiseres] in de pensioenaanspraak van [ex-echtgenoot] , te berekenen vanaf [huwelijksdatum] ;
II. [gedaagde] veroordeelt om vanaf datum vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. 50% van de aanspraak op het pensioen dat [ex-echtgenoot] heeft ontvangen,
althans een door [gedaagde] te specificeren (bruto equivalent van dit) bedrag zoals dit uit de specificatie van het pensioenfonds blijkt, te vermeerderen of te verminderen met de wettelijke verhoging wegens indexering of inflatiecorrectie;
b. 50% van het reeds door [ex-echtgenoot] ontvangen bruto pensioen, althans een door [gedaagde] te specificeren (bruto equivalent van dit) bedrag zoals dit uit de specificaties van het pensioenfonds blijkt.
Ten aanzien van de geldlening:
III. Primair, de interne draagplicht tussen [gedaagde] en [eiseres] vaststelt met inachtneming
van de restschuld per datum ontbinding huwelijksgoederengemeenschap en
rekening houdende met de reeds door [eiseres] gedane aflossingen – voorafgaand aan de ontbinding huwelijksgoederengemeenschap evenals na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap – een en ander door een deskundige nader te bepalen;
Subsidiair, bepaalt dat [gedaagde] voor 50% draagplichtig is voor de geldlening bij Finqus ter hoogte van de geldlening zoals deze door [eiseres] is afgelost;
IV. bepaalt dat [gedaagde] – het onder punt III (primair dan wel subsidiair) nader te bepalen bedrag – aan [eiseres] dient te betalen ter dekking van het aandeel van [gedaagde] c.q. [ex-echtgenoot] in de geldlening, een en ander binnen 14 dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.0.[eiseres] heeft – kort gezegd – gesteld alsnog ex art. 2 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding (hierna: WVS) recht te hebben op verevening van het gedurende het huwelijk door [ex-echtgenoot] opgebouwde pensioen. [eiseres] noch [ex-echtgenoot] hebben binnen 2 jaar na echtscheiding daarvan melding gemaakt bij het uitvoeringsorgaan, waardoor niet meer kan worden verevend. [ex-echtgenoot] had moeten overgaan tot verevening met [eiseres] op het moment dat het pensioen aan hem werd uitgekeerd, maar dat heeft hij niet gedaan. [eiseres] stelt een direct vorderingsrecht op [ex-echtgenoot] , en na zijn overlijden op [gedaagde] , te hebben met betrekking tot de door hem ontvangen pensioenbedragen. Het ligt volgens haar op de weg van [gedaagde] om stukken in het geding in te brengen waaruit blijkt wat de hoogte is van de door [ex-echtgenoot] al ontvangen pensioenbedragen.