4.1.Uit het rapport volgt voorts dat op 28 november 2020 tijdens een drugsactie door de politie werd geconstateerd dat er een dealactie/overdracht plaatsvond tussen een persoon die herkend werd als een bewoner van [adres] en een inzittende van een personenauto. Dit gebeurde vlak voor [het huisnummer] . De bestuurder van deze personenauto werd even later aangehouden en bleek in het bezit van verdovende middelen. Hij had in totaal 17 zakjes hennep bij zich met een totaalgewicht van 44 gram, bestemd voor de handel.
Op 28 januari 2021 werd om 16.49 uur door de politie gezien dat een personenauto stopte voor de woning. De bestuurder van de auto bleef zitten en vanuit de woning van [het huisnummer] kwam een persoon naar deze auto toe lopen. Deze persoon leunde in het geopende raam aan de bijrijdersportier. Kort daarna vertrok de auto en ging de persoon weer de woning binnen.
Op 3 februari 2021 werd tijdens een drugsactie door de politie geconstateerd dat er een dealactie/overdracht plaatsvond tussen een bewoner van [adres] en een inzittende van een personenauto. De bestuurder stopte voor [het huisnummer] . De bewoner kwam naar buiten, de bestuurder van de auto opende het raampje aan de passagierszijde. De bewoner overhandigde iets aan de bestuurder en deze overhandigde vervolgens iets aan de bewoner. Hierna vertrok de personenauto. De bestuurder werd naar aanleiding van deze overdracht kort hierna staande gehouden waarna bleek dat hij drugs in zijn bezit had. In totaal had hij 14 zakjes met hennep bij zich met een totaalgewicht van 52,5 gram. Tevens had de persoon nog 12 bolletjes cocaïne bij zich met een totaalgewicht van 5,5 gram. De aangehouden verdachte staat bij de politie bekend als een drugsdealer.
Op 3 februari 2021 om 22.22 uur werd de woning doorzocht door de rechter-commissaris. Dit naar aanleiding van de bevindingen van de politie met betrekking tot de drugs- en dealactiviteiten daar. In de woning werd een gripzakje met drie gram hennep aangetroffen. Een van de twee hoofdbewoonsters verklaarde dat ze regelmatig drugs kocht van dealers die het bij haar aan huis kwam afleveren. Soms kwamen de dealers zelf en soms lopers van hen. Ze gebruikte iedere dag hennep. De andere aangehouden bewoonster van de woning verklaarde dat ze met zijn tweeën zo’n zes tot acht jointjes op een avond rookten.
De politie adviseert de burgemeester de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
5. Op 2 maart 2021 heeft de burgemeester het voornemen uitgebracht om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan dit voornemen heeft de burgemeester het politierapport ten grondslag gelegd. Volgens de burgemeester blijkt uit dat rapport dat regelmatig in drugs wordt gehandeld bij de woning van verzoeksters. Verzoeksters hebben op 10 maart 2021 een zienswijze gegeven.
6. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester beslist de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden te sluiten.
7. Verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Is voldaan aan de voorwaarden om een voorlopige voorziening te treffen?
8. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Awb staan vermeld. Dit artikel bepaalt dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeksters een bezwaarschrift hebben ingediend ter zake het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang genoegzaam is aangetoond.
10. Hetgeen onder 9. is overwogen, brengt met zich dat de voorzieningenrechter overgaat tot het geven van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. In dit verband moet de voorzieningenrechter toetsen of de burgemeester bevoegd was tot sluiting over te gaan én of hij in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
11. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien - voor zover hier relevant - in woningen een middel als bedoeld in lijst I of II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is een middel vermeld op lijst II van de Opiumwet.
12. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet is de Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent de uitwerking van artikel 13b van de Opiumwet (Damoclesbeleid Roerdalen 2020) (de beleidsregel) vastgesteld.
In artikel 3 van de beleidsregel is bepaald dat indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, de woning in beginsel wordt gesloten voor de duur van drie maanden, tenzij sluiting onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van sluiting in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Dan wordt volstaan met een waarschuwing dat de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs dient te worden gestaakt.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), waaronder de uitspraak van 10 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:257), is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden “daartoe aanwezig” moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram softdrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. 14. Tussen partijen staat niet ter discussie dat in de woning van verzoeksters geen handelshoeveelheid, maar een gebruikershoeveelheid drugs van drie gram hennep is aangetroffen. Artikel 13b van de Opiumwet vereist echter niet dat de woning is binnengetreden en dat daarbij een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. De burgemeester is ook bevoegd om artikel 13b van de Opiumwet toe te passen indien geen of geen handelshoeveelheid drugs in de woning zijn aangetroffen, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in of vanuit de woning. In dit verband wijst de voorzieningenrechter op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2400). 15. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat vanuit de woning drugs werden verkocht. Voor dit oordeel acht zij van belang dat in de woning geen handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. Evenmin zijn in de woning voorwerpen aangetroffen die duiden op de handel in drugs, zoals bijvoorbeeld een weegschaaltje of gripzakjes. De burgemeester heeft dit ook onderkend. Ter zitting heeft hij namelijk aangegeven dat geen sprake is van indicaties op basis waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat verzoeksters vanuit de woning in drugs hebben gehandeld. Integendeel: tussen partijen staat niet ter discussie dat er drugsdealers naar de woning van verzoeksters zijn gegaan en dat verzoeksters vervolgens drugs van hen kopen. Met andere woorden: verzoeksters zijn gebruikers van drugs, maar handelen daar zelf niet in. Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat de burgemeester niet bevoegd was tot het sluiten van de woning op grond van 13b van de Opiumwet over te gaan.
16. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom toegewezen. De voorzieningenrechter schorst het
bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
17. Aangezien het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoeksters het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeksters gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (één punt voor het indienen van het verzoekschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 april 2021.
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is aan partijen verzonden op: 16 april 2021