ECLI:NL:RBLIM:2021:2652

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20_463
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek tegen keermuur en constructieve eisen

In deze zaak heeft eiser, wiens tuinmuur hellend is, verzocht om handhaving tegen de keermuur van zijn buurman, die volgens hem onjuist is geconstrueerd. De rechtbank Limburg oordeelt dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de constructie van de keermuur, die in 2012 vergunning heeft gekregen. Eiser heeft in 2019 een handhavingsverzoek ingediend, omdat hij vermoedde dat de keermuur de oorzaak was van de verzakking van zijn tuinmuur. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, met de stelling dat er geen overtreding was. De rechtbank volgt deze redenering niet en stelt dat het op de weg van verweerder ligt om aan te tonen dat de keermuur aan de constructieve eisen voldoet. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2021 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.C. Peters),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om handhavend op te treden tegen een op het perceel [adres 1] gebouwde keermuur afgewezen. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij brieven van respectievelijk 23 november 2020 en 14 en 31 december 2020 hebben partijen nog nadere stukken ingezonden.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij opnieuw op een zitting wensen te worden gehoord. Eiser heeft toestemming gegeven een nadere zitting achterwege te laten. Verweerder heeft niet aangegeven een nadere zitting te wensen.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 10 februari 2021 gesloten.

Overwegingen

1. [naam 2] , (inmiddels voormalig) buurman van eiser, heeft in het jaar 2004 op het perceel [adres 1] nabij de grens met eisers perceel ( [adres 2] ) zonder vergunning een keermuur gebouwd. De keermuur bevindt zich op korte afstand van een reeds vóór 2004 tegen de perceelsgrens gebouwde tuinmuur van eiser. De tuinmuur bevindt zich op een beduidend hoger niveau dan de keermuur. Tussen de keermuur en de (fundering van de) tuinmuur heeft [naam 2] grond gestort.
2. Op 4 mei 2012 heeft eiser verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de keermuur. [naam 2] heeft hierna een omgevingsvergunning voor de keermuur aangevraagd. De vergunning is op 6 november 2012 verleend en onherroepelijk.
3. Op 11 juni 2019 heeft eiser een nieuw handhavingsverzoek ingediend omdat hij ontdekte dat de tuinmuur helde en hij het vermoeden had dat dit werd veroorzaakt door een onjuiste constructie van de keermuur. Verweerder heeft dit handhavingsverzoek bij het primaire besluit afgewezen omdat er volgens verweerder geen sprake is van een overtreding.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van de gemeentelijke commissie bezwaar en beroep, ongegrond verklaard. Volgens voormelde commissie zijn bij de controles die op
1 mei en 21 oktober 2019 door een gemeentelijk toezichthouder zijn verricht geen overtredingen geconstateerd en is geconstateerd dat de keermuur volgens de vergunning is gebouwd. Eiser heeft volgens de commissie niet het tegendeel aangetoond.
5. Eiser voert aan dat de keermuur niet volgens de vergunning is gebouwd, omdat deze niet voldoet aan de constructie-eisen die aan de vergunning ten grondslag liggen en welke deel uitmaken van de vergunning. De gemeentelijke controles op 1 mei en 21 oktober 2019 zijn op onzorgvuldige wijze uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser bij zijn aanvullend beroepschrift een advies van ir. [naam constructeur] constructeur, gedateerd 27 februari 2020, overgelegd. Eiser vindt dat verweerder tegen de situatie van de keermuur moet optreden.
6. Verweerder heeft ter zitting een afschrift van de omgevingsvergunning van 6 november 2012 en bijbehorende constructieve berekeningen en tekeningen overgelegd.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder gelegenheid te geven alsnog te reageren op het advies van [naam constructeur] en nader te onderzoeken of de keermuur volgens de omgevingsvergunning is gebouwd.
7. Bij brief van 14 december 2020 heeft verweerder de rechtbank bericht dat op 20 november 2020 en 11 december 2020 nogmaals ter plaatse onderzoek is verricht. Hierbij is gebleken dat de fundering van het bouwwerk niet gecontroleerd kan worden. De fundering is niet visueel waarneembaar, onder andere door de aanwezigheid van een puinlaag. Volgens verweerder kan slechts een aannemelijkheidtoets worden uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie. Verweerder persisteert in deze brief bij zijn standpunt dat het op de weg van de eigenaar ligt om te weerleggen dat de keerwand niet conform de omgevingsvergunning zou zijn gerealiseerd en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de keermuur niet conform vergunning zou zijn gebouwd. Bij de brief van 14 december 2020 zijn twee rapporten betreffende de controles van 20 november 2020 respectievelijk 11 december 2020 gevoegd.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. De keermuur is volgens eiser in strijd met de daarvoor verleende omgevingsvergunning, omdat deze niet voldoet aan de bij de omgevingsvergunning behorende constructieve berekeningen en tekeningen. Deze berekeningen en tekeningen zijn gemaakt door [naam constructeur] . In zijn advies van 27 februari 2020 verklaart [naam constructeur] dat op foto's te zien is dat de tuinmuur van eiser in de richting van de keermuur een verzakking vertoont en dat een scheur zichtbaar is. De berekeningen en tekeningen bij de omgevingsvergunning houden in dat achter de keermuur beton met bewapening moest worden aangebracht en dat de funderingsvoet verbreed moest worden. Op grond van de bij het advies van 27 februari 2020 gevoegde ten tijde van de bouw van de keermuur gemaakte foto’s komt [naam constructeur] tot de conclusie dat de keermuur bij de bouw vermoedelijk niet is voorzien van bewapening en een verbrede funderingsvoet. Als dat zo is en de keermuur niet is aangepast, voldoet de keermuur naar zijn oordeel niet aan de normen en zijn zettingen en dientengevolge scheurvorming te verwachten. Als er tussen de keermuur en de fundering van de tuinmuur een bloembak is aangebracht zal de tuinmuur, door inwatering, nog sneller verzakken.
10. De rechtbank stelt vast dat de voormelde constructieve eisen zijn terug te vinden in de constructieve berekeningen en tekeningen bij de omgevingsvergunning en worden aangehaald in het rapport van de controle van 11 december 2020. Verweerder heeft niet ontkend dat op grond van de verleende omgevingsvergunning tussen de keermuur en tuinmuur een betonnen wand, voorzien van bewapening, dient te zijn aangebracht en dat de funderingsvoet extra breed (80 cm in plaats van 50 cm) uitgevoerd moet zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat de tuinmuur is gaan hellen.
11. Eiser heeft verzocht om handhaving omdat hij geconstateerd had dat zijn tuinmuur aan het hellen was en dit volgens hem mogelijk werd veroorzaakt door een foutieve constructie van de keermuur. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan onderzoek verricht. Bij de controle op 1 mei 2019 is geconstateerd dat de tuinmuur van eiser scheuren vertoonde en bij de controle op 21 oktober 2019 is geconstateerd dat de keermuur loodrecht stond en geen scheuren vertoonde. Verweerder heeft blijkens het bestreden besluit gemeend hieruit te kunnen afleiden dat de keermuur volgens de omgevingsvergunning is gebouwd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze constateringen verweerder echter redelijkerwijs niet heeft kunnen concluderen dat achter de keermuur gewapend beton is aangebracht en dat de funderingsvoet is verbreed. De keermuur is immers op 1 mei 2019, 21 oktober 2019 en ook niet op andere momenten na de vergunningverlening op voornoemde twee punten onderzocht. Het onderzoek van verweerder heeft dan ook op onzorgvuldige wijze plaatsgevonden en is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De aanname van verweerder dat de keermuur volgens de omgevingsvergunning is gebouwd er er dus geen sprake is van een overtreding berust daarom op een ondeugdelijke motivering, zodat het bestreden besluit tevens in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit kan niet in stand blijven.
12. De rechtbank zal in het licht van artikel 8:72 van de Awb beoordelen of, hoewel het bestreden besluit vernietigd moet worden, de rechtsgevolgen hiervan in stand kunnen blijven dan wel aan verweerder gelegenheid tot een nadere standpuntbepaling of besluitvorming moet worden gegeven. Daartoe wordt als volgt overwogen.
12.1.
Uit het rapport van de controle op 11 december 2020 blijkt dat toen een laag van 30 cm is verwijderd, maar geen betonnen wand (tussen de tuinmuur en de keermuur) zichtbaar was. Onder aan de keermuur werd onder de tegels een zandbed en een (op de constructietekening niet aangegeven) puinlaag aangetroffen. Deze puinlaag kon kennelijk met het tijdens de controle gebruikte handgereedschap niet verwijderd worden. Of de funderingsvoet is verbreed is daarom toen niet vast komen te staan. Conclusie van de toezichthouder is dat de lagen met de hulp van een aannemer verder verwijderd moeten worden om de constructies achter de stenen van de keermuur en bij de funderingsvoet zichtbaar te kunnen maken.
12.2.
In de onder 7 vermelde brief van 14 december 2020 persisteert verweerder bij zijn eerder standpunt dat het op de weg van de eigenaar ligt om te weerleggen dat de keerwand niet conform de omgevingsvergunning zou zijn gerealiseerd en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de keermuur niet conform vergunning zou zijn gebouwd.
12.3.
Met de controle van 11 december 2020 en de motivering van verweerder in de brief van 14 december 2020 heeft verweerder volgens de rechtbank (nog steeds) niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er in overeenstemming met de omgevingsvergunning is gebouwd en er geen sprake is van een overtreding. De rechtbank volgt voorts niet het standpunt van verweerder dat het op de weg van de eigenaar ligt om te weerleggen dat de keerwand niet in overeenstemming met de omgevingsvergunning is gebouwd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2501). De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen daarom niet in stand blijven.
13. Naar het oordeel van de rechtbank moet verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser nemen en daartoe nader (laten) onderzoeken of de keermuur volgens de omgevingsvergunning is gebouwd. Daarbij moet met name op deugdelijke wijze gecontroleerd worden of de situatie achter de keermuur en de situatie bij de funderingsvoet voldoen aan de bij de omgevingsvergunning gestelde constructieve eisen. Ook dient daarbij in te worden gegaan op de opmerking van eiser in zijn brief van 31 december 2020 dat de afmetingen van de keermuur afwijken van wat is vergund. De rechtbank ziet op dit moment geen reden voor toepassing van een bestuurlijke lus of een andere wijze voor het oplossen van het geschil dan vernietiging van het bestreden besluit en de terugverwijzing naar verweerder om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2021.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 maart 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.