Voor de rechtbank is de vraag of de huidige situatie, waarin [minderjarige] geen enkel contact met zijn vader heeft, in stand moet blijven. Volgens de raad vormt de huidige situatie, waarin de helft van de afkomst van [minderjarige] uiterst negatief beladen is, een groot risico voor een gezonde identiteitsontwikkeling, maar zal forceren van omgang tot extreme weerstand en emotionele uitval bij de moeder leiden. Daarom dient volgens de raad het verzoek tot omgang te worden afgewezen en dient hulpverlening te worden voortgezet, echter dient deze hulpverlening niet gericht te zijn op het realiseren van contactherstel. De GI heeft desgevraagd ter zitting gesteld dat, wanneer de situatie blijft zoals die nu is, in de toekomst geen rol voor de vader is weggelegd.
[minderjarige] ziet zijn vader sinds maart 2018 niet meer en de rechtbank ziet in de visies van de moeder, de raad en de GI geen enkel perspectief op verandering, integendeel. [minderjarige] zei in zijn gesprek met de raad op 13 juni 2019 nog dat hij “zijn vader wel weer wilde zien en weer wilde hebben als zijn vader lief doet en sorry zegt “, maar uit het rapport van de raad van januari 2021 blijkt dat zowel de GI als Plinthos aangeven dat het onderwerp “vader” voor [minderjarige] nu onbespreekbaar is.
De rechtbank overweegt dat in de huidige situatie sprake is/zou kunnen zijn van “Parental Alienation”. Uit het “adviesrapport van het expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek van januari 2021” blijkt dat contactverlies doorwerkt in de volwassenheid. Contactverlies is vaak zeer betekenisvol en belastend voor ouders en kinderen en leidt vaak tot negatieve korte- en langetermijngevolgen.
Rekening houdend met deze gevolgen van contactverlies acht de rechtbank handhaving van de huidige status quo niet in het belang van [minderjarige] . De rechtbank verwacht niet dat de ingezette hulpverlening voor [minderjarige] zal opleveren dat hij contact krijgt met zijn vader. Aan de moeder is de afgelopen jaren tijd gegund om op diverse fronten hulp te aanvaarden, maar de insteek van de moeder is nimmer gericht op het aanvaarden van een rol van de vader in het leven van [minderjarige] . Uit de in de raadsrapportage opgenomen informatie van de Gz-psycholoog van Plinthos blijkt dat de moeder geen hulpvraag heeft in haar ouderschap, maar vooral rust wil voor zichzelf en [minderjarige] . Voor de moeder zijn thema’s rondom vader en omgang niet te bespreken, aldus Plinthos. De moeder wil dat [minderjarige] traumabehandeling krijgt, maar op basis van de contacten met [minderjarige] worden door de Gz-psycholoog geen directe signalen van trauma gezien, maar wel van vermijding, namelijk niet over de vader willen spreken.
De rechtbank, mede in aanmerking genomen hetgeen de Gz-psycholoog bij [minderjarige] ziet, oordeelt dat de tijd gekomen is voor een andere benadering. Met de vader ziet de rechtbank wel mogelijkheden om te komen tot contactherstel in de vorm van een BOR 3. [minderjarige] kan dan in een veilige omgeving, waarin hij professioneel wordt begeleid en geen risico loopt, contact met de vader hebben. Plinthos is de aangewezen instantie om hierbij hulp te bieden. Niet alleen beschikt Plinthos over de nodige deskundigheid, maar ook heeft Plinthos inmiddels een vertrouwensband met [minderjarige] opgebouwd. Natuurlijk heeft de rechtbank oog voor de gevoelens van de moeder, maar van de moeder mag nu verwacht worden dat zij [minderjarige] de ruimte biedt om, met hulp van Plinthos, een eigen beeld van zijn vader te ontwikkelen. De rechtbank heeft ook oog voor het risico dat door de raad is geschetst, namelijk emotionele uitval van de moeder, maar het behoort tot de verantwoordelijkheid van de moeder om voor zichzelf professionele hulp, namelijk GGz- hulp, in te schakelen zoals de raad al in zijn rapport van 26 juli 2019 heeft geadviseerd.