In deze zaak verzoekt de vrouw, die werkzaamheden verrichtte voor de B.V. van haar echtgenoot, om betaling van verschillende vergoedingen na de opzegging van haar overeenkomst. De echtgenoot heeft de overeenkomst opgezegd, waarbij de vrouw stelt dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst bestond, omdat de vereiste gezagsverhouding ontbrak. De vrouw ontving weliswaar een vast bedrag en er werd loonbelasting ingehouden, maar er waren geen werknemerspremies afgedragen, wat duidt op een overeenkomst van opdracht in plaats van een arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op de onjuiste veronderstelling dat er een arbeidsovereenkomst was. De vrouw is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de B.V.