Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.1. De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de namens [eiser] nader ingezonden producties d.d. februari 2021
- de mondelinge behandeling d.d. 9 februari 2021
- de namens [eiser] overgelegde pleitnotitie.
2.2. De feiten
2.3. Het loon van [eiser] bedroeg in 2019 € 2.495,00 bruto per maand, bestaande uit
€ 2.135,00 aan basisloon en € 360,00 aan persoonlijke toeslag. [eiser] zat in de hoogste trede van zijn salarisschaal en kon geen extra (jaarlijkse) periodieken meer ontvangen. Zijn basisloon werd jaarlijks geïndexeerd maar op de persoonlijke toeslag was geen indexering van toepassing.
€ 2.347,00. Dit maandloon zal jaarlijks worden geïndexeerd. De persoonlijke toeslag wordt echter verminderd tot € 205,00. Indexering hiervan blijft achterwegen.
3.3. Het geschil
A. te verklaren voor recht dat [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 dient te worden ingeschaald voor een loon van € 2.213,00 bruto per maand met daarbovenop de persoonlijke toeslag van € 360,00, met de mogelijkheid van periodieke groei tot aan het maximum van de salarisschaal en indexatie zonder dat hiervoor de persoonlijke toeslag wordt gebruikt ter compensatie;
€ 40,00;