Uitspraak
[eiser 2]en
[eiser 3], eisers
4.De rechtbank overweegt als volgt.
10.De beroepen zijn ongegrond.
11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Limburg
In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een agrarisch bedrijf in de gemeente Horst, een verzoek om nadeelcompensatie ingediend bij het Waterschap Limburg. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van schade die zij hebben geleden door wateroverlast na hevige regenval in juli 2014. Eisers stellen dat de schade is veroorzaakt door het nalaten van verweerder om adequaat te handelen tijdens deze wateroverlast, met name door de instelling van stuw Gra_1. Verweerder heeft de verzoeken van eisers ongegrond verklaard, stellende dat er geen onrechtmatig handelen heeft plaatsgevonden en dat de schade niet het gevolg is van een actieve handeling van het Waterschap.
Tijdens de zitting hebben eisers betoogd dat de keuze van verweerder om het water langer in het gebied Dorperpeel te laten staan, heeft geleid tot de schade. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het nalaten van een feitelijke handeling, zoals het niet verder openzetten van de stuw, niet kan worden aangemerkt als een rechtmatige handeling onder de Waterwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade niet kan worden vergoed op basis van de artikelen 7.14 en 7.15 van de Waterwet, omdat de wateroverlast voornamelijk het gevolg was van de extreme regenval en niet van een actieve maatregel van het Waterschap.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 februari 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.