ECLI:NL:RBLIM:2021:10190

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
03.090178.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door stiefvader met vervaardiging van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, [slachtoffer 1], die op het moment van de feiten nog geen 12 jaar oud was. De verdachte werd bijgestaan door mr. R. Engwegen, terwijl mr. K.D. Regter de benadeelde partijen vertegenwoordigde. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel misbruik en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die hij verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en er werd een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor [slachtoffer 1] en haar moeder.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.090178.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [moeder slachtoffer ] is verschenen
mr. K.D. Regter, advocaat, kantoorhoudende te Heerlen.
De benadeelde partij [moeder slachtoffer ] was tevens in persoon aanwezig en heeft gebruik gemaakt van het haar toekomende spreekrecht.
De (minderjarige) benadeelde partij [slachtoffer 1] was niet in persoon aanwezig. De advocaat heeft namens haar gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair en subsidiair:in de periode van 25 juli 2018 tot en met 24 juli 2019 met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), handelingen heeft gepleegd, die mede hebben bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1] toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt dan wel dat hij in deze periode met die [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 2:in de periode van [geboortedatum] tot en met 28 februari 2021 met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1] toen de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt;
Feit 3:in de periode van 25 juli 2018 tot en met 28 februari 2021 kinderpornografische afbeeldingen (video’s en/of films) van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, heeft vervaardigd, verspreid en/of in zijn bezit heeft gehad, terwijl die [slachtoffer 1] toen de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig een door hem op schrift gesteld en aan de rechtbank overgelegd requisitoir - gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Voor het bewijs van het seksueel misbruik (feit 1 primair en feit 2) heeft de officier van justitie zich onder meer gebaseerd op de aangifte van de moeder van [slachtoffer 1] , de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf, het schriftje van [slachtoffer 1] waarin zij heeft geschreven over seks met de verdachte en de (deels bekennende) verklaring van de verdachte.
Dat er seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, staat voor de officier van justitie vast. Zowel [slachtoffer 1] , die op [geboortedatum] twaalf jaar is geworden, als de verdachte hebben verklaard meermalen seks met elkaar te hebben gehad. Voor de strafwaardigheid is de vraag relevant wanneer die seks is begonnen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging verschillen van mening over de vraag of reeds sprake was van seks toen [slachtoffer 1] jonger dan 12 jaar was of dat de seks plaatsvond nadat zij 12 jaar was geworden. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier, in het bijzonder de verklaring van [slachtoffer 1] , concludeert de officier van justitie dat er in ieder geval vóór [datum] seks met penetratie heeft plaatsgevonden. De exacte datum waarop dat voor het eerst heeft plaatsgevonden kan dan weliswaar niet worden vastgesteld, maar het is in ieder geval (ruim) vóór [geboortedatum] geweest, de datum waarop [slachtoffer 1] 12 jaar is geworden. Dat betekent dat er reeds sprake was van seksueel misbruik op het moment dat [slachtoffer 1] 11 jaar was.
Voor het bewijs van het vervaardigen en in het bezit hebben van de kinderpornografische afbeeldingen (feit 3) heeft de officier van justitie zich onder meer gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie.
Feiten 1 primair en subsidiair
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Volgens de raadsman is uit het dossier niet duidelijk af te leiden of het seksueel binnendringen (feit 1 primair) en de ontuchtige handelingen, te weten het tongzoenen, het betasten/strelen van de borsten en vagina en het laten betasten/strelen van de penis van de verdachte (feit 1 subsidiair), reeds heeft/hebben plaatsgevonden vóórdat [slachtoffer 1] 12 jaar was.
De raadsman stelt dat [slachtoffer 1] wisselende verklaringen heeft afgelegd over wanneer het seksueel binnendringen en de verschillende ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden en dat om die reden haar verklaringen hierover als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Deze mogen niet worden gebruikt voor het bewijs van de tijdstippen waarop de seks of een ontuchtige handeling hebben plaatsgevonden. Op dit punt dient van de verklaringen van de verdachte te worden uitgegaan, aldus de raadsman. Uit die verklaringen volgt dat de eerste keer waarop hij en [slachtoffer 1] seks hadden, de zomer van 2019 was. Of dit vóór of na [geboortedatum] plaatsvond kan niet worden vastgesteld, zodat niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat het seksueel contact heeft plaatsgevonden toen [slachtoffer 1] de 12-jarige leeftijd nog niet had bereikt. Uit de verklaringen van de verdachte volgt ook dat het tongzoenen een half jaar na het eerste contact tussen de verdachte en [slachtoffer 1] plaatsvond en het betasten/strelen van de vagina en penis even daarna (dit is het moment van de douche). Er bestaat te veel twijfel of deze handelingen vóór of na [geboortedatum] hebben plaatsgevonden, zodat ook bij de ontuchtige handelingen niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat deze hebben plaatsgevonden toen [slachtoffer 1] de 12-jarige leeftijd nog niet had bereikt.
Feit 2
De raadsman heeft zich voor het bewijs van het plegen van ontuchtige handelingen (buiten echt) toen [slachtoffer 1] de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
Ook ten aanzien van het vervaardigen en/of in het bezit hebben van kinderporno heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft bekend dat er op één avond drie korte filmpjes van seksueel contact tussen hem en [slachtoffer 1] zijn gemaakt. Ook het bezit van deze filmpjes heeft de verdachte bekend. Wel verzoekt de raadsman om de verdachte vrij te spreken van het verspreiden van de filmpjes.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Dat er seks heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 1] , heeft niet ter discussie gestaan tijdens de terechtzitting d.d. 9 november 2021, noch is het door de verdediging bestreden, en kan daarom eenvoudig door de rechtbank worden vastgesteld. Over het moment waarop de seks tussen [slachtoffer 1] en de verdachte is begonnen en hoe vaak zij seks hebben gehad, lopen de verklaringen tussen beiden echter uiteen. De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens daaruit conclusies trekken. De rechtbank zal tot een bewezenverklaring van alle feiten komen.
Bewijsmiddelen
Aangifte door de moeder van het slachtoffer
Door [moeder slachtoffer ] is op 9 maart 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer 1] door de verdachte. [moeder slachtoffer ] heeft verklaard vanaf 29 juni 2016 tot anderhalve week voor het doen van de aangifte een relatie met de verdachte te hebben gehad. Over de band tussen de verdachte en [slachtoffer 1] heeft zij verklaard dat deze op zich goed was. Als [slachtoffer 1] tegen dingen aan liep op school of er was iets met haar fiets of het regende tijdens het rondbrengen van de krantjes, dan hielp de verdachte haar. Er was maar één papa voor [slachtoffer 1] en dat was de verdachte. [slachtoffer 1] noemde hem ook papa. In februari 2021 heeft [moeder slachtoffer ] in een schrift dat van [slachtoffer 1] en haar was, gelezen dat [slachtoffer 1] en de verdachte seks hebben gehad. [slachtoffer 1] en [moeder slachtoffer ] hebben een afspraak gemaakt om, op het moment dat [slachtoffer 1] niet kon praten en zij wel dingen kwijt wilde, dat in een schrift te schrijven. [2]
Schriftje
In het dossier bevinden zich twee kopieën van pagina’s, ondertekend door [slachtoffer 1] , waarin zij op één daarvan - onder meer en voor zover thans relevant - heeft geschreven:
“Het spijt me voor alles mam. Dat ik dit niet eerder heb verteld. Papa en ik, wij hebben al twee jaar seks met elkaar (…). [3]
Verhoren slachtoffer
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] en woonachtig te Heerlen, heeft tijdens het verhoor op 16 maart 2021 verklaard dat de verdachte , ondanks de seks die zij met hem had, een echte papa voor haar was en haar hielp met alles. [4] In datzelfde verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij kort na de kerst 2019 naar de slaapkamer van papa en mama zijn gegaan en dat zij “het toen hebben gedaan”. Daarmee bedoelde [slachtoffer 1] seks. Het bleef tussen [slachtoffer 1] en de verdachte niet bij zoenen. Zij raakte zijn geslachtsdeel aan en hij het hare. Hij heeft haar toen gebeft en gevingerd en zij heeft hem toen gepijpt. [5] Er waren ook nog andere plekken waar zij het hebben gedaan, namelijk op haar slaapkamer op zolder. En als de verdachte iets was vergeten in zijn woning aan de [adres] in Simpelveld, dan ging zij wel eens met hem mee en daar gebeurde het ook. [6]
Tijdens het verhoor bij de politie op 12 april 2021 heeft [slachtoffer 1] , op de vraag of de seks tussen haar en de verdachte altijd hetzelfde was of dat er steeds iets anders gebeurde, verklaard dat dit altijd hetzelfde was. Het waren handelingen als “op zijn hondjes”, pijpen, beffen, vingeren en borsten aanraken. [slachtoffer 1] ging ook wel eens bovenop hem zitten. Zij zoenden ook altijd. Dit waren dan gewone kusjes of tongzoenen. Met op zijn hondjes bedoelde [slachtoffer 1] dat zij op haar knieën zat en dat de verdachte dan achter haar zat en zijn penis in haar anus duwde. Alleen als zij geen condooms hadden, dan bestond de seks uit kussen, beffen en pijpen. [7] Verdachte heeft volgens [slachtoffer 1] in 2019 voor het eerst condooms gekocht. Zij denkt in januari 2019 omdat zij toen veel seks hadden. [8] [slachtoffer 1] geeft aan dat zij en de verdachte in oktober 2020 de laatste keer seks hadden, waarbij zijn penis in haar vagina of anus was. Haar moeder heeft berichten in de telefoon van [slachtoffer 1] teruggevonden en gezien dat de laatste keer in oktober 2020 was. [9]
Tijdens dat verhoor heeft [slachtoffer 1] ook verklaard dat zij nog weet dat de verdachte en zij een keer een filmpje hebben gemaakt. Daarop is te zien hoe zij de verdachte aan het pijpen was. Dit was voordat zij seks had met haar biologische vaker. Zij heeft aangegeven dat zij dit filmpje naar hem hebben gestuurd. De verdachte had dit geopperd om met hem in contact te komen. [slachtoffer 1] zegt niet te weten of er nog andere filmpjes die avond zijn gemaakt. Dit filmpje werd via WhatsApp met haar telefoon verstuurd. [10] Op de vraag van de politie wanneer [slachtoffer 1] seks met haar echte vader (de rechtbank: biologische) heeft gehad, geeft zij aan dat dit op [datum] , de dag dat [naam 1] (de rechtbank: zus van [slachtoffer 1] ) jarig was en zij naar McDonalds waren geweest. [slachtoffer 1] heeft verklaard maar één keer seks met haar echte vader te hebben gehad. [11]
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 9 november 2021 bekend seks met [slachtoffer 1] te hebben gehad. Ook heeft hij toen verklaard dat er in totaal drie filmpjes zijn gemaakt van de seks tussen [slachtoffer 1] en hem: van het beffen, pijpen en penetreren. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens zijn relatie met [moeder slachtoffer ] geen condooms gebruikte en dat van seksueel contact met andere vrouwen geen sprake was.
Tijdens zijn verhoor op 31 maart 2021 bij de politie heeft de verdachte verklaard dat de seks is begonnen rond januari 2019 en op de vraag of de seksuele handelingen en de echte seks ‘dus’ hebben plaatsgevonden tussen januari 2019 en december 2020, aangegeven dat dit klopt. [12] Ook heeft de verdachte tijdens het verhoor bij de politie op 1 april 2021 verklaard dat [slachtoffer 1] en hij condooms als voorbehoedsmiddel gebruikten. Ergens begin januari 2019 heeft hij deze voor het eerst online besteld en zijn deze bij hem thuis op de [adres] in Simpelveld bezorgd. [13]
De verdachte heeft op 14 juni 2021 bij de politie verklaard dat er één keer filmpjes zijn gemaakt van hem en [slachtoffer 1] , terwijl zij seksuele handelingen met elkaar verrichtten. Hij heeft haar gebeft en vaginaal (“op zijn hondjes”) gepenetreerd, zij heeft hem gepijpt. Het waren meerdere filmpjes, de verdachte denkt drie, die op één avond zijn gemaakt. Het eerste filmpje, waarin [slachtoffer 1] de verdachte pijpt, is bij [moeder slachtoffer ] thuis op zolder, op de kamer van [slachtoffer 1] , opgenomen. De verdachte filmde het met de telefoon van [slachtoffer 1] . Zij verstuurde dit filmpje dezelfde avond, toen zij klaar waren, naar haar vader. Ook heeft [slachtoffer 1] het filmpje naar hem gestuurd. Zij heeft alle drie de filmpjes naar hem gestuurd. Op het tweede filmpje is te zien dat de verdachte [slachtoffer 1] befte. [slachtoffer 1] maakte deze opname. Dit filmpje werd ook diezelfde avond, toen het net was gebeurd, doorgestuurd naar [biologische vader slachtoffer] . Het filmpje van het pijpen werd later verstuurd. Op het derde filmpje is het penetreren “op zijn hondjes” te zien. [slachtoffer 1] zat gebukt en de verdachte penetreerde haar. [14]
Verklaring biologische vader van het slachtoffer
[biologische vader slachtoffer] heeft op 11 mei 2021 bij de politie verklaard dat hij een paar filmpjes, hoeveel precies weet hij niet, doorgestuurd kreeg, waarop te zien was dat zijn dochter [slachtoffer 1] en de verdachte elkaar oraal bevredigden en dat de verdachte [slachtoffer 1] penetreerde. Zij hadden hem die filmpjes gestuurd. [15]
Overwegingen en conclusies van de rechtbank
Betrouwbaarheidsverweer met betrekking tot de verklaringen van het slachtoffer
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over wanneer de diverse (ontuchtige) handelingen hebben plaatsgevonden, als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt omdat zij daarover wisselende verklaringen heeft afgelegd. En om die reden moeten deze verklaringen van het bewijs worden uitgesloten.
De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] op hoofdlijnen consistent en concreet heeft verklaard, terwijl de verdachte in zijn verklaringen
- niet alleen bij de politie, maar ook ter terechtzitting d.d. 9 november 2021 - hoofdzakelijk in vaagheden is blijven hangen. [slachtoffer 1] heeft haar verklaringen bovendien onderbouwd met details. Zo koppelt zij het moment waarop de drie filmpjes met de seksuele handelingen tussen haar en de verdachte zijn gemaakt, aan de dag waarop haar zus jarig was en zij naar haar biologische vader gaat en daar seks met hem heeft ( [datum] ).
Hoewel de verdachte en [slachtoffer 1] aanvankelijk verschillend hebben verklaard over het moment waarop de (ontuchtige) handelingen zijn begonnen, zijn hun verklaringen tegen het einde van het politieonderzoek op dat punt bovendien zelfs eensluidend. Zo heeft de verdachte immers bij de politie verklaard dat hij in januari 2019 voor het eerst condooms heeft gekocht en bevestigd dat de seksuele handelingen en de echte seks hebben plaatsgevonden tussen januari 2019 en december 2020. De verdachte heeft volhard in zijn verklaring en heeft deze ook zelf ondertekend. Dat alles maakt dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar acht en deze ook voor het bewijs zal gebruiken.
Feiten 1 en 2
Dat er meermalen (ontuchtige) handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 1] staat zoals gezegd voor de rechtbank vast. Op dat punt stemmen de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer 1] overeen. In het midden moet blijven hoe vaak het precies is gebeurd. Dat kan aan de hand van de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer 1] en de overige stukken in het dossier niet precies worden vastgesteld. De verdachte heeft bijvoorbeeld verklaard dat er vijf à zes keer is gepenetreerd, terwijl [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het zeker dertig keer is gebeurd en in haar verhoor ook spreekt van soms dagelijks.
De rechtbank acht de handelingen “pijpen, beffen, vingeren en het duwen van de penis in de anus of vagina” bewezen. Volgens vaste jurisprudentie is daarmee steeds sprake van seksueel binnendringen. Weliswaar heeft de verdachte ontkend [slachtoffer 1] anaal te hebben gepenetreerd, maar de rechtbank hecht aan die ontkenning geen geloof.
Voor het moment waarop de seks tussen de verdachte en [slachtoffer 1] is gestart, gaat de rechtbank uit van de verklaring van het slachtoffer die de rechtbank zoals gezegd ook op dit punt betrouwbaar acht. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de drie filmpjes van de seksuele handelingen tussen haar en de verdachte zijn gemaakt
vóór[datum] . Dat is de dag waarop haar zus [naam 1] jarig was en waarop [slachtoffer 1] naar haar biologische vader ( [biologische vader slachtoffer] ) is gegaan en daar seks met hem heeft gehad. Dat die filmpjes zijn gemaakt, wordt door de verdachte bekend. Dat betekent dat [slachtoffer 1] en de verdachte ruim vóór [geboortedatum] - de dag waarop zij
12 jaar zou worden - seksuele handelingen (het seksueel binnendringen van het lichaam) met elkaar hebben verricht. De verklaring van [slachtoffer 1] over het moment waarop de seks tussen haar en de verdachte is gestart, vindt steun in hetgeen zij in februari 2021 in haar schrift heeft geschreven, namelijk dat zij al twee jaar seks met de verdachte had. De moeder van [slachtoffer 1] heeft dit halverwege februari 2021 gelezen.
De verklaring van [slachtoffer 1] over het moment waarop de seks tussen haar en de verdachte is gestart, wordt ook ondersteund door de verklaring van de verdachte over de aanschaf van condooms begin januari 2019. Dat de verdachte condooms aanschaft om deze vervolgens pas veel later te gebruiken acht de rechtbank niet aannemelijk. Zijn verklaring op dit punt sluit niet aan bij zijn verklaring dat pas veel later sprake was van penetratie, maar sluit wel aan bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat het al voor [datum] aan de gang was. Dat de verdachte de condooms heeft aangeschaft voor seks met een ander dan [slachtoffer 1] kan - gelet op zijn eigen verklaring dat hij geen condooms gebruikte in zijn relatie met [moeder slachtoffer ] en dat van seks met andere vrouwen geen sprake was - worden uitgesloten.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte meermalen handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , toen zij 11 jaar oud was (feit 1 primair). Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding om de bewezen verklaarde periode te beperken tot de periode van 1 januari 2019 tot en met 24 juli 2019.
Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , toen zij 12 jaar was en door de verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend tot zijn gezin (feit 2). De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding om de tenlastegelegde periode te beperken tot de periode van [geboortedatum] tot en met 31 oktober 2020.
Feit 3
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met
31 oktober 2020 meerdere films van seksuele gedragingen tussen hem en [slachtoffer 1] , die door de verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend tot zijn gezin en die de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt, heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank baseert zich voor het bewijs van dit feit op de verklaringen van [slachtoffer 1] , de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaring van [biologische vader slachtoffer] (de biologische vader van [slachtoffer 1] ). Uit deze bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [slachtoffer 1] de filmpjes samen hebben gemaakt. Daarop zijn seksuele gedragingen te zien die bestonden uit het door de verdachte met de penis oraal en vaginaal penetreren van het lichaam van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft verklaard dat de filmpjes ook naar hem zijn gestuurd. Daarmee heeft de verdachte de filmpjes niet alleen vervaardigd, maar ook voorhanden gehad.
De rechtbank ziet aanleiding om de verdachte vrij te spreken van de verfeitelijking in de tenlastelegging, dat er afbeeldingen (filmpje(s)) bij waren waarop anale seks te zien is. Dat volgt niet uit de aangehaalde bewijsmiddelen en ook niet uit de overige stukken in het dossier. De betreffende filmpjes zijn niet meer aangetroffen. In het dossier bevindt zich ook onvoldoende bewijsmateriaal om tot bewezenverklaring van het bestanddeel “verspreiden” te kunnen komen, nu niet duidelijk is geworden of de verdachte of [slachtoffer 1] de filmpjes naar de telefoon van de [biologische vader slachtoffer] heeft gestuurd. Ook hiervan zal de verdachte worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 24 juli 2019 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Simpelveld, meermalen, met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Feit 2
in de periode van [geboortedatum] tot en met 31 oktober 2020 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Simpelveld, meermalen, met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 oktober 2020 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Simpelveld, afbeeldingen, te weten films, van seksuele gedragingen, waarbij een kind dat hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken, heeft vervaardigd en in heeft bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het door hem, verdachte, met de penis oraal en vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
(- de verklaring over en omschrijving van een film/video door [slachtoffer 1]
op p. 69 en p. 89 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van een film/video door verdachte [verdachte] op
p. 213 en 214 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van een film/video door verdachte [verdachte] op
p. 215 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van (een) film(s)/video(‘s) door [biologische vader slachtoffer] op
p. 260 pv).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit betrekking heeft op een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
Feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit betrekking heeft op een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
Feit 3
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. F.M. Vuister heeft over de geestvermogens van de verdachte op
3 juni 2021 een rapport uitgebracht. Uit de rapportage blijkt - kort gezegd - dat de deskundige geen aanwijzingen heeft kunnen constateren om van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens te spreken die eventueel in de weg zouden staan aan de strafbaarheid van de verdachte. De deskundige adviseert derhalve om de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies dan ook niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat - ook voor het overige - geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest. De aard van de feiten rechtvaardigen volgens de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, waarbij hij heeft gelet op:
- de richtlijnen van het openbaar ministerie voor de straftoemeting voor de verschillende strafbare feiten;
- het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting;
- een vonnis van deze rechtbank van 9 december 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:9691).
Daarnaast heeft de officier van justitie geëist om aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Ter bescherming van de veiligheid van [slachtoffer 1] en de algemene veiligheid van andere minderjarigen acht de officier van justitie oplegging daarvan opportuun en gewenst. De reclassering adviseert overeenkomstig, nu de eis de in artikel 14a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren te boven gaat en oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf derhalve niet mogelijk is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van feit 1 in beide varianten. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit indachtig heeft de raadsman oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, bepleit. Het is van groot belang dat de verdachte spoedig met zijn behandeling start en zijn motivatie hiervoor niet verliest. De verdachte kan instemmen met de door de reclassering in haar rapport geformuleerde voorwaarden én met de proeftijd van 3 jaren. Die langere proeftijd dient volgens de raadsman te leiden tot een korter voorwaardelijk deel.
De raadsman heeft in dit verband verwezen naar en aansluiting gezocht bij een reeks uitspraken van verschillende rechtbanken, zoals vermeld in de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van 20 maanden schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] , de dochter van zijn toenmalige vriendin. Dit misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De handelingen zijn begonnen toen het meisje nog maar elf jaar oud was en zijn doorgegaan tot haar dertiende. Dat misbruik vond plaats in de woning in Heerlen, waar [slachtoffer 1] samen met haar moeder en twee zusjes woonde en waar ook de verdachte vaak verbleef, maar ook in zijn eigen woning in Simpelveld. De verdachte heeft ook filmpjes van seksuele handelingen gemaakt en in zijn bezit gehad, dat zich op de tenlastelegging heeft vertaald in het bezit van kinderporno. Kinderporno waarbij zijn stiefdochter van 11 jaar betrokken is. De rechtbank vindt dit gedrag maar zeer moeilijk te bevatten. De verdachte maakte deel uit van het gezin en heeft als stiefvader misbruik gemaakt van de afhankelijke positie die de minderjarige [slachtoffer 1] tegenover hem innam. Hij wist hoe kwetsbaar zij was, gelet op haar verleden van seksueel misbruik. De verdachte heeft de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van [slachtoffer 1] gesteld en heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als stiefvader en het vertrouwen dat [slachtoffer 1] in hem had. Hij heeft haar lichamelijke en psychische integriteit ernstig geschonden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade oplopen en nog lange tijd negatieve gevolgen ervan ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Bovendien bestaat er een gerede kans op een scheefgroei in de psychoseksuele ontwikkeling en kan het vertrouwen in de medemens ernstig verstoord raken. Dat het seksueel misbruik buitengewoon ingrijpend is geweest (en ook nu nog is) en substantiële gevolgen heeft voor zowel [slachtoffer 1] als haar moeder, volgt uit hun ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij worstelt met haar identiteit, doordat haar seksuele ontwikkeling al op jonge leeftijd geschaad is. [slachtoffer 1] beschrijft het als volgt: “
ik heb toen het gebeurde geen normale puber kunnen zijn. Nu moet ik opnieuw leren wat normaal is. Hoe ik er mee om moet gaan. En heb ik niet zelf kunnen ontdekken wie ik ben, op wat ik val enzovoorts.” [slachtoffer 1] is aangewezen op professionele hulpverlening.
Haar moeder beschrijft dat het gezin door het strafbare handelen van de verdachte is ontwricht. Er is veel woede over de schending van het vertrouwen door de verdachte.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zichzelf presenteert als een slachtoffer dat de seksuele wensen en verlangens van [slachtoffer 1] niet heeft kunnen weerstaan, terwijl uit diverse WhatsApp-berichten tussen de verdachte en [slachtoffer 1] volgt dat hij zich daarin juist actief heeft opgesteld en een initiërende rol heeft gehad. In het dossier bevinden zich berichten tussen de verdachte en [slachtoffer 1] waarin de verdachte haar vraagt waar ze het gaan doen en of ze een pornofilmpje wil kijken of niet. Ook vraagt de verdachte in oktober 2020 of [slachtoffer 1] nog een keer seks gaat hebben met haar echte vader. Op de vraag “was toch lekker of niet en leuk toch?”, antwoordt [slachtoffer 1] met “ja en nee”. Dan zegt de verdachte dat “het begin altijd een beetje wennen is.” [16] Zo moedigt hij haar als het ware aan om nogmaals seks met haar biologische vader te hebben.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke straf passend is. In die straf moet niet alleen het voornoemde seksueel misbruik worden meegewogen, maar ook het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno. Die kinderporno heeft, zoals gezegd, betrekking op [slachtoffer 1] . Met het opleggen van een straf beoogt de rechtbank verschillende doelen. Enerzijds moet de straf een vergelding zijn voor het leed dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft aangedaan. Anderzijds beoogt de rechtbank te voorkomen dat de verdachte zich nog een keer laat leiden door zijn seksuele behoeftes zonder oog te hebben voor de gevolgen voor minderjarigen die ten prooi vallen aan zijn lustgevoelens. En dat risico is in lichte mate aanwezig, zo concludeert de psycholoog na psychologisch onderzoek van de verdachte. Daarbij is het volgens de psycholoog wel zorgwekkend dat de verdachte zichzelf in het recente verleden niet wist te sturen, terwijl hij zich ook toen schuldig voelde. Sociale onmacht kan volgens de psycholoog bij dit alles nu, maar wellicht ook zonder behandeling in de toekomst, een rol spelen. De verdachte ervoer het seksueel misbruik als op zich plezierig en bij afwezigheid van toekomstige behandeling kan dit ‘hedonistische principe’ weer drempelverlagend werken.
De raadsman en de officier van justitie hebben ter terechtzitting van 9 november 2021 in het kader van de strafmaat verwezen naar verschillende uitspraken. De rechtbank constateert allereerst dat deze rechtspraak sterk casuïstisch is. Voorts overweegt zij dat er voor het onderhavige bewezenverklaarde seksueel misbruik geen LOVS-oriëntatiepunten zijn opgesteld. Wel is het zo, dat voor een enkele verkrachting conform de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt is.
Gelet op de langere duur van het seksueel misbruik, de regelmaat en de vergaande seksuele handelingen door de verdachte, alsmede de bijzondere en afhankelijke situatie waarin [slachtoffer 1] zich bevond, dient de straf naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk hoger uit te vallen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Alleen een lange gevangenisstraf kan recht doen aan het leed en de pijn die de verdachte heeft veroorzaakt. Niet is gebleken van omstandigheden die tot matiging van de straf behoren te leiden, anders dan de enkele constatering dat de verdachte een blanco strafblad heeft. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaren passend en geboden. Oplegging van een voorwaardelijke deel is gelet op het bepaalde in artikel 14a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk. De eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf van 7 jaren, komt de rechtbank gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten plegen te worden opgelegd, te hoog voor.
De verdachte zal dan ook, alles overziend, worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. De ter terechtzitting naar voren gebrachte belangen van de verdachte, waaronder het belang van de verdachte bij behandeling, hebben de rechtbank niet tot een ander oordeel gebracht.
De rechtbank ziet verder aanleiding om aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen zoals bedoeld in artikel 38z Sr. De rechtbank acht dit noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Het bewezenverklaarde feit 1 betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaren is gesteld. Met de maatregel kan (eventueel) langdurig toezicht worden gehouden op de verdachte teneinde dreigende recidive te signaleren. De rechtbank leidt uit de reclasseringsrapportage af dat de kans op herhaling van soortgelijke feiten als gemiddeld moet worden beschouwd. De psycholoog acht daarentegen een licht recidiverisico aanwezig.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie tegen het einde van de gevangenisstraf (of de proeftijd in het geval van een voorwaardelijke voorlopige invrijheidstelling) en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 20.050,54 ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 wegens geleden immateriële schade en € 50,54 wegens materiële schade, te weten de reiskosten die gemoeid zijn met de behandeling van [slachtoffer 1] bij Xonar. Daarnaast vordert zij de wettelijk verschuldigde rente vanaf 1 september 2019 (ongeveer het gemiddelde van de periode van de bewezenverklaarde feiten) en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[moeder slachtoffer ]
De benadeelde partij [moeder slachtoffer ] vordert een schadevergoeding van € 7.160,75 ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3. Dit bedrag bestaat uit € 4.000,00 wegens geleden immateriële schade en € 3.160,75 wegens geleden materiële schade. Deze materiële schade is als volgt opgebouwd:
- reiskosten ten behoeve van de behandelingen bij Xonar van moeder (ten behoeve van [slachtoffer 1] ) ad € 16,85;
- reiskosten ten behoeve van de behandeling van moeder door de psycholoog ad € 11,18;
- reiskosten ten behoeve van de behandeling van [moeder slachtoffer ] door praktijkondersteuner ad € 3,12;
- eigen risico zorgverzekering 2021 en 2022 ad € 770,00;
- kosten in verband met de naamswijziging [naam 2] , het kind van haar en de verdachte, ad € 2.359,60.
Daarnaast vordert [moeder slachtoffer ] de wettelijk verschuldigde rente vanaf 1 februari 2021 (de dag waarop [moeder slachtoffer ] van [slachtoffer 1] vernam dat en door wie zij seksueel was misbruikt) en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tevens vordert [moeder slachtoffer ] de proceskosten ad € 662,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en reis en/of parkeerkosten ten behoeve van het bijwonen van de zittingen te Maastricht ad € 45,53.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd. De materiele schade die voor toewijzing in aanmerking komt, bedraagt € 50,54. Onder verwijzing naar een vonnis van deze rechtbank uit 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:9691) heeft de officier van justitie evenwel opgemerkt dat hij zich kan voorstellen dat de rechtbank het bedrag wegens geleden immateriële schade lager vaststelt. In vergelijking met de door de hem aangehaalde soortgelijke zaak acht hij een bedrag van € 15.000,00 ook voorstelbaar.
[moeder slachtoffer ]
Materiële schade
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de posten reiskosten en kosten eigen risico zorgverzekering 2021 en 2022 rechtstreekse schade betreffen en dat de vordering op deze punten voldoende is onderbouwd en daarmee voor toewijzing in aanmerking.
Dat geldt niet voor de naamswijziging van [naam 2] . Met betrekking tot die post kan volgens de officier van justitie niet worden gesproken van een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit in de zin van artikel 361 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Hij acht [moeder slachtoffer ] in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de post smartengeld voldoende is onderbouwd en daarmee voor toewijzing in aanmerking. Onder verwijzing naar een vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2021:968) heeft de officier van justitie echter aangevoerd dat hij zich kan voorstellen dat de rechtbank het bedrag wegens geleden immateriële schade lager vaststelt. In vergelijking met de door de hem aangehaalde zaak vindt hij het gevorderde bedrag van € 4.000,00 namelijk aan de hoge kant. Hij refereert zich ten aanzien hiervan aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu deze een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt.
Subsidiair stelt hij dat de gevorderde immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 5.000,00. Met betrekking tot de gevorderde reiskosten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
[moeder slachtoffer ]
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat [moeder slachtoffer ] niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu deze een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt. De civielrechtelijke discussie die volgens de raadsman in dit kader gevoerd moet worden, betreft een zeer lastig vraagstuk en is niet geschikt voor behandeling in het strafgeding.
Subsidiair stelt de raadsman dat de post naamswijziging moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de geleden schade en de onrechtmatige gedraging door de verdachte. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding bepleit de raadsman matiging tot een bedrag van € 500,00. Gelet op de vaste jurisprudentie op dit punt kan een rechtstreeks belang volgens de raadsman worden aangenomen.
Met betrekking tot de posten reiskosten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het gevorderde eigen risico zorgverzekering 2021 en 2022 dient [moeder slachtoffer ] niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard, nu bewijsstukken ontbreken dat het eigen risico (volledig) is benut.
Meer subsidiair stelt de raadsman dat van de post naamswijziging slechts een derde van het gevorderde bedrag voor vergoeding in aanmerking komt, nu het gevorderde betrekking heeft op in totaal drie kinderen (en in de onderhavige zaak de wijziging ten aanzien van slechts één kind wordt verzocht).
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Toestemming bewindvoerder
Door de advocaat van de benadeelde partij [moeder slachtoffer ] en [slachtoffer 1] , mr. Regter, is aangevoerd dat hij toestemming heeft gekregen van de bewindvoerder van [moeder slachtoffer ] om haar vordering in te dienen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij een toestemmingsverklaring gedateerd 8 juli 2021 van de bewindvoerder [naam 3] bij de vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer ] gevoegd.
De rechtbank constateert dat in die verklaring slechts staat vermeld dat aan mr. Regter toestemming wordt gegeven om als advocaat op te treden voor [moeder slachtoffer ] en haar dochter. De rechtbank interpreteert deze verklaring echter als een toestemming van de bewindvoerder aan de advocaat mr. Regter om de vordering in te dienen, nu hij optreedt voor haar als slachtoffer en laatstgenoemde in een mondelinge toelichting ter terechtzitting van
9 november 2021 uitdrukkelijk heeft gesteld deze toestemming te hebben gekregen.
De rechtbank zal zich per vordering uitlaten over de gevorderde kosten.
De vordering van [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de post immateriële schade stelt de rechtbank voorop dat zij van oordeel is dat [slachtoffer 1] rechtstreeks schade is toegebracht door de drie bewezenverklaarde feiten en dat zij aanspraak kan maken op smartengeld. De strafbare feiten die jegens haar zijn gepleegd, laten zich kwalificeren als een dusdanige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit dat die feiten in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dienen te worden beschouwd. Los van die vaststelling zijn namens [slachtoffer 1] ook stukken overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van geestelijk letsel en dat zij daarvoor thans therapie ondergaat.
Wanneer de rechtbank echter het bedrag dat wordt gevorderd wegens geestelijk letsel door toedoen van de verdachte, vergelijkt met het bedrag dat in vergelijkbare zedenzaken is toegewezen, komt haar een matiging van dit bedrag passend voor. De rechtbank acht op basis van die rechtsvergelijking een bedrag van € 10.000,00 redelijk als vergoeding voor de schade die [slachtoffer 1]
tot op hedenheeft geleden. De vordering wegens immateriële schade wordt voor het meerdere afgewezen. In dat verband overweegt de rechtbank nog dat eventuele toekomstige gevolgschade aan de civiele rechter kan worden voorgelegd.
Aldus zal de rechtbank een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de gevorderde reiskosten die gemoeid zijn met de behandeling van [slachtoffer 1] bij Xonar ad € 50,54, als voldoende onderbouwd en inhoudelijk niet weersproken, toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat deze schade rechtstreeks is geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
In totaal zal aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag van € 10.050,54 aan door haar geleden schade worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van [moeder slachtoffer ]
De rechtbank zal de reiskosten van [moeder slachtoffer ] ten behoeve van de behandelingen van [slachtoffer 1] bij Xonar ad € 16,85 toewijzen. Dit betreft schade door [moeder slachtoffer ] geleden ten behoeve van haar dochter, die geldt als rechtstreekse schade.
De rechtbank zal [moeder slachtoffer ] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover die ziet op de kosten in verband met de naamswijziging van [naam 2] . Gelet op de onderbouwing van die post is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesproken van een voldoende rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten in de zin van artikel 361 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij [moeder slachtoffer ] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. [moeder slachtoffer ] is geen direct slachtoffer van de bewezenverklaarde feiten, als bedoeld in het tweede lid van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van de geleverde onderbouwing van de vordering kan de rechtbank evenmin vaststellen of en in hoeverre zij geestelijk letsel heeft opgelopen door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van hetgeen [slachtoffer 1] is overkomen en in aanmerking komt voor vergoeding van shockschade. Of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als onrechtmatig handelen jegens [moeder slachtoffer ] is daarom een vraag die in deze zaak beantwoord dient te worden door de civiele rechter.
De rechtbank zal tevens als kosten rechtsbijstand een bedrag van € 667,53 toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 57, 240a, 240b, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van zes jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • verstaat dat tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering;
- legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij als vergoeding van de schade
  • wijst de vordering, voor zover deze ziet op een hoger bedrag aan smartengeld tot heden geleden, af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 10.050,54, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[moeder slachtoffer ]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 667,53;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [moeder slachtoffer ] , van € 16,85 bij niet betaling en verhaal te vervangen door
1. dag gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2021.
Buiten staat
Mr. V.P. van Deventer en mr. J.A.A.C. Claessen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging d.d. 9 november 2021 - ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2018 tot en met 24 juli 2019 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Simpelveld, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of met een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
(art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(artikel art 244 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2018 tot en met 24 juli 2019 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Simpelveld, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of met een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of voelen aan en/of wrijven over en/of knijpen in de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- laten aanraken en/of betasten en/of strelen van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken;
(art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(artikel art 247 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] tot en met 28 februari 2021 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Simpelveld, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of met een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
(art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juli 2018 tot en met 28 februari 2021 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Simpelveld, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) afbeelding(en), te weten (een) video(‘s) en/of (een) film(s) - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende afbeeldingen -
van (een) seksuele gedraging(en), waarbij een kind dat hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als
behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, althans een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of verspreid en/of in bezit gehad welke seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestond(en) uit:
het door hem, verdachte, met de penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(- de verklaring over en omschrijving van een film/video door [slachtoffer 1]
op p. 69 en p. 89 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van een film/video door verdachte [verdachte] op
p. 213 en 214 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van een film/video door verdachte [verdachte] op
p. 215 pv en/of
- de verklaring over en omschrijving van (een) film(s)/video(‘s) door [biologische vader slachtoffer] op
p. 260 pv).
(art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(artikel art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, registratienummer PL 2379-2021033674, gesloten d.d. 20 juli 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 277.
2.Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer ] d.d. 9 maart, pagina’s 15, 16, 19 tot en met 21.
3.Kopie van een pagina uit het schriftje van [slachtoffer 1] , pagina 19.
4.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 16 maart 2021, pagina 45.
5.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 16 maart 2021, pagina’s 46 en 47.
6.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 16 maart 2021, pagina 40.
7.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2021, pagina 66.
8.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 18 oktober 2021, ongenummerd
9.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2021, pagina 71.
10.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2021, pagina 69.
11.Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2021, pagina’s 68 en 69.
12.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 31 maart 2021, pagina 182.
13.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 1 april 2021, pagina 184.
14.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 14 juni 2021, pagina’s 213 tot en met 215.
15.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [biologische vader slachtoffer] [slachtoffer 1] d.d. 11 mei 2021, pagina 260.
16.De WhatsApp-berichten op pagina 53 tot en met 55.