ECLI:NL:RBLIM:2021:10014

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
C/03/262514 / HA ZA 19-174
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening assurantieportefeuille en geschil over stille reserves

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil over de eindafrekening van een assurantieportefeuille en de waardering van stille reserves. De rechtbank heeft op 29 december 2021 vonnis gewezen in een civiele procedure tussen meerdere partijen, waaronder een eiser in conventie en verschillende gedaagden in conventie. De procedure volgde op een tussenvonnis van 7 juli 2021, waarin de rechtbank had overwogen dat de waarde van de stille reserve/goodwill aan de hand van een factorberekening moest worden vastgesteld. De deskundige, H.J.W.M. Kuijpers, had in zijn rapport de waarde van de assurantieportefeuille en de stille reserves berekend, maar partijen waren het niet eens over de conclusies van het deskundigenrapport. De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat de waarde van de inbreng van de portefeuille door de gedaagde in reconventie sub 1, die niet eerder was vergoed, gelijk moest zijn aan de waarde ten tijde van de inbreng. De rechtbank heeft de gedaagden in conventie hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de eisers in conventie, en heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen worden verdeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262514 / HA ZA 19-174
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat tot en met dag vonnis vragen mr. A. Schmidt is bij rolbericht van 15 december 2021 vervangen door mr. M.M. van den Boomen,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. de commanditaire vennootschap
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.T.J. Gorissen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] worden genoemd. Eisers in conventie, verweerders in reconventie, zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en gedaagden in conventie, eisers in reconventie, zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] genoemd worden.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021, waar de rechtbank bij blijft met dien verstande dat de laatste volzin op pag. 3 die doorloopt op pag. 4 gelezen moet worden als “Uit niets van wat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft aangevoerd valt af te leiden dat hij door de eiswijziging onredelijk wordt bemoeilijkt in zijn verdediging.” en dat het laatste woord van de eerste regel van pag. 4 (da) moet worden gelezen als “dat”,
  • de akte uitlaten met de productie 24 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van 4 augustus 2021,
  • de akte ter rolle van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van 4 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
Bezwaar tegen de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] genomen akte uitlaten met productie.
2.1.
Ter zake het door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] gemaakte bezwaar tegen de inhoud van de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] genomen akte en productie van 4 augustus 2021 geldt het volgende. Productie 24 bij akte uitlaten is relatief omvangrijk en bevat onder meer een vijf pagina tellende uiteenzetting van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , een kopie van een krantenartikel, een emailbericht en een memo en een ruim vijf pagina’s tellende brief van J.T.J. Gorissen van 19 november 2018. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 7 juli 2021 partijen alleen in staat gesteld bij akte te reageren op twee voorgenomen wijzigingen van eerder gegeven tussenoordelen van de rechtbank. Al hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de akte uitlaten heeft vermeld en/of met de andere genoemde stukken heeft willen inbrengen dat meer is dan waartoe hij in staat is gesteld, wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten als zijnde gedaan in strijd met het doel van de akte en overigens als ontijdig.
Grondslag beoordeling stille reserve/goodwill
2.2.
Bij tussenvonnis van 7 juli 2021 heeft de rechtbank overwogen dat zij in hetgeen de deskundige in het kader van de grondslag beoordeling stille reserve/goodwill heeft opgemerkt, aanleiding ziet af te wijken van hetgeen zij eerder in haar tussenvonnis heeft overwogen en de waarde van de stille reserve te bepalen aan de hand van de factorberekening.
2.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft bij akte uitlaten van 4 augustus 2021 over deze voorgenomen wijziging naar voren gebracht dat hij zich aansluit bij de overweging van de rechtbank dat een factorberekening de meest geëigende berekeningswijze is van de waarde van de stille reserves, gelet op het gegeven dat partijen bij de gevoerde onderhandelingen ook steeds zijn uitgegaan van deze factormethode.
2.4.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft bij akte over de voorgenomen wijziging aangevoerd dat hij niet kan overzien wat de consequenties zijn van de door de rechtbank voorgenomen wijziging van de beoordeling/vaststelling van de omvang van de stille reserves, mede in relatie tot de overige bevindingen van de deskundige, mede omdat een nadere motivering ter zake door de rechtbank ontbreekt. Daarbij komt dat de vraagstelling in het vonnis van 25 maart 2020 een uitvloeisel is van het partijdebat met betrekking tot de te kiezen grondslag voor de waardering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] . De rechtbank heeft destijds geoordeeld dat de grondslag de ‘going concern’ waarde dient te zijn. Door een eventuele wijziging van grondslag zou geen rekening worden gehouden met de voortzetting van het bedrijf. Verder speelt mee dat de onderneming uiteindelijk verkocht is aan [naam] , tegen de prijs die [naam] bereid was te betalen. De rechtbank kan de factormethode toepassen door aansluiting te zoeken bij de factor die [naam] bereid was te betalen.
2.5.
Ter zake heeft te gelden dat voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij in zijn beslissing de conclusies waartoe deze deskundige in zijn rapport is gekomen zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921, later herhaald in HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:279.
2.6.
Hetgeen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] naar voren heeft gebracht is ontoereikend om te kunnen oordelen dat het voornemen van de rechtbank om haar oordeel omtrent de berekening van de stille reserves te wijzigen, niet mag worden uitgevoerd. Dit wijzigingsvoornemen is gebaseerd op hetgeen de deskundige ter zake heeft gerapporteerd. Uit hetgeen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hieromtrent heeft aangevoerd, volgt niet dat de deskundige hiermee onzorgvuldig dan wel niet inzichtelijk te werk is gegaan. Het onderzoek is uitgevoerd door een onafhankelijke, door de rechtbank benoemde, deskundige. Bij de totstandkoming van het rapport heeft de deskundige partijen naar behoren in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en hij heeft van zijn zienswijze naar aanleiding van die opmerkingen in zijn rapport doen blijken. Voor zover nodig had [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] na het lezen van het concept-rapport kunnen reageren op het standpunt van de deskundige inzake de beoordeling van de portefeuille. In het deskundigenrapport staat immers uitgelegd dat aan de waardering van een assurantie- en bankportefeuille in beginsel een factorberekening ten grondslag wordt gelegd. Tevens heeft de deskundige de waarde van de portefeuille op grond van deze waardering op de verschillende tijdstippen berekend. Het had op de weg van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] gelegen, mocht hij betwisten dat het algemeen bekend is dat deze grondslag aan de berekening ten grondslag wordt gelegd bij de waardering van een assurantie- en bankportefeuille, om nadere uitleg te vragen. Het rapport is dan ook op procedureel juiste wijze tot stand gekomen. Ook het standpunt van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] dat door een wijziging van de grondslag geen rekening zal worden gehouden met de voortzetting van het bedrijf, kan niet tot een ander oordeel leiden, gelet op de motivering van de deskundige dat aan de waardering van een assurantie- en bankportefeuille een factorberekening ten grondslag wordt gelegd. Het vorenstaande vindt bevestiging in het overleg dat de deskundige heeft gehad met de ‘ervaringsdeskundige’, de heer Bouter (blz. 2 van bijlage 8.b. van het deskundigenbericht). Daarenboven gaat de rechtbank er van uit dat, zoals in het tussenvonnis van 25 maart 2020 is overwogen, er geen materieel actief te verdelen is. Gelet op het gegeven dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn stellingen niet concreet nader heeft onderbouwd, in die zin dat hij heeft aangegeven op grond waarvan de door de rechtbank voorgenomen wijziging van de grondslag niet juist zou zijn, ziet de rechtbank, gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing, geen aanleiding om van het deskundigenbericht af te wijken. Dit houdt in dat de rechtbank de waarde zal bepalen aan de hand van een factorberekening en dus wat dat betreft terugkomt op het ter zake eerder gegeven oordeel.
2.7.
De rechtbank zal hierbij voor de assurantieportefeuille uitgaan van een factor van 2,75 en bij de bankportefeuille van een factor van 1,60. Hetgeen partijen hiertegen hebben ingebracht, te weten dat aansluiting moet worden gezocht bij de maxima van de door de deskundige gegeven bandbreedte voor de beide factoren respectievelijk door aansluiting te zoeken bij de factor die [naam] bereid was te betalen, is onvoldoende steekhoudend onderbouwd om af te wijken van de in het rapport geformuleerde conclusies.
Verschil in opnamen en verdeelsleutel
2.8.
Bij tussenvonnis van 7 juli 2021 heeft de rechtbank voorts overwogen dat nu uit hetgeen de deskundige heeft opgemerkt in het deskundigenbericht volgt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] een vennootschap is met activiteiten en gelet daarop een eigen vermogen heeft opgebouwd uit winstreserve, evenals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , de rechtbank hierin aanleiding ziet af te wijken van hetgeen zij eerder in haar tussenvonnis heeft overwogen en voornemens is ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] , evenals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , mee te nemen bij de berekening van de winst die gelijkelijk tussen partijen dient te worden gedeeld. De rechtbank heeft zowel [eisers in conventie, verweerders in reconventie] als [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in staat gesteld bij akte te reageren op het vorenstaande.
2.9.
Beide partijen zijn per saldo van mening dat de rechtbank niet moet terugkomen op het wat dit punt betreft eerder gegeven tussenoordeel. Gelet op dit unanieme standpunt zal de rechtbank op dit punt niet terugkomen op het eerder gegeven oordeel. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] zal dus niet worden betrokken bij de beoordeling en de beslissing.
Het deskundigenbericht
2.10.
In het in het tussenvonnis van 7 juli 2021 al aan de orde geweest zijnde deskundigenrapport, opgesteld door H.J.W.M. Kuijpers RA RV, Registeraccountant en Register Valuator (hierna: de deskundige), van 16 december 2020 heeft de deskundige, voor zover verder relevant, de volgende bevindingen en conclusies opgenomen:

5. Inrichting van het onderzoek
(…).
De vragen van de rechtbank hebben een drietal hoofthema’s:
Over de periode 1 januari 2007 tot en met 23 november 2018 ontbreken jaarstukken of anderszins betrouwbare informatie om vast te kunnen stellen welke winsten in deze periode behaald zijn, welke managementvergoedingen door Partijen aan de diverse entiteiten zijn onttrokken en wat de omvang is van mogelijke andere onttrekkingen. (vraag a. t/m d.)
Wat is de waarde van de stille reserve/goodwill op 6 juli 2018 en op 23 november 2018. (vragen c. en g.)
Is de waarde van de door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ingebrachte assurantieportefeuille al eerder verwerkt en zo niet, welke waarde kan aan deze portefeuille per 6 juli 2018 en
23 november 2018 toegekend worden. (vragen e. en f.)
De deskundige zal deze drie onderwerpen eerst thematisch uitwerken en vanwege de (boekhoudkundige) logica in de volgorde van 1) waarde stille reserve/goodwill, 2) waarde verzekeringsportefeuille [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] en 3) winstbepaling, vaststelling hoogte managementvergoedingen en vaststelling overige opnamen.
Alle hierna genoemde getallen luiden in euro’s. Daar waar gesproken wordt over [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] bedoelt de deskundige de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] privé en zijn persoonlijke holding [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] gezamenlijk en daar waar gesproken wordt over [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé en zijn persoonlijke holding [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] gezamenlijk.
A. Waarde stille reserve/goodwill
De stille reserve/goodwill manifesteert zich bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] en wordt gedefinieerd als zijnde de waarde van de onderneming van de vennootschap minus de boekwaarde van de onderneming. Uitdrukkelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de stille reserve bepaald moet worden op de grondslag van going concern. (ro. 4.29 vonnis van de rechtbank van 25 maart 2020)
Waarde portefeuille -algemeen-
Het is algemeen bekend dat aan de waardering van een assurantie- en bankportefeuille een
factorberekening ten grondslag wordt gelegd. De factorberekening bestaat uit twee componenten: de jaarlijkse inkomsten uit de portefeuille maal een factor. Dit geldt voor de assurantie- en de bankportefeuille met dien verstande dat aan beide portefeuilles een andere factor wordt toegekend. Mede na consultatie van o.a. de heer J.P. Bouter (…) is de deskundige van oordeel dat, uitgaande van een gezonde stabiele assurantieportefeuille, met een niet abnormale schadelast en zonder grote afhankelijkheden, een factor van 2,7 - 3,0 niet ongebruikelijk is. Voor een bankportefeuille bedraagt deze factor 1,5 - 1,75.
Waarde portefeuille per 6 juli 2018 -algemeen-
Uitgaande van de provisie-inkomsten in de periode juli 2017- juni 2018 komt de deskundige tot de volgende berekening:
Provisies factor waarde
Assurantie 181.167 2,75 498.209
Bank 141.268 1,60226.028
Totaal724.237
Waarde portefeuille algemeen per 23 november 2018 -algemeen-
Uitgaande van de provisie-inkomsten in de periode november 2017 - oktober 2018 komt de
deskundige tot de volgende berekening:
provisies factor waarde
Assurantie 177.958 2,75 489.386
Bank 142.336 1,60227.737
Totaal717.123
(…).
B. Inbreng assurantieportefeuille door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]
De rechtbank heeft een tweetal vragen gesteld over de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] ingebrachte
verzekeringsportefeuille.
(…).
Uit het bovenstaande blijkt het volgende.
● De waarde van de portefeuille van de klanten van vóór 1 februari 2003 geworven klanten heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] niet ingebracht bij de oprichting van de [naam vof 1] noch bij de oprichting van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] .
● Na de opheffing de [naam vof 1] op 31 juli 2005 wordt de portefeuille geëxploiteerd door [naam vof 2] . Uit financiële overzichten van [naam vof 2] blijkt niet dat enige vergoeding voor de portefeuille is uitbetaald c.q. verrekend. Van een inbreng, een niet inbreng of voorbehoud van inbreng is niet gebleken, simpelweg omdat er geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt.
● Na beëindiging van [naam vof 2] einde 2008 wordt de portefeuille vanaf 2009 geëxploiteerd door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] Ook hier blijkt niet dat door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] enige vergoeding is betaald c.q. verrekend voor de waarde van de portefeuille. Van een inbreng, een niet inbreng of voorbehoud van inbreng is niet gebleken, simpelweg omdat ook hier geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt.
(…).
De deskundige:
(…).
De exploitatie van de [naam vof 2] portefeuille vindt vanaf 2009 plaats binnen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft informatie aangeleverd waaruit blijkt dat de prolongatieprovisie-inkomsten in 2009 ongeveer € 48.000 bedraagt. Tijdens de rechtszitting is uitgegaan van (…) provisie-inkomsten van € 45.000.
In 2007 werd door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] een assurantieportefeuille gekocht voor een prijs van € 479.500. Hierop werd in 2008 (…)€ 50.000 terug ontvangen zodat per saldo € 429.500 geïnvesteerd werd. De provisie-inkomsten in 2008 bedroegen € 202.409. Uitgaande van deze informatie wordt de factor berekend op € 429.500 / € 202.409 = 2,1 (afgerond). In een door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ingebrachte brief d.d. 9 juni 2009 (Bijlage 7.c) aan de Rabobank, gaat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op dat moment uit van een factor van minimaal 2: “Vaste omzet inclusief voormalig [naam vof 2] en [assurantiekantoor] gaat naar circa € 350.000, welke minimaal een marktwaarde van € 700.000 vertegenwoordigd.
De deskundige is van mening dat de waarde van de inbreng van de portefeuille van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in 2009 € 48.000 maal 2,1 = € 100.000 (afgerond) bedraagt.
De provisie-inkomsten van deze portefeuille worden niet meer apart geadministreerd. Dit heeft tot gevolg dat de waarde van deze portefeuille per 6 juli 2018 en per 23 november 2018 niet meer vast te stellen is.
De deskundige begrijpt uit de ro. 4.24 (en 4.27) dat deze waarde er eigenlijk ook niet toe doet. Immers de waarde van de inbreng = de waarde per 6 juli (23 november) +/- waardevermindering- of vermeerdering. Stel: geschatte waarde bij inbreng = 100; de -lagere- waarde per 6 juli = 0; verschil tussen de geschatte waarde bij inbreng en de lagere waarde in het kader van verdeling is 100 - 0=100. Volgens ro 4.24 moet vergoed worden
0+100 =100. Dit is dus gelijk aan de waarde ten tijde van de inbreng.
(…).
6. Beantwoording van de vragen van de rechtbank
Nadere afspraken met Partijen over de vragen van de rechtbank
In september/oktober 2020 heeft de deskundige via de mail met mr Schmidt en mr Gorissen overleg gevoerd over de -interpretatie van de -vragen van de rechtbank. De deskundige is met de raadslieden het volgende overeengekomen, (…)(Bijlage7.d)
● Gezien de vele privé mutaties (enkele honderdtallen) kan een omschrijving van de privé mutaties achterwege blijven. (vraag a).
● De opnamen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] privé en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé moeten in samenhang met hun persoonlijke holdings bezien worden. (vragen a, c en d).
● De beantwoording van de laatste deelvraag van vraag a) kan achterwege gelaten worden.
● Om pragmatische redenen worden de winstaandelen van de heren [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] over de periode 28 december 2017 – 6 juli 2018 in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] geheel toegerekend aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Dit impliceert dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] tot 6 juli 2018 voor 100% deelt in de resultaten van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] en in de periode 6 juli - 23 november 2018 voor 50% en in de periode na 23 november 2018 niet meer.
De peildata 6 juli 2018 en 23 november 2018 zijn van belang in verband met de overname van het opgebouwde vennootschapsvermogen bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé. Op 6 juli 2018 neemt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé 50% van het vennootschapsvermogen over en op 23 november 2018 de overige 50%. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] was de beherende vennoot en de opbrengst van de overname is daarom verantwoord binnen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Uiteindelijk werkt een en ander door naar het vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] , de vennootschap waarin [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] ieder een belang van 50% hebben.
De deelname van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] is per 23 november 2018 beëindigd. Echter de deelname van [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] en haar twee dochterondernemingen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] duurt voort. De deskundige beschikt over de cijfers tot en met31 december 2018. In de verdere beantwoording van de vragen zal de deskundige deze datum aanhouden als referentiepunt voor de onderlinge verhouding tussen de aandeelhouders.
Antwoord vraag a:
Voorafgaande inleiding:
• Op 1 januari 2007 waren [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] en [aandeelhouder] aandeelhouder, ieder 33,3%, in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] .
• [aandeelhouder] heeft op 16 december 2009 zijn aandelen in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] verkocht aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] , zodat vanaf deze datum [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] de enige aandeelhouders zijn in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] , ieder voor 50%.
• [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] zijn sinds 2007 onafgebroken 100% dochterondernemingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] . Dit impliceert dat alle resultaten van deze drie entiteiten ten goede komen aan de beide huidige aandeelhouders van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] .
• [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] was tot 6 juli 2018 enig beherend vennoot van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] en in de periode 6 juli 2018 - 23 november 2018 voor 50% deelgerechtigd in de winstgevendheid van de commanditaire vennootschap.
• Het winstaandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] over de periode 1 januari 2018 tot 6 juli 2018 bedroeg € 48.312 en over de periode 6 juli 2018 -
23 november 2018 50% van € 15.526 = € 7.763. (Bijlage 2.b). Het totale winstaandeel over 2018 bedroeg derhalve € 56.075. (Bijlage 3.b) Het winstaandeel van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé in de periode 6 juli 2018 - 23 november 2018 bedroeg € 7.763.
Nu volgt de inhoudelijke beantwoording van vraag a):
• De deskundige heeft op verzoek van de rechtbank voor alle betrokken entiteiten financiële
overzichten opgesteld over de jaren 2007-2018.Bijlage 2 t/m 5.
• In de periode 2007 - 2018 hebben [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] in totaal € 96.317 winst na belastingen behaald. Dit bedrag is inclusief de gerealiseerde stille reserve bij verkoop van de deelname in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2](Bijlage 5.b)
• Na aftrek van het tegoed op 1 januari 2007 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in de periode 2007- 2018 € 60.203 opgenomen welke opnamen verwerkt zijn in de balans. In 2011 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] een geldlening opgenomen van € 20.000. Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in die periode € 389.014 aan managementvergoedingen genoten.(Bijlage 1.a)
• Na aftrek van het tegoed op 1 januari 2007 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in de periode 2007 — 2018 € 39.801 opgenomen welke opnamen verwerkt zijn in de balans. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] € 586.292 aan managementvergoedingen genoten.(Bijlage 1.b)
• [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft totaal € 60.203 + € 20.000 + € 389.014 = € 469.217 opgenomen.
• [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft totaal € 39.801 + € 586.292 = € 626.093 opgenomen.
(…).
Antwoord vraag c:
• [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft een 50% belang in het eigen vermogen per 31 december 2018 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] , zijnde 50% van € 75.131 = € 37.566. Dit bedrag is inclusief de stille reserve op basis van going concern van de deelname in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] (Bijlage 5.c)
• [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft een tegoed van € 45.275 op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] in verband met de omzetbelasting.(Bijlage 6)
• [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft vanwege opnamen in rekening-courant (onttrekkingen) een schuld aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] van € 60.203. (Bijlage 1.a)
• Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in 2011 bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] een lening opgenomen van € 20.000. (Bijlage 1.a)
• Het totaal van deze vier componenten resulteert in een tegoed van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van € 37.566 +
€ 45.275 minus € 60.203 minus € 20.000 = € 2.638.
Antwoord vraag d:
• De opnamen van Partijen bestaan enerzijds uit onttrokken managementvergoedingen en
anderzijds uit overige onttrekkingen.
• De totaal genoten managementvergoeding van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] bedraagt € 389.014 en door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is € 586.292 aan vergoedingen genoten.(Bijlage 5.b). De managementvergoedingen over 2018 dienen bij de bepaling van het verschil in opnamen deels buiten beschouwing te worden gelaten aangezien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ook heeft gewerkt in de (toevoeging Rb: periode) 6 juli 2018 - 23 november 2018. De beloning over deze periode bedroeg € 17.260, (…). De vergelijking wordt dan € 389.014 versus € 569.032.
(…).
Het verschil in opnamen bedraagt derhalve € 139.615.
Antwoord vraag e:
● De deskundige heeft in hoofdstuk B zijn bevindingen over de ingebrachte assurantieportefeuille door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] uiteengezet. De deskundige heeft vastgesteld dat aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] geen vergoeding betaald is voor de inbreng van zijn assurantieportefeuille. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] stelt dat hij nog recht heeft op een vergoeding van de waarde van de inbreng. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] is van mening dat een stilzwijgende verrekening met gesloten beurs zou hebben plaatsgevonden. Hoe het ook zij, de deskundige kan hier geen helderheid in brengen.
Antwoord vraag f:
● Ingeval de bewering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] correct is, dan heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] volgens de deskundige recht op een vergoeding van € 100.000. Een en ander is toegelicht in hoofdstuk B.
Antwoord vraag g:
● De goodwill van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] bedraagt per 6 juli 2018 € 591.000 en per 23 november 2018 € 599.000. De toelichting hiervan is in hoofdstuk A weergegeven.
● In bovenstaande berekeningen is er vooralsnog vanuit gegaan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] geen recht heeft op een vergoeding voor de inbreng van zijn assurantieportefeuille. Mocht de rechtbank hiertoe wel besluiten, dan veranderen bovenstaande gegevens. De rekensom is echter simpel. Een toekenning van een waarde aan een -vermeende- inbreng van € 100.000 betekent een verlaging van bovenstaande bedragen met eveneens € 100.000.
Antwoord vraag h:
(…)
Afsluitende informatie
I. Het eventueel toekennen van een vordering aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] vanwege het voorbehoud van inbreng van een portefeuille heeft ook gevolgen voor het opgebouwde vermogen. Stel dat deze vordering € 100.000 bedraagt. Hierdoor worden de stille reserves bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] € 100.000 lager. De op deze stille reserves drukkende -latente- belastingschuld wordt daardoor 25% van € 100.000 is € 25.000 lager. Per saldo verlaagt dit het opgebouwde vermogen met € 75.000, waarin [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ieder voor 50% deelnemen.
II. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] vordert een bedrag van in totaal € 250.156. Op basis van de uitgevoerde berekeningen komt de deskundige uit op een bedrag van € 92.646. (…).’
De (overige) bezwaren van partijen tegen het deskundigenbericht
2.11.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] kan zich niet verenigen met de conclusies uit het deskundigenbericht. Hij voert daartoe voor zover van belang aan dat:
- de deskundige ten onrechte acht heeft geslagen op (latente) belastingclaims van welke aard dan ook, nog daargelaten dat de beweerdelijke claims nog niet vaststaan;
- de deskundige heeft ten onrechte rekening gehouden met de beweerdelijke lening van
€ 20.000,00 die in 2011 door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] zou zijn verstrekt;
- de deskundige heeft ten onrechte de beweerdelijke deal met de belastingdienst meegenomen in de berekeningen;
- de deskundige heeft ten onrechte de betwiste advieskosten van € 10.532,00 meegenomen in de beoordeling;
- de deskundige heeft ten onrechte de peildata van de respectievelijke uittredingen te ruim opgevat door één peildatum te hanteren.
2.12.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betogen ten aanzien van het deskundigenbericht, in het kort en voor zover verder van belang, het volgende:
- de deskundige heeft ten onrechte de advieskosten gecorrigeerd ter hoogte van een bedrag van € 23.811,90,
- de deskundige heeft ten onrechte acht geslagen op een beweerdelijke vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] , nu een regresvordering pas ontstaat op het moment dat deze is betaald.
2.13.
De rechtbank neemt, met inachtneming van hetgeen zij eerder omtrent het deskundigenrapport heeft overwogen en met uitzondering van de conclusies van de deskundige die buiten het geschil van partijen gaan, de bevindingen en de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige voldoende gemotiveerd antwoord heeft gegeven op de door de rechtbank geformuleerde vragen. De stellingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geven, gelet op hetgeen in geschil is, geen aanleiding om de overeenkomst aan te vullen, de opdracht aan de deskundige te verruimen en/of een nader deskundigenbericht te bevelen. Voor zover de rechtbank het van belang acht, zal zij hierna nog nader ingaan op de bezwaren van partijen.
in conventie
2.14.
De rechtbank stelt voorop dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vorderen dat de rechtbank bij vonnis:
I. de onderneming [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , alle daartoe behorende activa, evenals alle daarop rustende schulden, toedeelt aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] vanaf 1 januari 2018 bij
uitsluiting van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] alle uit de exploitatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] voortvloeiende verplichtingen als
eigen schuld dient te voldoen;
II. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis over te gaan tot voldoening van een bedrag van € 134.586,09, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, ter zake het verschil in opnamen uit [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het ontstaan van de diverse vorderingen, althans vanaf 31 december 2017, althans vanaf de respectievelijke uittredingsdata van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , dan wel vanaf de dag der dagvaarding, een en ander zoals beschreven in het lichaam van de
dagvaarding;
III. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis over te gaan tot voldoening van een bedrag van € 115.569,00, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, ter zake het aandeel van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de gemeenschap die wordt gevormd door het afgescheiden vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 31 december 2017, althans vanaf de respectievelijke uittredingsdata van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , dan wel vanaf de dag der dagvaarding, een en ander zoals beschreven in het lichaam van de dagvaarding;
IV. alle rechtshandelingen vernietigt die aan de verkoop van de portefeuilles van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] aan [naam B.V.] . ten grondslag liggen vanwege het paulianeuze karakter van die rechtshandelingen, een en ander zoals omschreven in de akte van 23 oktober 2019 en de
overige processtukken, dan wel een maatregel treft zoals de rechtbank in goede justitie
zal vermenen te behoren;
V. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] onrechtmatig tegenover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben gehandeld, een en ander zoals omschreven in voormelde akte en de overige processtukken, dan wel een maatregel te treffen zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
VI. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt om aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 3.558,51 wegens gemaakte beslagkosten;
VII. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt om aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 3.025,78 wegens buitengerechtelijke (incasso)kosten;
VIII. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daaronder mede begrepen, alsmede de kosten van betekening en executie van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de voornoemde (proces)kosten indien [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] deze (proces)kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan.
Voorwaardelijk:
IX. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] veroordeelt om binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis over het door hem vanaf 1 januari 2018 gevoerde beheer rekening en verantwoording af te leggen, dit op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag dat hij niet aan genoemde veroordeling voldoet, evenwel met een maximum van € 50.000,00.
Vordering I
2.15.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 maart 2020 overwogen dat het onder I gevorderde zal worden toegewezen voor zover dit betrekking heeft op de periode na 6 juli 2018. Aldus zal de rechtbank beslissen.
Vordering II
2.16.
Zoals eerder overwogen in het tussenvonnis van 25 maart 2020 zijn partijen het met elkaar eens dat zowel [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] hun arbeid en vlijt in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] zouden inbrengen. De eventuele eerdere opnamen zouden worden behandeld als voorschot op het resultaat. Bij uittreding dan wel vervreemding zou er worden afgerekend. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat partijen het met elkaar eens zijn dat op basis van de gemaakte afspraken de winst uit alle vennootschappen met activiteiten, zijnde [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , gelijkelijk zou worden verdeeld. Bij de berekening van de hoogte van de winst zal rekening moeten worden gehouden met het gegeven dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in persoon als bestuurder op 6 juli 2018 uit [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] is getreden en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] als bestuurder op 23 november 2018 uit [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] is getreden. Er dient daarbij een onderscheid te worden gemaakt tussen de periode 28 december 2017 -
6 juli 2018, waarbinnen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] allen bestuurder waren en de periode
6 juli 2018 - 23 november 2018, waarbinnen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] de enige bestuurder was.
2.17.
Partijen hebben met de deskundige afwijkende afspraken gemaakt. Bij de berekeningen dient derhalve rekening te worden gehouden met het gegeven dat partijen in overleg met de deskundige zijn overeengekomen dat de opnamen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] privé en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé in samenhang met hun persoonlijke holdings moeten worden bezien. Gelet hierop hebben partijen afgesproken dat de door de rechtbank aan de deskundige gestelde vraag ten aanzien van de verschillende entiteiten de opnamen dan wel onttrekkingen van de beide privépersonen is komen te vervallen. Voorts zijn partijen om pragmatische redenen overeengekomen dat dat de winstaandelen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] over de periode
28 december 2017 - 6 juli 2018 in [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] geheel worden toegerekend aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Dit impliceert dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] tot 6 juli 2018 voor 100% deelt in de resultaten van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] en in de periode 6 juli - 23 november 2018 voor 50% en in de periode na 23 november 2018 niet meer (zie het deskundigenrapport onder “6. De beantwoording van de vragen van de rechtbank”). De deskundige heeft vervolgens het verschil in opnamen en onttrekkingen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in de genoemde periodes berekend. Uit het antwoord van de deskundige op vraag d zoals hiervoor geciteerd, blijkt dat de opnamen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] uit onttrokken managementvergoedingen en uit overige onttrekkingen bestaan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft in totaal een bedrag van € 389.014,00 aan managementvergoedingen en overige onttrekkingen genoten en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft een bedrag van € 586.292,00 aan deze vergoedingen genoten (zie bijlage 5.b van het deskundigenrapport). De managementvergoedingen over 2018 dienen volgens de deskundige bij de bepaling van het verschil in opnamen en onttrekkingen deels buiten beschouwing te worden gelaten, gelet op het gegeven dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ook heeft gewerkt in de periode 6 juli 2018 - 23 november 2018. De beloning over deze periode bedroeg € 17.260,00 (pagina 12 van het deskundigenbericht). De vergelijking wordt dan € 389.014,00 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ) versus € 569.032,00 ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ). Het verschil in opnamen en onttrekkingen bedraagt volgens de deskundige derhalve € 139.615,00.
2.18.
Gelet op het voorgaande en bij gebrek aan een daarop toegespitst (verrekenings)verweer van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , is de conclusie dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een bedrag van
€ 69.807,50 (€ 139.615,00 / 2) toekomt, nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ieder voor 50% deelden in de resultaten. De opnamen en onttrekkingen golden als voorschot daarop en het verschil in opnamen en onttrekkingen komt dan ook voor de helft aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en de helft aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] toe. De rechtbank zal aldus bepalen. Omdat de artikelen 6:119a en 6:119b BW (wettelijke handelsrente) alleen zien op vorderingen tot betaling van het op grond van een overeenkomst verschuldigde, zal de wettelijke rente van art. 6:119 BW worden toegewezen. Deze rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarden, te weten 18 februari 2019, nu niet is gesteld waarom de rente eerder verschuldigd zou zijn.
Vordering III
Waarde [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2]
2.19.
Niet in geschil is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] een klantenportefeuille bezit. In geschil is tot welk aandeel in het totale gemeenschappelijke immateriële actief [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij zijn uittreden gerechtigd was. Zoals overwogen in het tussenvonnis van 25 maart 2020 bepaalt de grondslag waarop de vennoten delen in winst en verlies in het algemeen ook het aandeel waarop de uittredende vennoot aanspraak kan maken. In dit geval zal dus een verdeelsleutel van 50% worden gehanteerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met het gegeven dat aan degene die de economische eigendom van een goed heeft ingebracht, het verschil waarvoor een goed in de boeken is gecrediteerd (of de geschatte waarde ten tijde van de inbreng) en de waarde in het kader van de verdeling zal moeten worden vergoed.
2.20.
Zoals in rov. 2.7 is overwogen zal de rechtbank de waarde van de stille reserve bepalen aan de hand van een factorberekening. Deze factorberekening bestaat uit twee componenten, te weten de jaarlijkse inkomsten uit de portefeuille maal de factor. Uitgaande van de provisie-inkomsten in de periode juli 2017 - juni 2018 komt de deskundige tot een waarde van € 724.237,00 per 6 juli 2018 (zie blz. 5 van het deskundigenrapport). Ten aanzien van de waarde van de portefeuille per 23 november 2018, uitgaande van de provisie-inkomsten in de periode november 2017 - oktober 2018, komt de deskundige tot een waarde van € 717.123,00. De rechtbank zal de berekening van de deskundige volgen.
2.21.
Hier dient het door de deskundige berekende totale eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , nu dit negatief is, van af te worden getrokken. Teneinde het totale eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] te kunnen vaststellen, is door de deskundige opgemerkt (zie blz. 9 van het deskundigenbericht) dat door de rechtbank dient te worden beslist of de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ingebrachte verzekeringsportefeuille dient te worden vergoed.
Waarde inbreng verzekeringsportefeuille [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]
2.22.
Daarbij dient, zoals eerder in rov. 4.26. van het tussenvonnis van 25 maart 2020 is overwogen, de verzekeringsportefeuille die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is ingebracht en daarna onderdeel is gaan uitmaken van de verzekeringsportefeuille van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] te worden vergoed, tenzij de deskundige is gebleken dat deze waarde al eerder aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is vergoed.
2.23.
Uit het deskundigenrapport volgt dat het de deskundige niet is gebleken dat een vergoeding door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] is betaald dan wel verrekend voor de waarde van de portefeuille die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is ingebracht (zie blz. 9 onder het kopje B. Inbreng assurantieportefeuille door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ). Nu niet voldoende onderbouwd is gesteld dat die vergoeding wel is betaald noch dat partijen hebben afgesproken dat geen vergoeding zou worden betaald, moet de waarde van de portefeuille aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] worden vergoed.
2.24.
De deskundige is van mening dat de waarde van de inbreng van de portefeuille van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in 2009 € 48.000,00 maal 2,1 = € 100.000,00 (afgerond) bedraagt. De deskundige merkt daarbij op dat het gevolg van het gegeven dat de provisie-inkomsten van deze portefeuille niet meer apart worden geregistreerd, is dat de waarde van deze portefeuille per 6 juli 2018 en per 23 november 2018 niet meer is vast te stellen. Nu er geen waardevermindering of waardevermeerdering in de boeken is gecrediteerd, dient volgens de deskundige, ingevolge hetgeen is overwogen in rov. 4.24. van het tussenvonnis van
25 maart 2020, een waarde te worden vergoed gelijk aan de waarde ten tijde van de inbreng.
Door de deskundige is berekend dat dit effectief op een door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te betalen bedrag van € 37.500,00 uitkomt. Hij heeft hiertoe berekend dat de stille reserves bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] met
€ 100.000,00 afnemen. De op deze stille reserves drukkende -latente- belastingschuld wordt daardoor 25% van € 100.000,00, te weten € 25.000,00, lager. Per saldo verlaagt dit het opgebouwde vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] met € 75.000,00, waarin [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ieder voor 50% deelnemen (zie bijlage 8.a., blz. 9, van het deskundigenbericht).
2.25.
Gelet op het vorenstaande zal de waardering van de inbreng van de portefeuille van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op € 100.000,00, een verlaging van de waarde van de portefeuille van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] met € 100.000,00 met zich brengen. Tevens brengt de verlaging van de waarde van de portefeuille dus met zich dat de naheffingen omzetbelastingen zullen afnemen van € 117.599,00 naar € 92.599,00 (zie bijlage 8.a., blz. 9, van het deskundigenbericht). Hierdoor kan het totale eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] worden berekend op een bedrag van € 602.939 negatief.
2.26.
Uit hetgeen de deskundige naar voren heeft gebracht, volgt dat de waarde die aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] toekomt inzake de waarde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , na verschuldigde belastingen, kan worden berekend op een bedrag van € 66.800,00 negatief. De volgende berekening ligt hieraan ten grondslag.
Eigen vermogen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] - 411.456
Correctie inbreng [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] (goodwill) - 100.000
Naheffingen omzetbelasting - 92.599
Overige verschillen
1.116
Eigen vermogen totaal - 602.939
Boekwinst portefeuille 720.690
Hierover verschuldigde belasting
- 111.735
6.016
Verschil in opnamen t.l.v. vermogen
- 139.616
- 133.600
Aandeel commandiet 0
Eigen vermogen - 133.600
Aandeel 50%
- 66.800
2.27.
Nu uit hetgeen hiervoor is overwogen, en met inachtneming van het feit dat de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] te betalen omzetbelasting niet binnen het bereik van de vordering valt, volgt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] een negatief eigen vermogen heeft, dient vordering III te worden afgewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.
2.28.
De stelling van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bij conclusie na deskundigenbericht dat de deskundige ten onrechte de advieskosten heeft gecorrigeerd ter hoogte van € 23.811,90, nu het redelijk lijkt deze met 35% te corrigeren, gelet op het gegeven dat deze adviezen ook van belang waren voor de andere entiteiten (waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] is betrokken), wordt gepasseerd. De voorgestelde wijziging van berekening kan immers, gelet op hetgeen over en weer is gevorderd, thans geen (rechts)gevolg met zich brengen gelet op de hoogte van het negatieve eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] . De rechtbank zal dan ook het rapport van de deskundige volgen.
2.29.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft bij conclusie na deskundigenbericht naar voren gebracht dat de deskundige zijn opdracht en de gemaakte afspraken met betrekking tot de peildata van de respectievelijke uittredingen te ruim heeft opgevat door één peildatum te hanteren. De rechtbank overweegt evenwel dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] deze punten ook reeds naar voren heeft gebracht in haar reactie op het concept-rapport van de deskundige. De deskundige heeft op heldere wijze antwoord gegeven op de gestelde vragen, waarbij van belang is dat de deskundige heeft aangegeven dat de mutaties in de periode 23 november 2018 – 31 december 2018 een zeer beperkte impact hebben op de antwoorden van de door de rechtbank gestelde vragen (zie bijlage 8.b. van het deskundigenbericht, blz. 8). De rechtbank zal derhalve het rapport van de deskundige volgen op dit punt.
Vordering IV en V
2.30.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 maart 2020 overwogen dat het onder IV en V gevorderde zal worden afgewezen. Aldus zal de rechtbank beslissen.
Vordering IX
2.31
Deze vordering tot rekening en verantwoording moet worden beoordeeld, aldus de voorwaarde, als de rechtbank niet als peildatum voor de berekening van de verdeling neemt 31 december 2017 (nr. 26 dagvaarding). De rechtbank heeft die datum niet als peildatum genomen, mede omdat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft verzocht de deskundige de going concern waarde te laten bepalen, welk verzoek is gehonoreerd (rov. 2.5 vonnis 22 juli 2020). De deskundige heeft dat gedaan en er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de deskundige hierbij niet van elke partij alle relevante informatie heeft gekregen. Voor zover daaruit al niet voortvloeit dat de vordering niet meer hoeft te worden beoordeeld, wordt de vordering afgewezen omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] nadat de deskundige heeft gerapporteerd, onvoldoende te kennen heeft gegeven dat er nadat de deskundige zijn berekeningen heeft gedaan, nog enig belang is bij die vordering.
Vordering VII
2.32.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden afgewezen. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor zijn rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De vordering zal hierna worden afgewezen.
Vordering VI en VIII
Beslag- en (overige) proceskosten
2.33.
Nu partijen over en weer op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de beslag- en (overige) proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kosten van de deskundige zijn voor de helft door elke partij voorgeschoten en dienen aldus door hen te worden gedragen.
Nakosten
2.34.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.35.
Naar de hoofdregel is de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad toewijsbaar. Het volgens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bestaande restitutierisico op grond waarvan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad moet worden afgewezen, is, met inachtneming van de lange duur van het geschil en het feit dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] al die tijd op het toegewezen bedrag heeft moeten wachten onvoldoende feitelijk hard gemaakt om een reëel restitutierisico aan te kunnen nemen. Een aangekondigd hoger beroep is in ieder geval op zichzelf geen reden dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zoals verzocht. Dit betekent dat er geen aanleiding bestaat af te wijken van de hiervoor genoemde hoofdregel en dat de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de veroordeling van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] kan worden toegewezen. Aldus zal de rechtbank bepalen.
2.36.
Tegen de telkens gevorderde hoofdelijkheid van de veroordelingen is, mede gelet op de niet goed mogelijke ontwarbaarheid van de kluwen van rechtspersonen die partijen hebben opgetuigd waarbij zij in tijden dat zij nog samenwerkten niet voldoende rekening hebben gehouden met het bestaan van al die rechtspersonen, onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd, zodat deze telkens zal worden toegewezen.
in reconventie
2.37.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in dit stadium van het geding vordert dat de rechtbank bij vonnis:
( i) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt € 157.341,00, althans € 142.341,00, althans een bedrag door de
rechtbank in goede justitie vast te stellen, te betalen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , te vermeerderen met de
wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen;
Subsidiair. voor zover het onder (i) gevorderde niet kan worden toegewezen,
(ii) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt € 115.000,- althans € 100.000,- te betalen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen:
(iii) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] veroordeelt, hoofdelijk des dat de een betalende de ander bevrijd zal
zijn:
- aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] te betalen € 39.768.54;
- aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] te betalen € 34.040,00;
beiden te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 6 november 2019 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen;
(iv) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de proceskosten van deze reconventionele vorderingen in de hoofdzaak
veroordeelt, hoofdelijk, des dat de een betalende de ander bevrijd zal zijn:
( v) zulks te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, althans met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, vanaf de achtste dag volgend op de datum van het in
dezen te wijzen vonnis ingeval eisers weigerachtig mochten blijven om vrijwillig aan dit
vonnis te voldoen.
Vordering i
2.38.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stelt, na eerdere wijziging van eis, een vordering op [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] te hebben ter zake de waarde van de portefeuille die hij heeft ingebracht en een vordering jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventiie sub 3] te hebben ten aanzien van hetgeen overig verschuldigd is. Deze vordering bedraagt een bedrag van € 157.341,00, uitgaande van een portefeuillewaarde van € 115.000,00, dan wel een bedrag van € 142.341,00 indien wordt uitgegaan van een portefeuillewaarde van € 100.000,00. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist het vorenstaande.
Waarde inbreng [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]
2.39.
De rechtbank is hiervoor in rov. 2.22 e.v. tot het oordeel gekomen dat een waarde aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] dient te worden vergoed die gelijk is aan de waarde ten tijde van de inbreng. Zoals eerder overwogen volgt uit hetgeen de deskundige naar voren heeft gebracht, dat de waarde die aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] toekomt inzake de waarde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , na verschuldigde belastingen, kan worden berekend op een bedrag van € 66.800,00 negatief. In dit negatieve bedrag is reeds een vergoeding van de waarde van de inbreng van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] berekend. Door de deskundige is berekend dat dit effectief op een door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] te betalen bedrag van € 37.500,00 uitkomt.
2.40.
De deskundige heeft daartoe in de ‘Vragen naar aanleiding van concept deskundigenbericht’ van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] (pag. 9 van bijlage 8.a. bij het deskundigenbericht), voor zover thans van belang, het volgende opgemerkt:
Vragen:
Als de waarde van de portefeuille geheel aan de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] toekomt, hoe dient deze vordering dan in de cijfers te worden verwekt zodanig dat deze inderdaad integraal aan de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] toekomt?
Rb: antwoord deskundige
: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] krijgt een vordering van € 100.000,. De boekhoudkundige verwerking bij de vennootschap is:
Goodwill € 100.000,
Aan schuld aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] € 100.000,
Welke andere consequenties heeft dit voor de door u opgemaakte cijfers?
Rb: antwoord deskundige:
Deze vordering zorgt voor een boeking van een boekwaarde van goodwill bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Bij verkoop van de portefeuille leidt dit dan weer tot een lagere boekwinst op de portefeuille bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , hetgeen een lagere belastingschuld over de boekwinst tot gevolg heeft van 25% over € 100.000, = € 25.000,. Per saldo wordt de boekwinst na belastingen verlaagd met € 100.000, minus € 25.000, = € 75.000,. Dit heeft tot gevolg dat het vermogen waarin [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gezamenlijk delen, ieder voor 50% of te wel € 37.500, lager wordt.
Resumé voor dit rekenvoorbeeld:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft een vordering van € 100.000 vanwege voorbehoud waarde portefeuille;
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] deelt voor € 37.500 mee in het lagere vermogen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] .
Per saldo ontstaat een voordeel voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] van € 62.500.
Voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ontstaat een nadeel van € 37.500, zijnde 50% van het lagere vermogen.
Voor de belastingdienst ontstaat een nadeel van € 25.000 vanwege een lagere heffing over de boekwinst. (…).
2.41.
Hieruit volgt, zoals ook opgenomen in de eerdere berekening, dat bij de berekening van de waarde van het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] de correctie voor de inbreng van de verzekeringsportefeuille van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] (- € 100.000,00) moet worden meegenomen. Voorts is bij de berekening op de naheffingen omzetbelasting, zoals door de deskundige aangegeven, de omzetbelasting met € 25.000,00 terug gebracht. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] een negatief eigen vermogen heeft, is voormeld bedrag nog niet door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] vergoed. Gelet hierop dient [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] een bedrag van € 37.500,00 (€ 100.000,00 - € 25.000,00 / 2) aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] te vergoeden. De rechtbank zal derhalve van het onder i gevorderde, toewijzen € 37.500,00. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) vanaf 3 februari 2021 toewijzen, nu op dit punt geen verweer is gevoerd.
Vordering ii en iii
2.42.
Deze vorderingen zijn subsidiair ingesteld voor zover, zo begrijpt de rechtbank, het onder i gevorderde volledig wordt afgewezen. Daarvan is geen sprake, zodat deze vorderingen niet hoeven te worden beoordeeld.
Vordering iv en v
2.43.
Nu partijen over en weer op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Kosten deskundige
2.44.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen, zoals ook reeds voorgeschoten door partijen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
Vordering I
3.1.
deelt toe aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] de onderneming [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , alle daartoe behorende activa, evenals alle daarop rustende schulden, en bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] na 6 juli 2018 bij uitsluiting van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] alle uit de exploitatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld dient te voldoen,
Vordering II
3.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis € 69.807,50 te voldoen, ter zake het verschil in opnamen uit [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2019,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
bepaalt dat de kosten van de deskundige gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld,
3.6.
verklaart de onder 3.2 en 3.4 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] te betalen € 37.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen,
3.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.10.
bepaalt dat de kosten van de deskundige gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld,
3.11.
verklaart de onder 3.8 gegeven veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op
29 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AP