3.3Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.1
De bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen
Op 22 september 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van belaging door haar ex-vriend [verdachte] , de verdachte.Op 24 september 2018 heeft zij een klacht ingediend.Zij verklaarde de relatie met de verdachte op 6 januari 2016 te hebben verbroken nadat ze die dag door de verdachte werd mishandeld. Aangeefster heeft vanaf dat moment alle contact met de verdachte verbroken, maar de verdachte bleef haar lastig vallen. Meer concreet maakte zij melding van de volgende momenten waarop de verdachte - direct dan wel indirect - contact met haar heeft gezocht:
op 12 februari 2018 plaatste de verdachte op zijn Facebookpagina ‘meen het’ foto’s van munitie, met daaronder twee berichten met de teksten “
je hebt een week de tijd om contact met me op te nemen” en “
me in de val lokken is de domste zet die je kan doen,, en jullie laatste”;
op 13 februari 2018 plaatste de verdachte op Instagram op een door hem aangemaakt account ‘ [naam account 1] ’, een bericht met twee pornografische foto’s. Bij dit account plaatste hij een profielfoto van aangeefster;
op 13 februari 2018 stuurde de verdachte vanuit een Instagramaccount met een profielfoto van aangeefster, berichtenverzoeken aan collega’s van aangeefster. In dit bericht stonden sexfoto’s van een onbekende vrouw;
op 8 juli 2018 ontving aangeefster een uitnodiging van een Instagramaccount genaamd ‘ [naam account 2] ’. Bij deze uitnodiging was een fotomet palmbomen en ondergaande zon geplaatst. Aangeefster herkende die foto als de foto die zij en de verdachte ooit op een vakantie in Mallorca hadden laten maken;
op 24 augustus 2018 werd aangeefster in haar auto door de verdachte gevolgd. Zij reed vanuit Nieuwstadt naar huis en merkte dat zij gevolgd werd door een grijze BMW. Zij realiseerde zich dat de verdachte eerder in augustus een fotovan een grijze BMW naar haar stuurde. Aangeefster draaide bij een rotonde, en zag dat het inderdaad de verdachte was die in de BMW zat. Diezelfde avond ontving zij via Instagram van het account ‘ [naam account 3] ’ berichten van de verdachte waaruit zij kon afleiden dat hij haar langer had gevolgd: “
Ik ben maar doorgereden naar huis , met dat kinderachtig gedoe van je. maandag in Duitsland met je moeder „ je zag leuk uit trouwens ,vandaag in nieuwstadt al,, want je hebt eerst de rechter deur opengedaan voor je tas voor je instapte , bij het stoplicht hazelaar, Born , etcetera etcetera „ en voor op het moment toen je me aankeek op de bocht monster wat je bent”.
Buiten bovenvermelde momenten waarop de verdachte contact zocht met aangeefster, heeft de verdachte in de periode van 12 februari 2018 tot en met 19 september 2018 berichten en foto’s via Facebook en Instagram naar aangeefster gestuurd. Aangeefster heeft verklaard te weten dat de berichten van de verdachte afkomstig zijn, gelet op de schrijfstijl en de inhoud van de berichten, namelijk vaak relaterend aan hun relatie en aan natuurgeweld. Aangeefster heeft bij haar aangifte screenshots overgelegd van alle berichten, vriendschapsverzoeken en foto’s die zij van de verdachte in voornoemde periode ontving. Deze berichten zijn door de politie overzichtelijk en gerangschikt weergegeven in een proces-verbaal van bevindingen.Als bijlage bij dit proces-verbaal zijn alle door aangeefster ontvangen berichten gehecht.Uit dit proces-verbaal volgt dat aangeefster in voornoemde periode – met uitzondering van juni - maandelijks berichten dan wel vriendschapsverzoeken ontving. Ook heeft aangeefster een lijst overgelegd met door haar geblokkeerde Facebook accounts.
Op woensdag 26 september 2018 is de politie binnengetreden in de woning van de verdachte aan de [adresgegevens verdachte] .In de woning werd de verdachte aangehouden. Ook werden twee mobiele telefoons in beslag genomen.
Op 1 oktober 2018 is de mobiele telefoon van de verdachte onderzocht door de politie.Geconstateerd werd dat op de telefoon van de verdachte diverse foto’s stonden, die door aangeefster als bewijs bij haar aangifte waren overgelegd als zijnde door haar ontvangen foto’s van de verdachte. De foto’s dateren van de maanden februari, maart, april, mei, augustus en september 2018.
Ten aanzien van de achtervolging:
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 24 augustus 2018 werd achtervolgd door een grijze BMW. Omdat zij het niet vertrouwde, besloot ze op een rotonde rond te rijden, in de hoop te kunnen zien wie er in de BWM zat. Op dat moment zag zij dat de verdachte de BMW bestuurde. De rechtbank heeft geen reden om deze verklaring van aangeefster in twijfel te trekken, te meer nu deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo heeft aangeefster bij haar aangifte een screenshot van een bericht overgelegd, waarbij de verdachte op een foto poseert bij een grijze BMW. Verder heeft aangeefster diezelfde avond via Instagram van het account ‘ [naam account 3] ’ het hierboven onder (e) benoemde bericht ontvangen, waarin wordt gerefereerd aan dit ‘contactmoment’.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door aangeefster ontvangen foto’s, berichten en vriendschapsverzoeken van de diverse social media accounts, afkomstig zijn van de verdachte.
Ten aanzien van de ontvangen foto’s:
Aangeefster ontving via Instagram van een account genaamd ‘ [naam account 2] ’ een foto, die zij herkende als een foto van een gezamenlijke vakantie op Mallorca. De rechtbank acht het onaannemelijk dat een ander dan de verdachte deze foto aan aangeefster stuurde via voornoemd account, nu er geen aanwijzingen zijn dat iemand anders dan aangeefster en de verdachte over deze foto kon beschikken. De rechtbank overweegt verder dat foto’s die aangeefster van verschillende accounts ontving, bij het onderzoek op verdachtes mobiele telefoon zijn teruggevonden tussen zijn afbeeldingen. De rechtbank concludeert dan ook dat de berichten met foto’s die aangeefster ontving, van de verdachte afkomstig waren.
Ten aanzien van het delen/verspreiden van foto’s van aangeefster:
In het dossier zit een bericht van het account ‘ [verdachte] ’. Op de profielfoto van dit account is de verdachte te zien. Bij dit bericht staat
“[verdachte] heeft een foto gedeeld
”. Bij dit bericht is de volgende tekst geschreven, met daaronder een sceenshot van de profielfoto van aangeefster:
“Justitie en regering !!!! Ik zal chaos creëren !! Al moetten de ratten de kippen en de vee uitschakelen Nederland ,,, al moet er hagel door de ramen van de fruit kasten heen gaan waadoor het glas in de fruit en de groente kwam waardoor miljoenen verloren werd al moet Schiphol een stroomstoring krijgen waardoor er veel verlies gelede zal worden ,, al moet een storm miljoenen euro's schade veroorzaken ,, al moetten organisaties in opstand komen ,, wat er ook voor nodig is ,,, gerechtigheid zal geschiedde ,,, en ik schakel alle systemen uit in Nederland ,,, de import; ik uitschakelen,,, de export zal ik uit schakelen ,,, en iedereen die zich nog ermee durft te bemoeien ,,, want ik moet [slachtoffer] echt een harde flinke beurt geven
ik moet haar so hard neuken wat ik al ja ren bij haar heb gedaan ,, maar dan nog harder tot ze weer snak naar adem zoals ze altijd bij mij deeed ,„ want ik ben een sex machine”.
Verder zit er in het dossier nog een bericht van het account ‘ [verdachte] ’. Op de profielfoto is wederom de verdachte te zien. Bij dit bericht staat ook
“[verdachte] heeft een foto gedeeld
”. Bij dit bericht is de volgende tekst geschreven, met daaronder een sceenshot van de profielfoto van aangeefster:
“Er zijn in rondom waar ik woon huizen afgebrand omdat de bliksem erin is geslagen de afgelopen weken ,, kijk maar op nieuws ,, en toevallig waren da personen bij waar ik van vind dat ze me onrecht aan hebben gedaan ,,, en geloof ik zweer het he ,,, helemaal afgebrand zijn die woningen door een fucking bliksem inslag van de natuur!!!! Begrijp jij nu dat ik het echt nodig heb verdomme om het huis van je ouders in de brand te steken terwijl daar onschuldige kinderen naast wonen !!! Wat met jou auto is gebeurd boeit me geen reet,,, maar dat je mij voor huis in de brand steken heb beschuldigd krijg jij echt je straf voor,,, want jij kent mijn ware aard !!! Vieze schuldenaaresse wat je bent,,, en ik heb jou nooit gestalked wat jij hebt verklaard Teringlijers !!! Ik wilde de waarheid weteh daarom deed ik je schaduwen ,, en dat is heel wat anders vieze voor schut zetter,,, als ik wil zet ik jou wereld wijd voor schut voor heel Nederland ,, openbaar!!!!! Dus laat me met rusttttt !!!!!”.
Door het openbaar plaatsen van screenshots van de profielfoto van aangeefster bij bovengenoemd berichten, heeft de verdachte foto’s van aangeefster verspreid. Naast deze genoemde voorbeelden, bevat het dossier nog meer momenten waarop de verdachte foto’s van aangeefster heeft verspreid.
Ten aanzien van ontvangen berichten en vriendschapsverzoeken
Ten aanzien van de door aangeefster ontvangen berichten en vriendschapsverzoeken komt de rechtbank eveneens tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte de persoon is geweest die deze verstuurde. Zoals reeds hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte achter de accounts ‘ [naam account 2] ’ en ‘ [naam account 3] ’ zit. Over het account ‘ [verdachte] ’ heeft de verdachte zelf verklaard dat dit zijn account is. De met deze accounts verzonden berichten en vriendschapsverzoeken zijn derhalve aan de verdachte te linken.
De rechtbank citeert een door aangeefster ontvangen bericht van het account ‘ [naam account 3] ’ van de verdachte:
“Zoals ik al zei zal de aarde beven in Limburg ,of in Heerlen als waarschuwing ,daar waar ik belogen en misleid en bedrogen ben, en als ik zeg dat jij mij overal zal gedenken dan zal dat gebeuren ,al moet het in c vorm van cijfers van mijn geboorte datum of jaar 85 ,of de letters [initialen verdachte] op kentekens van auto's ,, al moet ik de hele wereld en natuur en technologie gebruiken om met jou te comuniceren dan zal ik dat doen ,(…) doe mij geen verdriet want ik hoef maar om een storm te vragen en de wind en de regen zal het bewijzen want al moet ben ik 1 en al natuur ,en ik heb op alle mogelijke manieren gezegd dat het me spijt van oog en zo !!! was de weg kwijt door de cocaïne was paranoia ,maar ook door jou leugens met God die mij terug zond om het met jou goed te kunne maken als getuige dat ik de waarheid spreek”.
Bovenvermeld bericht en de twee geciteerde berichten van het account ‘ [verdachte] ’ zijn slechts enkele van de vele voorbeelden van berichten die aangeefster ontving, waarin wordt gerefereerd aan God en waarin de schrijver zichzelf buitenaardse krachten toekent. De rechtbank is van oordeel dat dit een dusdanig specifieke en kenmerkende schrijfstijl is, dat de verdachte op basis van deze schrijfstijl te linken is aan een deel van de overig door aangeefster overgelegde berichten, ook van andere accounts, waarvan de rechtbank heeft geconcludeerd dat deze van de verdachte afkomstig zijn. Voorts gaan de berichten veelvuldig over de (verbroken) relatie tussen de verdachte en aangeefster en over het feit dat hij geen contact met haar mag hebben, hetgeen informatie betreft die alleen en/of voornamelijk de verdachte kan weten. Hiermee is de verdachte te linken aan de overige door aangeefster ontvangen berichten. Ook uit de inhoud van berichten die door het account ‘ [naam account 4] ’ zijn verstuurd, kan worden afgeleid dat deze van de verdachte afkomstig zijn, nu hierin wordt gesproken over de inbeslagname van zijn BMW.Dit betreft informatie waarvan niet aangeefster, maar slechts de verdachte op de hoogte was. Het kan daarom niet anders dan dat dit bericht – en daarmee ook de overige berichten van dit account – van de verdachte afkomstig is.
Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij enkel berichten openbaar heeft geplaatst, maar géén berichten aan aangeefster persoonlijk heeft verstuurd. De rechtbank acht deze verklaring, op basis van het dossier, niet aannemelijk. De verdachte stelt dat iemand anders de berichten aan aangeefster moet hebben gestuurd, maar kan niet benoemen wie deze persoon dan zou moeten zijn. De rechtbank acht dit niet aannemelijk. De rechtbank concludeert dan ook dat de door aangeefster ontvangen berichten, foto’s en vriendschapsverzoeken, verstuurd vanuit zowel de door aangeefster genoemde Facebook accounts als Instagram accounts, van de verdachte afkomstig zijn. Voor zover de verdachte meent dat het enkel openbaar plaatsen van berichten op Facebook niet bestempeld kan worden als het versturen van berichten aan – in dit geval – aangeefster, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard berichten, die feitelijk bedoeld waren voor aangeefster, openbaar te hebben geplaatst, met de bedoeling dat aangeefster deze zou lezen. Hij heeft ook verklaard te weten dat aangeefster zijn social media accounts in de gaten hield en de daarop geplaatste berichten las. De verdachte zag dit als een manier van communiceren met aangeefster die niet in strijd was met het contactverbod. De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen van berichten die bedoeld zijn voor een specifiek persoon, terwijl dit ook uit de berichten volgt, én met de wetenschap dat die persoon ze ook leest, gelijkgesteld kan worden met het versturen van berichten aan die persoon.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de hiervoor beschreven handelingen van de verdachte zijn te kwalificeren als belaging van [slachtoffer] in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is sprake indien de persoon in kwestie de storing niet wenst, hetgeen betekent dat de contacten dienen te geschieden zonder (impliciete) toestemming. Hoewel dit niet betekent dat vereist is dat het slachtoffer voorafgaand aan de gedragingen nadrukkelijk kenbaar moet hebben gemaakt geen contact meer te willen (zie HR 2 juni 2015, NJ 2015/280), moet wel op enig moment duidelijk zijn gemaakt dat de vormen van contact die in een relatie gebruikelijk zijn, niet langer gewenst zijn. Aangeefster heeft bij haar aangifte verklaard dat zij de relatie met de verdachte op 6 januari 2016 heeft verbroken na een mishandeling door de verdachte. Aan de verdachte zijn bij vonnis van 8 augustus 2017 al een contact- en locatieverbod opgelegd ten aanzien van aangeefster en haar familie. Het was de verdachte derhalve op 12 februari 2018 reeds geruime tijd duidelijk dat aangeefster geen enkel contact met de verdachte wenste. Ook heeft aangeefster nimmer gereageerd op enig bericht of verzoek dat zij van de verdachte ontving.
Dat aangeefster een account van de verdachte pas in mei 2018 heeft geblokkeerd, doet in dit verband niet ter zake. Dat aangeefster heeft verklaard de social media accounts van de verdachte regelmatig te raadplegen zodat zij een inschatting kon maken van verdachtes gemoedstoestand, acht de rechtbank begrijpelijk. In deze verklaring kan geen aanwijzing worden gezien dat aangeefster het contact dat de verdachte zocht, niet als ongewenst beschouwde.
Eindconclusie:
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang beschouwd, komt naar voren dat de verdachte over een lange periode stelselmatig op een zeer belastende en indringende wijze heeft geprobeerd met aangeefster in contact te komen en haar aandacht heeft geëist. De verdachte heeft niet enkel via social media contact gezocht, maar heeft aangeefster ook gevolgd in haar auto. Door zo te handelen, heeft de verdachte bij aangeefster angst aangejaagd en haar gevoel voor veiligheid ernstig aangetast. Weliswaar zijn de contactmomenten in de ten laste gelegde periode niet steeds in gelijke mate aanwezig geweest, maar de verdachte blijft de gehele periode op wisselende momenten contact zoeken en de intensiteit waarmee hij dit doet en de impact die dat heeft is groot. Al met al heeft de verdachte daarmee een aanmerkelijke en zeer nare verstoring van het persoonlijke leven van aangeefster teweeg gebracht, die naar het oordeel van de rechtbank de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.