3.3.1Feit 1
3.3.1.1
De bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen
Op 12 november 2019 heeft [slachtoffer] aangifte en klacht gedaan van belaging door haar ex-vriend [verdachte] , zijnde de verdachte.Zij verklaarde de relatie met de verdachte bijna vier jaar geleden verbroken te hebben, maar nog steeds door hem lastig gevallen te worden. Omdat de verdachte haar sinds de verbreking van de relatie lastig valt, heeft zij in het verleden ook al aangifte en klacht van belaging gedaan (zie de zaak met parketnummer 03-086370-19). Zij verklaart verder dat in het verleden ook al aangifte is gedaan van brandstichting omdat de verdachte een brandbom tegen de auto van de vader van aangeefster had gegooid en op haar ouderlijk adres. De verdachte heeft daarvoor ook gevangenisstraf gehad en hij mocht op geen enkele manier direct of indirect contact zoeken met aangeefster en haar familie. Dit alles heeft er volgens aangeefster niet toe geleid dat de verdachte haar niet meer lastig valt. Meer concreet maakte zij melding van de volgende momenten waarop de verdachte - direct dan wel indirect via familie - contact met haar heeft gezocht:
op 7 april 2019 ontving zij 8 berichten van het account ‘ [naam account 1] ’;
op 19 april 2019 ontving zij 8 berichten van het account ‘ [naam account 1] ’;
op 7 mei 2019 ontving zij 1 bericht van het account ‘ [verdachte] ’;
op 9 juli 2019 ontving zij 1 bericht van het account ‘ [verdachte] ’;
op 22 juli 2019 werd door de verdachte een bos bloemen, met een handgeschreven kaartje, bezorgd op het adres van de grootouders van aangeefster;
van 24 tot en met 26 juli 2019 ontving zij 5 berichten van het account ‘ [naam account 2] ’;
op 20 augustus 2019 heeft de verdachte € 100,- op haar bankrekening gestort;
op 3 september 2019 heeft de verdachte € 100,- op haar bankrekening gestort;
op 24 en 26 september 2019 ontving zij een bericht van de verdachte via een onbekend account;
op 24 oktober 2019 ontving zij 3 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
op 25 oktober 2019 ontving zij 2 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
op 29 oktober 2019 ontving zij 4 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
op 30 oktober 2019 ontving zij 2 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
eind oktober 2019 heeft de verdachte een oude radio en handgeschreven briefje bij het huis van de grootouders van aangeefster (laten) bezorg(d)(en) in [woonplaats 1] . Op dit briefje stond dat de radio bestemd was voor de vader van aangeefster;
p 1 november 2019 heeft de verdachte aangeefster in de auto gevolgd in Maastricht en heeft hij op hinderlijke wijze naast en voor haar gereden op de autoweg;
op 1 november 2019 ontving zij 7 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
van 2 november tot en met 23 november 2019 ontving zij in totaal 137 berichten van het account ‘ [naam account 3] ’;
van 26 november tot en met 6 december 2019 ontving zij in totaal 197 berichten en foto’s van het account ‘ [naam account 4] ’.
Aangeefster heeft bij haar aangifte verklaard te weten dat de berichten van de verdachte afkomstig zijn, gelet op de schrijfstijl en de inhoud van de berichten, namelijk vaak relaterend aan hun relatie en aan natuurgeweld. Aangeefster heeft bij haar aangifte screenshots overgelegd van alle berichten, vriendschapsverzoeken en foto’s die zij van de verdachte van 12 april tot 5 november ontving. Ook heeft zij foto’s gemaakt van de ontvangen ‘cadeaus’ en deze aan de politie overhandigd. Verder heeft zij van de overboeking op haar bankrekening d.d. 20 augustus 2019 een screenshot gemaakt en overhandigd. De politie heeft al deze bescheiden beschreven in een proces-verbaal van bevindingen en heeft deze bescheiden vervolgens aan dit proces-verbaal gehecht.Vanaf 5 november ontving aangeefster dusdanig veel berichten van de verdachte, dat zij geen screenshots meer van de berichten maakte omdat zij hier anders een dagtaak aan had. In plaats daarvan, heeft zij de politie een uitdraai laten maken van de ontvangen chatberichten op haar Facebookaccount. De politie heeft dit beschreven in een proces-verbaal van bevindingen en heeft de chatberichten die aangeefster via verschillende accounts van de verdachte had ontvangen, aangehecht aan dit proces-verbaal.
De vader van aangeefster, [naam vader] , heeft op 26 december 2019 tegenover de politie verklaard dat hij op 21 december 2019 bij de voordeur van zijn woning in [woonplaats 2] een fles wijn en een handgeschreven verjaardagskaart aantrof. Aan het handschrift leidde hij af dat de kaart en de wijn afkomstig moesten zijn van de verdachte.
Tussenconclusie I:
De verdachte heeft over de contactmomenten genoemd onder (e), (g), (h) en (o) ter terechtzitting bekend dat deze hebben plaatsgevonden. Ook heeft hij bekend voor de vader van aangeefster op 21 december 2019 een fles wijn en een kaart te hebben neergezet bij diens woning. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze specifieke contactmomenten tussen de verdachte enerzijds en aangeefster en haar familie anderzijds, hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door aangeefster ontvangen berichten, foto’s en vriendschapsverzoeken van de diverse social media accounts, afkomstig zijn van de verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat zij weet dat de berichten afkomstig zijn van de verdachte, omdat zij zijn schrijfstijl herkent. Hij refereert in zijn berichten vaak aan God, heeft grootheidswaanzin en denkt dat hij de natuur kan bewegen tot erge dingen. Ook worden er onderwerpen in de berichten beschreven, die gaan over hun relatie of die alleen de verdachte kan weten, zo stelt aangeefster in haar aangifte.
In het dossier bevinden zich handgeschreven brieven die de verdachte vanuit detentie aan politieagenten en officieren van justitie heeft geschreven.De rechtbank citeert enkele zinnen uit deze brieven, die kenmerkend zijn voor verdachtes manier van schrijven:
“ik ben voortdurend mezelf en dierbaren en zelfs me ex juist aan het beschermen en als God bestaat dan is God misschien ook getuige en dat weet God ook dat dit de waarheid is en de werkelijke gang van zaken”
“breng het water alstublieft niet verder in ontroering want ik breng niet graag tsunami’s zoals voorheen werden gebracht door onrecht der regerende waar ik getuige van werd zoals de tsunami die ontstond tijdens mijn vorige onterechte detentie”
“dus aanschouw de kroon die vanaf nu wereldwijd gedragen zal worden, zie hoe de hele wereld beperkt zal worden, zie wat u mij ten onrechte alweer aandoet en zie hoe het volk mij wereldwijd zal dragen, want door u onrecht op mij en de manier waarop wordt mijn val diep. (..). betekenis: corona uitbraak. Corona betekent kroon in Latijns en de daarop volgende wereldwijde quarantaine oftewel beperking en afstand.”
De verdachte heeft ter terechtzitting een bericht voorgelezen dat aangeefster van het account ‘ [naam account 3] ’ heeft ontvangen. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze tekst heeft geschreven:
“kijk daar heyyy overal begint de natuur te spreken zelfs bij het voetbal … ik zei het je toch… als ik droevig om jou word omdat je niet tege me praat begint de natuur over de hele wereld te spreken want ik wil dat je me hoort en me geloofd want ik heb je dan nodig mijn darling … en dit was gewoon als afsluitende grapje met beetje humor bye my love I will miss you forever”.
De rechtbank citeert hieronder een zeer kleine greep uit de vele door aangeefster ontvangen berichten via social media:
Vanaf account ‘ [naam account 3] ’:
“ik vecht al bijna 4 jaar voor een woord, zo lang dat ik gek ervan werd”
“ik mocht niet in de straat jou niet opzoeke, drones schafte ik aan voor jou”
“maar ik moet eigenlijk contact met je hebben !!! Want ik moet weten wil je nog dat ik geld overmaak en zo ja dan hoeveel????”
Vanaf account ‘ [naam account 5] ’:
“oh en je vader is de 21e jarig, dus misschien kom ik dan al effe proficiat wensen, want een kans dat jullie bij elkaar zitten die krijg ik toch vroeg of laat”
“Natuur wereldwijd !!!!!! verwoord mijn pijn en verdriet om de leugenaren en bedriegers en psychische terroristen want de tijd is aangebroken dat irene moet gaan kiezen voor mij of voor degene die zich tot mijn vijand maakte !!!!!! Lieve God ik smeek u laat irene nog genoeg liefde voor me hebben”
Vanaf account ‘ [naam account 2] ’:
“alsjeblieft blok me niet meteen, ik smeek het (…) Nieuwe Facebook maken is best werk, maar ik vind het je nog steeds waard (…) ik heb zelfs bloemen je oma gestuurd als sorry, vorig zijn super veel bloemen naar je ouders gestuurd, allemaal als sorry”
Vanaf account ‘ [verdachte] ’:
“zoveel liefde voor jou dat er een tsunami van kwam in Indonesië maanden geleden en een vulkaan uitbarsting want voor mij ben jij hot”
Vanaf account ‘ [naam account 1] ’:
“zorg alsjeblieft dat je auto niet zo zichtbaar staat als je met mannen afspreekt want dat raakt me als ik dat per toeval zie en dan voel ik woede”
Tussenconclusie II:
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de zich in het dossier bevindende berichten die aangeefster heeft ontvangen, wat betreft inhoud en schrijfstijl dusdanig veel overeenkomsten vertonen met de zich in het dossier bevindende handgeschreven brieven van de verdachte aan officieren van justitie en politieagenten, dat deze berichten specifiek aan de verdachte te linken zijn. Kenmerkend voor teksten die van de hand van verdachte komen, is dat vaak wordt gerefereerd aan God die getuige is van alles. Ook refereert de verdachte in zijn teksten vaak aan natuurrampen die in de wereld hebben plaatsgevonden en beweert hij dat die natuurrampen (mede) in relatie staan tot hetgeen verdachte meemaakt of overkomt. Ook kenmerkend is dat de teksten vaak een onnavolgbare inhoud hebben. Voorts gaan de berichten veelvuldig over de (verbroken) relatie tussen de verdachte en aangeefster en over het feit dat hij geen contact met haar mag hebben, hetgeen informatie betreft die alleen en/of voornamelijk de verdachte kan weten. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij enkel berichten openbaar heeft geplaatst op zijn eigen Facebookaccount, maar géén berichten aan aangeefster persoonlijk heeft verstuurd. De rechtbank acht deze verklaring, op basis van het dossier, niet aannemelijk. De verdachte stelt dat iemand anders de berichten aan aangeefster moet hebben gestuurd, maar kan niet benoemen wie deze persoon dan zou moeten zijn. De rechtbank concludeert dan ook dat de door aangeefster ontvangen persoonlijke berichten, foto’s en vriendschapsverzoeken, verstuurd vanuit zowel het facebook account op naam van de verdachte, alsmede vanuit de overige in de aangifte genoemde accounts, van de verdachte afkomstig moeten zijn.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de hiervoor beschreven handelingen van de verdachte te kwalificeren zijn als belaging van [slachtoffer] in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is sprake indien de persoon in kwestie de storing niet wenst, hetgeen betekent dat de contacten dienen te geschieden zonder (impliciete) toestemming. Hoewel dit niet betekent dat vereist is dat het slachtoffer voorafgaand aan de gedragingen nadrukkelijk kenbaar moet hebben gemaakt geen contact meer te willen (zie HR 2 juni 2015, NJ 2015/280), moet wel op enig moment duidelijk zijn gemaakt dat de vormen van contact die in een relatie gebruikelijk zijn, niet langer gewenst zijn. Aangeefster heeft bij haar aangifte verklaard dat zij de relatie met de verdachte bijna vier jaar geleden verbroken had. Voorafgaand aan de onderhavige ten laste gelegde periode van belaging, is al aangifte gedaan van mishandeling, belaging, brandstichting en vernieling, allen gepleegd door de verdachte. Aan de verdachte zijn bij vonnis van 8 augustus 2017 al een contact- en locatieverbod opgelegd ten aanzien van aangeefster en haar familie. Het was de verdachte dus op 7 april 2019 al jaren duidelijk dat aangeefster geen enkel contact met hem wenste. Ook heeft aangeefster nooit gereageerd op enig bericht of verzoek dat zij van de verdachte ontving. Dat aangeefster heeft verklaard de social media accounts van de verdachte regelmatig te raadplegen zodat zij een inschatting kon maken van verdachtes gemoedstoestand, acht de rechtbank begrijpelijk. In deze verklaring kan op geen enkele manier een aanwijzing worden gezien dat aangeefster het contact dat de verdachte zocht, als gewenst beschouwde.
Eindconclusie:
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, komt naar voren dat de verdachte over een lange periode stelselmatig op een zeer belastende en indringende wijze heeft geprobeerd met aangeefster in contact te komen en haar aandacht heeft geëist, waarbij hij zich niet alleen tot aangeefster zelf heeft gewend, maar ook tot haar familie. De verdachte heeft niet enkel via social media contact gezocht, maar heeft aangeefster ook gevolgd in haar auto. Tevens blijkt uit de ‘cadeaus’ die de verdachte bij de ouders en grootouders van aangeefster bezorgde, dat hij zich in de buurt van het ouderlijk huis van aangeefster heeft opgehouden. Door zo te handelen, heeft de verdachte aangeefster en haar familie angst aangejaagd en hun gevoel voor veiligheid ernstig aangetast. Weliswaar zijn de contactmomenten in de ten laste gelegde periode niet steeds in gelijke mate aanwezig geweest, maar de verdachte blijft de gehele periode op wisselende momenten contact zoeken en de intensiteit waarmee hij dit doet en de impact die dat heeft is groot. Al met al heeft de verdachte daarmee een aanmerkelijke en zeer nare verstoring van het persoonlijke leven van aangeefster teweeg gebracht, die naar het oordeel van de rechtbank de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.