Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten in conventie en reconventie
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 236,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. G.J.A.F. Beulen, heeft de huurovereenkomst ontbonden en de huurder, vertegenwoordigd door mr. P.J.C. Bolton, veroordeeld tot ontruiming van de woning. De verhuurder stelde dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door schade aan de woning te veroorzaken en onderhoudsverplichtingen niet na te komen. De huurder voerde aan dat de schade het gevolg was van achterstallig onderhoud door de verhuurder. De kantonrechter oordeelde dat het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW niet voldoende was weerlegd door de huurder, waardoor de verhuurder in zijn gelijk werd gesteld. De huurder werd veroordeeld tot betaling van € 998,25 aan herstelkosten, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De vordering van de huurder in reconventie werd afgewezen, omdat deze geen belang meer had na de ontbinding van de huurovereenkomst.