In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 28 oktober 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen twee ex-samenlevers. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.M.L. de la Haije, vorderde dat de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Daniëls, zou worden veroordeeld om bij te dragen aan de eigenaarslasten van de gezamenlijke woning over een bepaalde periode. De eiser stelde dat de gedaagde sinds 1 juni 2018 niet meer bijdroeg aan deze lasten, terwijl er geen andere afspraken waren gemaakt over de verdeling van de kosten. De gedaagde voerde aan dat de vermeerdering van eis door de eiser strijd opleverde met de goede procesorde en dat de eiser ook woongenot had genoten van de woning.
De rechtbank oordeelde dat de eiser de eigenaarslasten moest blijven betalen, aangezien hij het volledige woongenot had gehad sinds het vertrek van de gedaagde uit de woning. De rechtbank wees de vorderingen van beide partijen af, waarbij werd vastgesteld dat de gedaagde geen recht had op een gebruiksvergoeding, omdat zij sinds haar vertrek niet had bijgedragen aan de eigenaarslasten. De rechtbank bepaalde dat de woning, die een marktwaarde had van € 290.000,-, aan de eiser zou worden toegedeeld, met de mogelijkheid voor de eiser om de woning over te nemen binnen twee maanden. Indien de eiser dit niet deed, zou de woning te koop worden gezet. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.