ECLI:NL:HR:2020:796

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
19/01386
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verdeling ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en deskundigenonderzoek waarde onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [de man] tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 december 2018. [de man] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof, waarbij verstek is verleend tegen [de vrouw]. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van [de man] schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties uiteengezet, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder die van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de civiele kamer van de Hoge Raad, met A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01386
Datum24 april 2020
ARREST
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [de man],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de vrouw],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 417949/HA ZA 12-525 van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2012;
de arresten in de zaak 200.120.835/01 van het gerechtshof Den Haag van 23 december 2014, 3 februari 2015 (herstelarrest), 26 januari 2016, 14 februari 2017 en 18 december 2018.
[de man] heeft tegen het arrest van het hof van 18 december 2018 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [de vrouw] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de man] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
24 april 2020.