Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- de rolbeslissing van 20 mei 2020;
- de akte van 3 juni 2020 van [eiseres] ;
- de akte van 3 juni 2020 van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek met productie 9;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Der Abtretungsgeber( [gedaagde] , de rechtbank)
hat vom Abtretungsnehmer( [eiseres] , de rechtbank)
ein Privatdarlehen über insgesamt Euro 40.000 erhalten.
Das Privatdarlehen ist in voller Höhe vom Abtretungsgeber bis zum 31.12.2015 an den Abtretungsnehmer zurückzuzahlen.
Das Privatdarlehen wird durch anteilige Abtretung von Versicherungsansprüchen aus der Kapital-Lebensversicherung NR. 1FV 2350200 bei Zurich/Deutscher Herold, Bonn, in einer Betragshöhe von Euro 40.000,00 besichert
Sofern die Rückzahlung nicht zum 31.12.2015 erfolgt, ist dem Abtretungsnehmer ein Teilbetrag in Höhe von Euro 40.000,00 aus dem Zufluss aus der Kapital-Lebensversicherung mit Fälligkeit im November 2016 auszuzahlen.
Der Abtretungsnehmer ist jederzeit zur Offenlegung der Abtretung gegenüber der Versicherungsgesellschaft oder gegenüber berechtigten Dritten berechtigt.
Im Falle des Todes des Abtretungsgebers steht dem Abtretungsnehmer ein anteiliger Teilbetrag in Höhe von Euro 40.0000,00 aus der Todesfallleistung der Versicherung zu.
3.Het geschil
uiterlijk op 31 december 2015 aan haar diende te zijn terugbetaald, doch dat [gedaagde] nalatig is dat bedrag terug te betalen.
4.De beoordeling
De cedent moet de onderhandse lening uiterlijk op31 december 2015 volledig terugbetalen aan de cessionaris.” Dat betekent dat het bepaalde in artikel 7a:1800 BW (oud) van toepassing is. Uitgaande van de tekst van de overeenkomst, had het geleende bedrag uiterlijk op 31 december 2015 terugbetaald moeten zijn, zodat het niet-terugbetaalde deel van de lening op 1 januari 2016 opeisbaar was.
[eiseres] gelijktijdig worden toegelaten om te bewijzen dat [gedaagde] financieel in staat is om de lening terug te betalen.
5.De beslissing
18 november 2020voor uitlating door [gedaagde] en [eiseres] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;