ECLI:NL:RBLIM:2020:7846

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
03/659008-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor afpersing en poging tot afpersing in vereniging met geweld

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van afpersing en poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 20 januari 2020 in Swalmen en Reuver, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt om geld en goederen af te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging, waarbij hij en zijn medeverdachten de slachtoffers hebben bedreigd met geweld en een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 282 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade van €2.250,00 aan het slachtoffer van de afpersing en €33,27 aan het slachtoffer van de poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, rekening houdend met zijn leeftijd en de ernst van de feiten, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd - jeugdstrafrecht
Parketnummer : 03/659008-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2002,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D. Dronkers, advocaat kantoorhoudende in Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de moeder van de verdachte en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, afdeling jeugdreclassering (hierna: de GI).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:
op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt]
en/of op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) een of meer pakjes sigaretten/shag heeft weggenomen van [naam supermarkt] , waarbij geweld is gebruikt en/of is gedreigd met geweld;
Feit 2:
op 20 januari 2020 in Reuver samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om
[slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam cafetaria] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de rol van de verdachte niet is verfeitelijkt in de tenlastelegging. Volgens de officier van justitie heeft dit geen gevolgen voor de bewezenverklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevolgen van het niet verfeitelijken van de rol van de verdachte in de tenlastelegging eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Feit 1
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam aangever] [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
30 september 2020 [4] .
Feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [5] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
30 september 2020 [6] .
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, en op grond van de redengevende inhoud van deze bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 20 januari 2020 te Swalmen, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (495,55 euro), dat aan de [naam supermarkt] toebehoorde, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak en
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld",
en op 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten/shag, die aan [naam supermarkt] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld".
2.
op 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag dat aan [naam cafetaria] toebehoorde, welk geweld en dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- met een ijzeren voorwerp op de toonbank hebben geslagen en
- op dreigende toon hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
gepleegd als voortgezette handeling van
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog H.E.W. Koornstra heeft over de geestvermogens van de verdachte op
6 juli 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport weergegeven bevindingen en het daarin weergegeven advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 253 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie verzocht op te leggen:
– de meldplicht bij de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt deelname aan ITB-HKA en meewerken aan ambulante behandeling;
– dat de verdachte geen contact heeft met de medeverdachten;
– dat de verdachte zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen.
De officier van justitie heeft verder gevorderd aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van de verdachte is. De raadsman heeft zich ten aanzien van het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf voor wat betreft de duur daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis verzocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 20 januari 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige strafbare feiten. Op 20 januari 2020 komen de verdachte en de medeverdachten op het idee om een overval te plegen. Eerst wordt nog gedacht aan het plegen van een overval op een tankstation in Reuver, maar omdat het daar te druk is, wordt besloten om een cafetaria te overvallen. Een van de medeverdachten, medeverdachte [medeverdachte 1] , gaat voor de overval nog naar het toilet, waarna de verdachte en de andere medeverdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), na zich met messen en een alarmpistool te hebben bewapend, de cafetaria binnenvallen. Er wordt geschreeuwd om geld en er wordt met een ijzeren staaf op de toonbank geslagen. De eigenaar lijkt niet onder de indruk van de verdachten en geeft geen geld af. De verdachten besluiten daarop om de overval af te breken. De medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich op het moment van de overval op het toilet bevond, loopt een halve minuut later rustig en zonder verder iets te zeggen de cafetaria uit. Na de overval komen de verdachten, waaronder ook de medeverdachte [medeverdachte 1] , weer bij elkaar. De zucht naar geld doet hen besluiten om naar Swalmen te reizen en daar nog een overval te plegen. Omstreeks 20.40 uur vallen zij, wederom bewapend met messen en een alarmpistool, de [naam supermarkt] binnen. Om te voorkomen dat de deur wordt afgesloten, zet de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] nog een prullenbak tussen de deur van de [naam supermarkt] . De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] focussen zich vervolgens op het wegenemen van de sigaretten en de shag en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op het slachtoffer achter de servicebalie die aan hen het geld moest afgeven. De verdachte en de medeverdachten deinzen er daarbij niet voor terug om het slachtoffer op een agressieve manier te benaderen om hun zin te krijgen. Nadat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de sigaretten en de shag hebben ingeladen en het slachtoffer aan de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het geld heeft afgegeven, rennen zij met zijn vieren de winkel uit.
Het spreekt voor zich dat dit soort feiten de rechtsorde schokken en de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterken. De ervaring leert dat dergelijke misdrijven een heftige en traumatiserende ervaring veroorzaken bij de slachtoffers. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard zich ernstig bedreigd gevoeld te hebben door de verdachte en de medeverdachten. Na de overval was het slachtoffer angstig. Zij heeft enkele weken slecht geslapen en durfde niet in het donker naar buiten. Ook nu is het slachtoffer nog steeds alert en op haar hoede als zij op straat loopt, vooral wanneer zij een luidruchtig groepje jongeren ziet. Na de overval heeft het slachtoffer geestelijke ondersteuning gehad van “Doen”.
De verdachte en de medeverdachten hebben zich enkel laten leiden door de zucht naar ‘snel geld verdienen’ waarmee zij hebben getoond geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Zij hebben enkel gedacht aan eigen financieel gewin, zonder daarbij aan anderen te denken en wat het met hen doet.
De persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in dit kader rekening met de inhoud van het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van de deskundige Koornstra. Uit de rapportage van de deskundige blijkt dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. De verdachte verkeert graag in het gezelschap van ‘spannende’ vrienden om op indirecte wijze zijn onderhuids opbouwende spanningen af te voeren. De verdachte liet zich ten tijde van de ten laste gelegde feiten feitelijk meeslepen in deze behoefte aan spanning. Omdat hier geen echte pathologie aan ten grondslag ligt die hem in zijn keuzevrijheid belemmert, wordt geadviseerd de verdachte zijn handelen volledig toe te rekenen.
De deskundige heeft geconcludeerd dat er sprake is van een laag recidiverisico. Protectieve factoren zijn de hechte band met zijn moeder, de positieve houding ten opzichte van autoriteit en de duidelijke gerichtheid op school.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de bevindingen en het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 september 2020. Er zijn, ondanks dat de verdachte zijn VMBO diploma heeft gehaald en gestart is met een opleiding, zorgen op het gebied van onderwijs, vrije tijd en vriendenkeuze. Ook zijn er zorgen op het gebied van persoonlijk functioneren, zoals motivatieproblemen, zelfbepalend gedrag, juiste keuzes maken, beïnvloedbaarheid en onzekerheid en spanning zoekend gedrag. Het is de Raad onvoldoende duidelijk waar dit gedrag vandaan komt en welke handvatten en aanpak de verdachte nodig heeft om herhaling te voorkomen. De Raad is van mening dat de verdachte, gezien zijn leeftijd, intensief en langdurig begeleid moet worden (ITB-HKA) om afglijden te voorkomen. De Raad adviseert om een werkstraf op te leggen, omdat de verdachte moet ervaren dat hij gestraft wordt voor hetgeen hij heeft gedaan. Ook is een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie van belang om te zorgen dat de verdachte goede keuzes blijft maken en om te zorgen dat misstappen worden voorkomen. De Raad adviseert de rechtbank om als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering op te leggen, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB-HKA.
De GI (jeugdreclassering) heeft op de zitting nog toegelicht dat de verdachte twee kanten laat zien. De GI maakt zich zorgen over de houding van de verdachte (weinig probleembesef) en zijn sociale kring en vrijetijdsbesteding. In de thuissituatie en op school is de verdachte erg rustig en respectvol, maar daarbuiten is het een aantal keren misgegaan. Uit het psychologisch onderzoek komen wel zorgen naar voren, maar een concrete interventie is niet geadviseerd. De GI kan de verdachte (nog) niet doorgronden. De GI zou graag de ruimte willen hebben om bij de verdachte in te zetten op ambulante behandeling, mocht dat nodig zijn.
De straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor (potentiële) slachtoffers (vergelding), en aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de nog jeugdige verdachte opnieuw de fout in gaat (preventie).
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 300 dagen, waarvan 282 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (waarbij de rechtbank uitgaat van 18 dagen voorarrest). De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt, ook als dat inhoudt meewerken aan ITB-HKA en meewerken aan ambulante behandeling. De rechtbank legt tevens op de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en dat de verdachte zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen. De rechtbank zal daarnaast opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren.
Tot slot zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopig hechtenis opheffen met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] , wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] , vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.250,00 ten aanzien van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 2.250,00 immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 2.250,00), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd is. De immateriële schade kan niet objectief worden vastgesteld omdat de medische onderbouwing van de schade ontbreekt. De raadsman heeft daarbij verwezen naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 24 januari 2017. [7] Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte als jeugdige verdachte een beperkte draagkracht heeft en dat de vordering daarom gematigd zou moeten worden.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht, alles overziend, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.250,00 naar maatstaven van billijkheid gerechtvaardigd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat zij werd overvallen door een viertal personen bewapend met messen en een vuurwapen en het feit dat zij geen kant op kon daar zij door de verdachte en de medeverdachten werd ingesloten. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen van de gewapende overval voor het slachtoffer zo voor de hand dat voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer de gestelde schade heeft geleden. De impact van een dergelijke overval op een minderjarig slachtoffer zoals in onderhavige zaak, is invoelbaar.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 2.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 33,27 ten aanzien van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 33,27 voor de schade aan de toonbank.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 33,27), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen nu de schade voldoende is onderbouwd en niet is betwist.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 33,27, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 33,27 vermeerderd met de wettelijke rente wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers en medeplichtige van de overval worden veroordeeld.
Gelet op de geringe hoogte van het toe te wijzen bedrag zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77x, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
– dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd op de door de gecertificeerde instelling, te weten Bureau Jeugdzorg Limburg, te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht. Veroordeelde komt afspraken en aanwijzingen na, ook als dat inhoudt meewerken aan ITB-HKA en meewerken aan ambulante behandeling;
– dat de veroordeelde, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met:
- [medeverdachte 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2005, wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 3] , wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002 te [geboorteplaats 4] , wonende te [adresgegevens medeverdachte 3] ;
– dat de veroordeelde zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen, voor de maximale duur van één jaar of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt;
  • geeft de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
-
heft ophet
(geschorste) bevel voorlopige hechtenismet ingang van de datum dat
dit vonnis onherroepelijk wordt;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde](wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer
[slachtoffer 1]) te [woonplaats 1] ten aanzien van feit 2
toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te [woonplaats 2] ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33,27, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. S.A.M.C. van de Winkel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.C.H. Rutjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
mr. C.M.J. van den Acker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 495,55 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [naam supermarkt] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] heeft/hebben geblokkeerd middels een prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer pakjes sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] heeft/hebben geblokkeerd middels een prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam cafetaria] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en of zijn mededader(s):
- met een ijzeren voorwerp, althans een hard en/of stomp voorwerp, op de toonbank heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2020011006, gesloten d.d. 11 mei 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 943.
2.Pagina’s 400 tot en met 402.
3.Pagina’s 403 tot en met 405.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2020.
5.Pagina’s 616 tot en met 621.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2020.
7.Rb. Limburg 24 januari 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:607