ECLI:NL:RBLIM:2020:6515

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
03.051735.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere winkeldiefstallen met geraffineerde werkwijze zonder listige kunstgrepen

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vijf winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1986 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door advocaat mr. A. Petrescu. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 19 augustus 2020, waar zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de tenlastegelegde feiten als wettig en overtuigend bewezen, onderbouwd door aangiften, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging betwistte echter de strafverzwarende omstandigheid van listige kunstgrepen, die volgens hen niet van toepassing was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de vijf tenlastegelegde winkeldiefstallen, maar sprak hem vrij van de strafverzwarende omstandigheid van listige kunstgrepen. De rechtbank concludeerde dat de werkwijze van de verdachte niet voldeed aan de definitie van listige kunstgrepen zoals bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.051735.20
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in P.I. Dordrecht te Dordrecht.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Petrescu, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2020. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 tot en met 5:een winkeldiefstal heeft gepleegd door middel van listige kunstgrepen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiften, camerabeelden, herkenningen door de politie en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Gelet op de werkwijze van verdachte is de officier van justitie tevens van mening dat ook de strafverzwarende omstandigheid, te weten de listige kunstgrepen, bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Ondanks het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend, is het de vraag of verdachte überhaupt weet wat, waar en wanneer hij gestolen zou hebben. Uit het dossier blijkt dat het [naam winkel] in Zwijndrecht zelf niet weet of er überhaupt gestolen is. Op de beelden is een deel van de werkwijze van verdachte te zien, maar er is niet te zien dat de goederen daadwerkelijk worden weggenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte deze feiten ter terechtzitting van 19 augustus 2020 heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting voor elk feit; en
feit 1:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 27 februari 2020 [2] ;
feit 2:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 27 februari 2020 [3] ;
feit 3:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 18 februari 2020 [4] ;
feit 4:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 11 februari 2020. [5]
Het onder 5 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Namens [naam winkel] Zwijndrecht is aangifte [6] gedaan van diefstal van 40 lippenstiften van de merken L’Oréal en Maybelline van verschillende types en kleuren gepleegd op 11 februari 2020 in Zwijndrecht.
Naar aanleiding van deze aangifte werden de beelden van de beveiligingscamera’s van het [naam winkel] bekeken. [7]
De verbalisant relateert met betrekking tot de camerabeelden als volgt:
Camera 1 :
13:08:18 uur: Een man gekleed in een blauwe jas, donkere broek, zwart met witte schoenen en met kort donker haar komt de winkel ingelopen. De man pakt een mandje en loopt de winkel in.
Camera 18:
13:10:57 uur: De man pakt bij de make-up iets onder uit het schap van Rimmel en legt dit in zijn mandje, dit artikel zal in de verdere beschrijving het onbekende artikel genoemd worden.
Camera 13:
13:11:32 uur: De man loopt het pad in en pakt een plastic zakje uit de achterzak van zijn broek, vouwt het plastic zakje open en legt het in zijn mandje. De man loopt dan het winkelpad uit en komt kort daarna het pad weer ingelopen. Zichtbaar is dat naast de folder van het [naam winkel] , het plastic zakje en een onbekend artikel in het mandje liggen.
Camera 15:
13:12:36 uur: De man komt het beeld ingelopen bij het make-up schap, pakt meerdere artikelen uit het Maybelline schap en legt die artikelen in zijn mandje.
Camera 7:
13:14:46 uur: De man komt in beeld bij camera 7. Zichtbaar is dat er een doorzichtig plastic zakje in zijn mandje ligt.
Camera 14:
13:16:14 uur: De man komt het beeld weer ingelopen. Kijkt om zich heen en bukt bij een van de schappen. Niet zichtbaar is wat hij daar doet. De man blijft dan op de t-splitsing van de winkelpaden staan. Het plastic zakje lijkt niet meer in zijn mandje te zitten. Het onbekende artikel en de folder wel. De man pakt wederom een plastic zakje uit de achterzak van zijn broek en stopt het daarna aan de voorzijde in zijn broekzak. De man loopt dan weer naar de plek waar hij eerder gebukt heeft. Komt terug lopen en loopt uit beeld.
Camera 15:
13:19:38 uur: De man komt in beeld gelopen en loopt weer in de richting van het make-up schap en pakt wederom artikelen uit het Maybelline schap. De man loopt in de richting van de camera en zichtbaar is dat er make-up artikelen in het plastic zakje in het mandje liggen. De man doet met zijn rechterhand het plastic zakje dicht in het mandje. Het onbekende artikel dat ook in het mandje zit, wordt op het plastic zakje gelegd.
Camera 14:
13:24:10 uur: De man komt weer het beeld ingelopen, kijkt bij enkele producten die in het schap liggen en loopt dan naar de plek waar hij eerder gebukt heeft en bukt daar weer. Door de opstelling van de artikelen is het niet zichtbaar wat hij daar doet maar de man bukt meerdere keren. Als de man terug komt lopen is zichtbaar dat er een plastic zakje in zijn mandje ligt dat leeg is.
Camera 15:
13:28:34 uur: De man komt voor de derde keer aan bij het make-up schap en pakt nu
artikelen uit het schap van L'Oreal en legt die in zijn mandje. De man stopt even met het pakken van artikelen als er andere klanten aankomen. Als die voorbij zijn, pakt de man wederom artikelen van L'Oreal. De man loopt dan weg bij het schap. Zichtbaar is dat de man het plastic zakje weer dicht vouwt.
Camera 14:
13:30:30 uur: De man komt weer in beeld gelopen en loopt naar de plek waar hij eerder gebukt heeft gestaan en bukt daar weer.
Camera 7:
13:31:18 uur: De man komt in beeld bij camera 2. Het doorzichtige plastic zakje lijkt niet meer in zijn mandje te liggen.
Camera 7:
13:31:29 uur: De man zet zijn mandje neer bij het schap, pakt iets uit zijn mandje en legt dat in het volgende schap weg en verlaat de winkel.
Camera 1:
13:32:00 uur: De man verlaat de winkel.
Verbalisant [verbalisant] [8] verklaart dat door de collega [naam collega] de camerabeelden van de diefstal gepleegd bij het [naam winkel] te Zwijndrecht werden bekeken en beschreven. Dit werd middels een proces-verbaal van bevindingen vastgelegd in registratienummer
PL1700-2020048722-2. Bij dit proces-verbaal werden enkele printscreens bijgevoegd, gemaakt van de bewegende beelden. Hierop is de dader van de diefstal duidelijk te zien. Verbalisant [verbalisant] herkent op deze printscreens voor 100% de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 5 niet bewezen kan worden, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een voltooide diefstal.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 4 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 in ieder geval vier winkeldiefstallen bij vestigingen van het [naam winkel] heeft gepleegd. Uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden blijkt dat deze diefstallen op dezelfde - kenmerkende - wijze werden uitgevoerd, te weten:
Verdachte loopt de winkel in en pakt een mandje. Vervolgens pakt hij een plastic zakje uit zijn broekzak en legt dit zakje in het mandje. Hij pakt verschillende make-upartikelen uit het schap en legt deze artikelen in het plastic zakje in het mandje. Vervolgens loopt hij naar een ander schap waar hij bukt. Hij legt dan het plastic zakje onderin het schap. Soms herhaalt hij deze handelingen. Vervolgens verlaat verdachte de winkel. Na enkele minuten keert verdachte terug waarbij hij een andere jas en een schoudertas draagt. Hij loopt naar het schap waar hij eerder het plastic zakje heeft verstopt. Hij pakt het plastic zakje en stopt het in een geprepareerde tas. Vervolgens verlaat hij zonder te betalen de winkel.
Er is dus een telkens terugkerend patroon; bij al deze diefstallen vertoont de modus operandus grote overeenkomsten.
Gelet daarop en op het feit dat op de beelden van het [naam winkel] in Zwijndrecht het eerste deel van de werkwijze van verdachte is te zien, dat wil zeggen tot en met het verstoppen van een plastic zakje onderin een schap, de verbalisant verdachte op deze beelden heeft herkend en aangifte is gedaan van diefstal bij deze vestiging van het [naam winkel] van 40 stuks make up van L’Oréal en Maybelline, de merken die ook worden genoemd in de beschrijving van de beelden door de politie, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal door verdachte bij deze [naam winkel] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vijf tenlastegelegde winkeldiefstallen.
Listige kunstgrepen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafverzwarende omstandigheid, te weten de listige kunstgrepen, niet bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Sinds 1 januari 2020 is een aantal verschijningsvormen, waaronder listige kunstgrepen, als strafverzwarende omstandigheid in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen. Het begrip ‘listige kunstgrepen’ is afkomstig uit het oplichtingsartikel 326 Sr. Uit de kamerstukken over deze wijziging (
Kamerstukken II, 2018/19, 35080, nr. 20) blijkt dat de gedachte was gericht op overtuigende oplichtingsverhalen jegens ouderen of zwakkeren. Als concreet voorbeeld van deze verschijningsvorm wordt genoemd de babbeltrucs waarbij een tweetal bij een oudere vrouw aanbelt met het verzoek om te mogen telefoneren. Terwijl één van de twee met de oude vrouw in gesprek is, is de ander in de slaapkamer op zoek naar geld en juwelen.
Verdachte is weliswaar professioneel en geraffineerd te werk gegaan, maar er kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van ‘listige kunstgrepen’ als bedoeld in (het gewijzigde) artikel 311 Sr. Deze wijziging lijkt immers te zien op het in verzwarende zin aanvullen van dit artikel met diefstal door middel van oplichtingsvormen in de zin van onder andere babbeltrucs. Daarvan is met de werkwijze van verdachte geen sprake, zodat deze handelingen van verdachte niet onder de strafverzwarende omstandigheid ‘listige kunstgrepen’ in artikel 311 Sr vallen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze wettelijke strafverzwarende omstandigheid.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 27 februari 2020 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, make-upspullen die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 26 februari 2020 te Meijel, gemeente Peel en Maas, make-upspullen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 8 februari 2020 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem, make-upspullen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 4 februari 2020 te Helmond make-upspullen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
5
op 11 februari 2020 te Zwijndrecht make-upspullen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 tot en met feit 5:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij de handelingen van verdachte als mobiel banditisme aangemerkt en rekening gehouden met de waarde van de weggenomen goederen. Daarnaast houdt de officier van justitie bij het bepalen van haar eis rekening met 11 niet ten laste gelegde feiten, waarvan de aangiftes in het dossier zijn opgenomen en waarmee verdachte in zijn aanvullend verhoor is geconfronteerd. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2020, mag bij de strafoplegging rekening worden gehouden met deze feiten, nu deze feiten kunnen worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen acht dient te worden geslagen op de waarde van de weggenomen goederen, nu de lijsten met weggenomen goederen van de Kruidvatwinkels ook goederen bevatten die niet door verdachte zijn weggenomen. Voorts heeft zij de rechtbank verzocht afstand te nemen van het begrip ‘mobiel banditisme’, nu dit concept in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Ten slotte heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht zich te beperken tot de tenlastegelegde feiten en de 11 niet ten laste gelegde feiten niet mee te wegen in de strafmaat, nu deze feiten op zichzelf staan en er niet genoeg bewijs is voor al die feiten. Het had op de weg van de officier van justitie gelegen om deze feiten ad informandum te voegen als zij deze wil laten meewegen in de strafmaat. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf winkeldiefstallen in een periode van vier weken, waarbij telkens grote hoeveelheden make-upartikelen werden weggenomen.
Hij heeft deze winkeldiefstallen op een professionele en geraffineerde wijze gepleegd onder andere gebruik makend van een geprepareerde tas en wisselende kleding. Verdachte kwam naar eigen zeggen uit België naar Nederland om toe te slaan in vestigingen van [naam winkel] . Daarmee heeft hij zich willen verrijken ten koste van winkeliers die schade en overlast ondervinden van dit soort strafbare feiten.
Eveneens als strafverzwarend beschouwt de rechtbank het (buitenlands) strafblad waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor diefstal tot onder meer een langdurige gevangenisstraf van meer dan twee jaar. Nu heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan een serie winkeldiefstallen.
Anders dan de officier van justitie heeft bepleit zal de rechtbank de 11 niet ten laste gelegde feiten niet meewegen in de strafmaat. Hiertoe overweegt de rechtbank dat bij de strafoplegging rekening kan worden gehouden met niet ten laste gelegde feiten indien die feiten ad informandum zijn gevoegd, ze op zitting aan de orde zijn geweest en verdachte deze feiten ten overstaan van de rechter heeft erkend. Daarnaast heeft het openbaar ministerie de mogelijkheid de voorlopige tenlastelegging uit te breiden met feiten of voor die feiten een nieuwe dagvaarding uit te vaardigen. Van al deze mogelijkheden heeft het openbaar ministerie in dit geval geen gebruik gemaakt. Pas bij haar strafmotivering heeft de officier van justitie betoogd dat de 11 niet ten laste gelegde feiten meegewogen moeten worden bij de strafmaat.
De rechter kan volgens het door de officier van justitie aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:896) bij de strafoplegging rekening houden met een niet ten laste gelegd feit wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Nu verdachte echter bij de politie een aantal van de 11 niet ten laste gelegde feiten juist uitdrukkelijk heeft betwist en geen van deze niet ten laste gelegde feiten ter zitting is besproken, kunnen deze feiten niet worden meegewogen in de strafmaat.
De rechtbank zoekt voor de straftoemeting aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Het uitgangspunt voor een winkeldiefstal, waarbij professioneel en geraffineerd (met een geprepareerde tas) te werk gegaan wordt, is een gevangenisstraf van twee maanden. Bij recidive geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden, en bij veelvuldig recidive vier maanden.
De rechtbank zal alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. P.H. Broier, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2020.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas
make-upspullen, in elk geval een of meerdere goederen, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen,
immers heeft verdachte
- een of meer make-upspullen uit de schappen gehaald en in een of meer plastic(e) zakje(s)
gestopt en/of
- een of meer plastic(e) zakje(s) met daarin make-upspullen verstopt in een of meer schap(pen)
en de winkel verlaten en/of
- ( voorts) de winkel enkele minuten erna opnieuw betreden terwijl hij een andere jas en/of tas
heeft gedragen en/of
- vervolgens de/het klaargelegde plastic(e) zakje(s) met make-upspullen uit een of meer
schap(pen) gepakt en in zijn geprepareerde tas gestopt en voorts de winkel verlaten;
2
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Meijel, gemeente Peel en Maas
make-upspullen, in elk geval een of meerdere goederen, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen,
immers heeft verdachte
- een of meer make-upspullen uit de schappen gehaald en (vervolgens) verstopt in een of meer
ander(e) schap(pen) en de winkel verlaten en/of
- ( voorts) de winkel enkele minuten erna opnieuw betreden terwijl hij een andere jas en/of tas
heeft gedragen en/of
- ( vervolgens) de make-upspullen uit een of meer schap(pen) gepakt en in zijn geprepareerde tas
gestopt en voorts de winkel verlaten;
3
hij op of omstreeks 8 februari 2020 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem
make-upspullen, in elk geval een of meerdere goederen, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen,
immers heeft verdachte
- een of meer make-upspullen uit de schappen gehaald en in een of meer plastic(e) zakje(s)
gestopt en/of
- een of meer plastic(e) zakje(s) met daarin make-upspullen verstopt in een of meer schap(pen)
en de winkel verlaten en/of
- ( voorts) de winkel enkele minuten erna opnieuw betreden terwijl hij een andere jas en/of tas
heeft gedragen en/of
- vervolgens de/het klaargelegde plastic(e) zakje(s) met make-upspullen uit een of meer
schap(pen) gepakt en in zijn geprepareerde tas gestopt en voorts de winkel verlaten;
4
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Helmond
make-upspullen, in elk geval een of meerdere goederen, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen,
immers heeft verdachte
- een of meer make-upspullen uit de schappen gehaald en in een of meer plastic(e) zakje(s)
gestopt en/of
- een of meer plastic(e) zakje(s) met daarin make-upspullen verstopt in een of meer schap(pen)
en de winkel verlaten en/of
- ( voorts) de winkel enkele minuten erna opnieuw betreden terwijl hij een andere jas en/of tas
heeft gedragen en/of
- vervolgens de/het klaargelegde plastic(e) zakje(s) met make-upspullen uit een of meer
schap(pen) gepakt en in zijn geprepareerde tas gestopt en voorts de winkel verlaten;
5
hij op of omstreeks 11 februari 2020 te Zwijndrecht
make-upspullen, in elk geval een of meerdere goederen, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen,
immers heeft verdachte
- een of meer make-upspullen uit de schappen gehaald en in een of meer plastic(e) zakje(s)
gestopt en/of
- een of meer plastic(e) zakje(s) met daarin make-upspullen verstopt in een of meer schap(pen)
en de winkel verlaten en/of
- ( voorts) de winkel enkele minuten erna opnieuw betreden terwijl hij een andere jas en/of tas
heeft gedragen en/of
- vervolgens de/het klaargelegde plastic(e) zakje(s) met make-upspullen uit een of meer
schap(pen) gepakt en in zijn geprepareerde tas gestopt en voorts de winkel verlaten;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Horst / Peel en Maas, proces-verbaalnummer PL2321-2020042448, gesloten d.d. 17 april 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 403.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [naam winkel] d.d. 27 februari 2020, pagina 48-56.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 27 februari 2020, pagina 182-192.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [naam winkel] d.d. 18 februari 2020, pagina 235-245.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens [naam winkel] d.d. 11 februari 2020, pagina 267-271.
6.Internet Aangifte van [aangever 5] namens [naam winkel] Zwijndrecht d.d. 13 februari 2020, pagina 220-222.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2020, pagina 223-231.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2020, pagina 232.