3.3Het oordeel van de rechtbank
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte deze feiten ter terechtzitting van 19 augustus 2020 heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting voor elk feit; en
feit 1:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 27 februari 2020;
feit 2:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 27 februari 2020;
feit 3:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 18 februari 2020;
feit 4:
- de aangifte namens [naam winkel] d.d. 11 februari 2020.
Het onder 5 ten laste gelegde
Namens [naam winkel] Zwijndrecht is aangiftegedaan van diefstal van 40 lippenstiften van de merken L’Oréal en Maybelline van verschillende types en kleuren gepleegd op 11 februari 2020 in Zwijndrecht.
Naar aanleiding van deze aangifte werden de beelden van de beveiligingscamera’s van het [naam winkel] bekeken.
De verbalisant relateert met betrekking tot de camerabeelden als volgt:
Camera 1 :
13:08:18 uur: Een man gekleed in een blauwe jas, donkere broek, zwart met witte schoenen en met kort donker haar komt de winkel ingelopen. De man pakt een mandje en loopt de winkel in.
Camera 18:
13:10:57 uur: De man pakt bij de make-up iets onder uit het schap van Rimmel en legt dit in zijn mandje, dit artikel zal in de verdere beschrijving het onbekende artikel genoemd worden.
Camera 13:
13:11:32 uur: De man loopt het pad in en pakt een plastic zakje uit de achterzak van zijn broek, vouwt het plastic zakje open en legt het in zijn mandje. De man loopt dan het winkelpad uit en komt kort daarna het pad weer ingelopen. Zichtbaar is dat naast de folder van het [naam winkel] , het plastic zakje en een onbekend artikel in het mandje liggen.
Camera 15:
13:12:36 uur: De man komt het beeld ingelopen bij het make-up schap, pakt meerdere artikelen uit het Maybelline schap en legt die artikelen in zijn mandje.
Camera 7:
13:14:46 uur: De man komt in beeld bij camera 7. Zichtbaar is dat er een doorzichtig plastic zakje in zijn mandje ligt.
Camera 14:
13:16:14 uur: De man komt het beeld weer ingelopen. Kijkt om zich heen en bukt bij een van de schappen. Niet zichtbaar is wat hij daar doet. De man blijft dan op de t-splitsing van de winkelpaden staan. Het plastic zakje lijkt niet meer in zijn mandje te zitten. Het onbekende artikel en de folder wel. De man pakt wederom een plastic zakje uit de achterzak van zijn broek en stopt het daarna aan de voorzijde in zijn broekzak. De man loopt dan weer naar de plek waar hij eerder gebukt heeft. Komt terug lopen en loopt uit beeld.
Camera 15:
13:19:38 uur: De man komt in beeld gelopen en loopt weer in de richting van het make-up schap en pakt wederom artikelen uit het Maybelline schap. De man loopt in de richting van de camera en zichtbaar is dat er make-up artikelen in het plastic zakje in het mandje liggen. De man doet met zijn rechterhand het plastic zakje dicht in het mandje. Het onbekende artikel dat ook in het mandje zit, wordt op het plastic zakje gelegd.
Camera 14:
13:24:10 uur: De man komt weer het beeld ingelopen, kijkt bij enkele producten die in het schap liggen en loopt dan naar de plek waar hij eerder gebukt heeft en bukt daar weer. Door de opstelling van de artikelen is het niet zichtbaar wat hij daar doet maar de man bukt meerdere keren. Als de man terug komt lopen is zichtbaar dat er een plastic zakje in zijn mandje ligt dat leeg is.
Camera 15:
13:28:34 uur: De man komt voor de derde keer aan bij het make-up schap en pakt nu
artikelen uit het schap van L'Oreal en legt die in zijn mandje. De man stopt even met het pakken van artikelen als er andere klanten aankomen. Als die voorbij zijn, pakt de man wederom artikelen van L'Oreal. De man loopt dan weg bij het schap. Zichtbaar is dat de man het plastic zakje weer dicht vouwt.
Camera 14:
13:30:30 uur: De man komt weer in beeld gelopen en loopt naar de plek waar hij eerder gebukt heeft gestaan en bukt daar weer.
Camera 7:
13:31:18 uur: De man komt in beeld bij camera 2. Het doorzichtige plastic zakje lijkt niet meer in zijn mandje te liggen.
Camera 7:
13:31:29 uur: De man zet zijn mandje neer bij het schap, pakt iets uit zijn mandje en legt dat in het volgende schap weg en verlaat de winkel.
Camera 1:
13:32:00 uur: De man verlaat de winkel.
Verbalisant [verbalisant]verklaart dat door de collega [naam collega] de camerabeelden van de diefstal gepleegd bij het [naam winkel] te Zwijndrecht werden bekeken en beschreven. Dit werd middels een proces-verbaal van bevindingen vastgelegd in registratienummer
PL1700-2020048722-2. Bij dit proces-verbaal werden enkele printscreens bijgevoegd, gemaakt van de bewegende beelden. Hierop is de dader van de diefstal duidelijk te zien. Verbalisant [verbalisant] herkent op deze printscreens voor 100% de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 5 niet bewezen kan worden, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een voltooide diefstal.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 4 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 in ieder geval vier winkeldiefstallen bij vestigingen van het [naam winkel] heeft gepleegd. Uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden blijkt dat deze diefstallen op dezelfde - kenmerkende - wijze werden uitgevoerd, te weten:
Verdachte loopt de winkel in en pakt een mandje. Vervolgens pakt hij een plastic zakje uit zijn broekzak en legt dit zakje in het mandje. Hij pakt verschillende make-upartikelen uit het schap en legt deze artikelen in het plastic zakje in het mandje. Vervolgens loopt hij naar een ander schap waar hij bukt. Hij legt dan het plastic zakje onderin het schap. Soms herhaalt hij deze handelingen. Vervolgens verlaat verdachte de winkel. Na enkele minuten keert verdachte terug waarbij hij een andere jas en een schoudertas draagt. Hij loopt naar het schap waar hij eerder het plastic zakje heeft verstopt. Hij pakt het plastic zakje en stopt het in een geprepareerde tas. Vervolgens verlaat hij zonder te betalen de winkel.
Er is dus een telkens terugkerend patroon; bij al deze diefstallen vertoont de modus operandus grote overeenkomsten.
Gelet daarop en op het feit dat op de beelden van het [naam winkel] in Zwijndrecht het eerste deel van de werkwijze van verdachte is te zien, dat wil zeggen tot en met het verstoppen van een plastic zakje onderin een schap, de verbalisant verdachte op deze beelden heeft herkend en aangifte is gedaan van diefstal bij deze vestiging van het [naam winkel] van 40 stuks make up van L’Oréal en Maybelline, de merken die ook worden genoemd in de beschrijving van de beelden door de politie, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal door verdachte bij deze [naam winkel] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vijf tenlastegelegde winkeldiefstallen.
Listige kunstgrepen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafverzwarende omstandigheid, te weten de listige kunstgrepen, niet bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Sinds 1 januari 2020 is een aantal verschijningsvormen, waaronder listige kunstgrepen, als strafverzwarende omstandigheid in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen. Het begrip ‘listige kunstgrepen’ is afkomstig uit het oplichtingsartikel 326 Sr. Uit de kamerstukken over deze wijziging (
Kamerstukken II, 2018/19, 35080, nr. 20) blijkt dat de gedachte was gericht op overtuigende oplichtingsverhalen jegens ouderen of zwakkeren. Als concreet voorbeeld van deze verschijningsvorm wordt genoemd de babbeltrucs waarbij een tweetal bij een oudere vrouw aanbelt met het verzoek om te mogen telefoneren. Terwijl één van de twee met de oude vrouw in gesprek is, is de ander in de slaapkamer op zoek naar geld en juwelen.
Verdachte is weliswaar professioneel en geraffineerd te werk gegaan, maar er kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van ‘listige kunstgrepen’ als bedoeld in (het gewijzigde) artikel 311 Sr. Deze wijziging lijkt immers te zien op het in verzwarende zin aanvullen van dit artikel met diefstal door middel van oplichtingsvormen in de zin van onder andere babbeltrucs. Daarvan is met de werkwijze van verdachte geen sprake, zodat deze handelingen van verdachte niet onder de strafverzwarende omstandigheid ‘listige kunstgrepen’ in artikel 311 Sr vallen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze wettelijke strafverzwarende omstandigheid.