2.2.Het toepasselijk recht
Verzoekster heeft zich ter zake het toepasselijk recht beroepen op de inhoud van het door haar overgelegde rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (verder te noemen: IJI) van 14 februari 2020. Daaruit volgt, kort gezegd, dat door de temporele werking van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) ex artikel 10:102 BW, op grond van artikel 10:93 BW juncto artikel 10:92 BW het Nederlands recht van toepassing is op het onderhavige verzoek.
Het internationaal privaatrecht ten aanzien van afstamming is geregeld in titel 5 van Boek 10 van het BW. Deze titel is blijkens artikel 10:102 BW slechts van toepassing op rechtsbetrekkingen die na 1 januari 2003 zijn vastgesteld of gewijzigd alsmede op de erkenning van na 1 januari 2003 in het buitenland vastgestelde of gewijzigde rechtsbetrekkingen. In artikel 10:102 BW is abusievelijk de datum 1 januari 2003 vermeld, daar dient de datum 1 mei 2003 te worden gelezen. De in titel 5 opgenomen regels van internationaal privaatrecht zijn, met enige aanpassingen en aanvullingen, overgenomen uit de Wet conflictenrecht afstamming (verder te noemen: Wca), die heeft gegolden vanaf 1 mei 2003 tot aan de inwerkingtreding van Boek 10 van het BW op 1 januari 2012. Een belangrijk deel van voornoemde wet betreft de codificatie van voordien bestaand ongeschreven Nederlands internationaal privaatrecht op het gebied van afstamming.
De rechtbank overweegt dat de familierechtelijke betrekking is vastgesteld in de op 17 december 1993 door de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats 2] opgemaakte akte van de geboorte van verzoekster op [geboortedatum 2] . In casu gaat het niet, zoals het IJI in genoemd rapport van 14 februari 2020 onder punt 7 heeft aangegeven, om een ná 1 mei 2003 te wijzigen rechtsbetrekking.
De Wca noch Boek 10 zijn daarom van toepassing.
Ten tijde van de geboorte van verzoekster bestond er geen geschreven wetgeving betreffende het internationaal privaatrecht. Nu echter de bepalingen van titel 5 van Boek 10 van het BW (en de bepalingen van de Wca) in belangrijke mate aansluiten bij het tevoren bestaande ongeschreven recht, zijn die bepalingen ook richtinggevend voor de beoordeling van feiten, rechtshandelingen en beslissingen die zich vóór de inwerkingtreding van de Wca en de inwerkingtreding van Boek 10 van het BW hebben voorgedaan (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:293 en Kamerstukken II 2009-2010, 32 137, nr. 3, p. 60-61). De rechtbank zal derhalve op de vraag of er een familierechtelijke betrekking tussen de man en verzoekster bestaat en zo ja, of die teniet kan worden gedaan, de bepalingen van titel 5 Boek 10 BW toepassen. Ingevolge artikel 10:93, lid 1, BW wordt de vraag of familierechtelijke betrekkingen als bedoeld in artikel 10:92 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, bepaald door het recht dat ingevolge dat artikel op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is.
Op grond van artikel 10:92, lid 1, BW, wordt de vraag of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde persoon bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ingevolge artikel 10:92, lid 3, BW is in deze procedure, omdat het huwelijk van de vrouw en de man op het tijdstip van de geboorte van verzoekster niet was ontbonden, voor de toepassing van artikel 10:92, lid 1, BW bepalend het tijdstip van de geboorte van verzoekster.
Allereerst dient beoordeeld te worden of de vrouw en de man ten tijde van de geboorte van verzoekster een gemeenschappelijke nationaliteit hadden.
Volgens de gegevens uit de basisregistratie personen bezat en bezit de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Uit het door verzoekster overgelegde afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Sittard-Geleen van 19 februari 2020 volgt dat de man tot 30 september 1994 de Egyptische nationaliteit had en vanaf 12 januari 1996 de Nederlandse nationaliteit. Ten tijde van de geboorte van verzoekster had de man derhalve de Egyptische nationaliteit. Daarmee staat vast dat de vrouw en de man geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden op het tijdstip van de geboorte van verzoekster.
Gelet op de tweede trede van de verwijzingsladder van artikel 10:92, lid 1, BW, dient dan te worden aangeknoopt bij de gewone verblijfplaats van de betrokkenen.
Uit de gegevens uit de basisregistratie personen blijkt dat de vrouw ten tijde van de geboorte van verzoekster woonplaats in Nederland had. Uit die gegevens blijkt niet waar de man op dat moment zijn gewone verblijfplaats had, echter nu in de geboorteakte van verzoekster is opgenomen dat de man destijds woonachtig was te ’s-Gravenhage, gaat de rechtbank ervan uit dat de vrouw en de man op het tijdstip van de geboorte van verzoekster elk hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
Daarmee is op de vraag of verzoekster door geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan tot de man, met wie de vrouw op het tijdstip van de geboorte van verzoekster gehuwd was, het Nederlandse recht van toepassing.
Aangezien op het bestaan van een familierechtelijke betrekking tussen de man en verzoekster Nederlands recht van toepassing is, is op de tenietdoening van een familierechtelijke betrekking tussen de man en verzoekster eveneens Nederlands recht van toepassing.