ECLI:NL:RBLIM:2020:5580

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1406
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over afkoopsom en arbeidsvoorwaarden bij overgang van gemeentelijke taken naar Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen over de gevolgen van de overdracht van gemeentelijke taken aan de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD-ZL). De ambtenaar, eiseres, is het niet eens met de negatieve financiële gevolgen van deze overgang, met name met betrekking tot de afkoopsom voor de vermindering van verlofuren. De rechtbank oordeelt dat de afkoopperiode van vier jaar, zoals vastgesteld in de Overgangsregeling, niet in overeenstemming is met de eerder gemaakte afspraken binnen het Georganiseerd Overleg (GO), waar aanvankelijk een periode van vijf jaar als redelijk werd beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond en voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat de afkoopsom voor een periode van vijf jaar moet worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt verder dat de Overgangsregeling als algemeen verbindend voorschrift moet worden gerespecteerd, maar dat de belangen van eiseres onvoldoende zijn behartigd door de verkorting van de afkoopperiode. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op het betaalde griffierecht te vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/1406

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.G. Lamers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigden: L.C.E. Ehlen, M.J.M. van Hooren en J.A.M. Sijmons ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder wegens een reorganisatie aan eiseres met ingang van 1 januari 2019 eervol ontslag verleend. Tevens is een afkoopsom vastgesteld ter compensatie van de vermindering van het aantal verlof- en dienstvrije uren.
Bij besluit van 8 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit deels niet-ontvankelijk verklaard en deels ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken ROE 19/1389 (een ander beroep van eiseres), ROE 19/1390, ROE 19/1399, ROE 19/1408, ROE 19/1409 en ROE 19/1435. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, zodat verweerder in de gelegenheid kan worden gesteld een nader standpunt in te nemen over de compensatie van verlofuren. Bij brief van 27 februari 2020 heeft verweerder van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Eiseres heeft hierop gereageerd, waarna partijen wederom op elkaars standpunten hebben kunnen reageren.
Vervolgens heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, omdat partijen desgevraagd niet hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek op 30 juni 2020 gesloten.
De gevoegde zaken met de hiervoor genoemde registratienummers zijn na de sluiting van het onderzoek weer gesplitst. In deze zaken heeft de rechtbank heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiseres is van 1 maart 2002 tot 1 januari 2019 werkzaam geweest voor verweerders gemeente in de functie van [functienaam] .
2. Op 1 juli 2013 is de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (de RUD-ZL) opgericht als een gemeenschappelijke regeling voor vergunningverlening, toezicht, handhaving en milieuadvies voor de provincie Limburg en 18 Limburgse gemeenten, waaronder de gemeente Sittard-Geleen. Vanaf dat moment is de RUD-ZL actief en is het provinciale- en gemeentelijke personeel, waaronder eiseres, op detacheringsbasis werkzaam geweest op het kantoor van de RUD-ZL in Maastricht in afwachting van een definitieve plaatsing bij de RUD-ZL.
3. Op 28 juni 2017 heeft het dagelijks bestuur van de RUD-ZL het Sociaal Plan RUD Zuid-Limburg (het Sociaal Plan) vastgesteld. Dit Sociaal Plan is het onderhandelingsresultaat van het Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO), waaraan de RUD-ZL (als toekomstige werkgever), vertegenwoordigers van 18 Limburgse gemeenten (waaronder verweerders gemeente) en vakorganisaties FNV Overheid en CNV Overheid (als vertegenwoordigers van de toekomstige werknemers) hebben deelgenomen. In dit Sociaal Plan zijn – kort gezegd – de afspraken vastgelegd over de wijze waarop definitieve plaatsing van de (toekomstige) medewerkers zal plaatsvinden. Verder zijn in het Sociaal Plan onderwerpen zoals werkgelegenheid, inkomensgarantie en tegemoetkoming extra kosten van woon-werkverkeer opgenomen. Eventuele verschillen tussen de arbeidsvoorwaarden van de organisatie waarvan de medewerker afkomstig is en de RUD-ZL lossen deze zogenaamde latende organisaties (in het geval van eiseres is dit verweerders gemeente) met hun medewerkers op aan de hand van hun eigen Sociaal Plan of via maatwerkafspraken.
4. Bij brief van 18 december 2017 heeft verweerder eiseres aangewezen als taakvolger in de zin van het Sociaal Plan voor de RUD-ZL en dus aangewezen als medewerker, die in aanmerking komt voor een aanstelling binnen de RUD-ZL. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddel aangewend.
5. In de tussentijd heeft de Commissie voor het Georganiseerd Overleg (GO) van de gemeente Sittard-Geleen gesprekken gevoerd over de manier waarop de personele gevolgen van de beoogde overheveling van taken en medewerkers naar de RUD-ZL zouden kunnen worden geregeld in aanvulling op het Sociaal Plan. Daarbij was het uitgangspunt dat voor het personeel van de RUD-ZL de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling / Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) sector Gemeenten zou worden gevolgd, aangevuld met de uitvoeringsregelingen van de gemeente [naam 2] , naar de toestand van 1 oktober 2013. Gelet op het feit dat in verweerders gemeente ook de CAR/UWO van toepassing is, is er een vergelijking gemaakt tussen de regelingen van de gemeente Sittard-Geleen met die van de gemeente [naam 2] . Op basis van de uitkomst van deze vergelijking is in het GO geconcludeerd dat er een aanvullende regeling moest komen voor wat betreft de beloning en de rechten op verlof en dienstvrije dagen. Tevens bleek er behoeft te zijn voor een aanvullende afspraak op het gebied van werkgelegenheid. Het overleg in het GO heeft geleid tot een onderhandelingsresultaat dat is neergelegd in de brief van de voorzitter van het GO van 18 oktober 2017.
6. Vervolgens is het onderhandelingsresultaat door de werknemersdelegatie van het GO voorgelegd aan hun achterban. De medewerkers (waaronder eiseres), die over zouden gaan naar de RUD-ZL hebben het onderhandelingsresultaat echter afgewezen. De werknemersdelegatie van het GO heeft zich als gevolg hiervan op het standpunt gesteld dat over het eerder bereikte onderhandelingsresultaat geen overeenstemming bereikt kan worden. Om uit de ontstane impasse te komen, heeft het GO vervolgens de Landelijke Advies- en Arbitragecommissie (de LAAC) verzocht om te adviseren over de vraag of het bereikte onderhandelingsresultaat in redelijkheid in stand kon blijven. Op 24 september 2018 heeft de LAAC deze vraag positief beantwoord. Hierop is het advies van de LAAC besproken tijdens een vergadering van het GO op 4 oktober 2018 en is besloten dat verweerder op basis van artikel 12:3:9 van de CAR/UWO een beslissing neemt over de onderhandelingsresultaten na overleg in het GO.
7. Op grond van het advies van de LAAC heeft de ondernemingsraad van de gemeente Sittard-Geleen (de OR) geconstateerd dat er een redelijk pakket aan arbeidsvoorwaardelijke maatregelen is voor de medewerkers die overgaan naar de RUD-ZL en dat zowel de werkgever- als de werknemersdelegatie zich hieraan hebben geconformeerd. Ook heeft de OR vastgesteld dat de medewerkers die overgaan naar de RUD-ZL al enige tijd daar gedetacheerd zijn en er dus feitelijk al sprake is van een bestaande situatie. Op grond hiervan heeft de OR dan ook op 19 november 2018 positief geadviseerd op het voorgenomen besluit de complexe milieuzaken en het personeel over te hevelen naar de RUD-ZL.
8. Op 21 december 2018 heeft verweerder de “Regeling overgang medewerkers naar RUD Zuid-Limburg” (de Overgangsregeling) vastgesteld, waarin aanvullende afspraken zijn gemaakt over een inkomensgarantie, een werkgelegenheidsgarantie en een afkoopsom voor het verminderen van het aantal verlof- en arbeidsvrije uren.
9. Op diezelfde dag heeft het dagelijks bestuur van de RUD-ZL eiseres geplaatst en aangesteld in dienst van de RUD-ZL. Het betreft een vaste aanstelling in algemene dienst per 1 januari 2019. Verder heeft het dagelijks bestuur van de RUD-ZL in dit besluit besloten dat in het geval er sprake is van een verschil in inkomen tussen het laatst verdiende loon van eiseres bij de gemeente Sittard-Geleen en het toegekende salaris bij de RUD-ZL aan eiseres een garantietoelage wordt toegekend ter hoogte van het bedrag dat verweerder bij het ontslagbesluit als “rugzakje” aan eiseres heeft toegekend. Deze garantietoelage kan in hoogte variëren naar gelang salarisontwikkelingen. Ook wordt aan eiseres op grond van artikel 14 van het Sociaal Plan een reiskostenvergoeding voor de meerkosten woon-werkverkeer toegekend. Deze vergoeding is door het dagelijks bestuur van de RUD-ZL vastgesteld op € 112,76 per maand, gebaseerd op 41,6 meer kilometers woon-werkverkeer per dag à € 0,19 per kilometer, waarbij is uitgegaan van 5 werkdagen per week.
10. Eveneens op 21 december 2018 heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarbij aan eiseres per 1 januari 2019 eervol ontslag is verleend op grond van artikel 8:3 van de CAR/UWO.
11. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt bij verweerder en heeft dit bezwaar op 26 maart 2019 op een hoorzitting van de commissie voor bezwaarschriften (de Commissie) toegelicht. De Commissie heeft verweerder op 2 april 2019 geadviseerd de bezwaren deels ongegrond te verklaren, voor zover deze gericht zijn tegen de afkoopsom ter compensatie van de vermindering van het aantal verlofuren en dienstvrije uren over de jaren 2019 tot en met 2022, en de bezwaren voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de Commissie heeft verweerder geen beslissing genomen in het primaire besluit over de garantietoelage, het doortellen van dienstjaren, een persoonlijke terugkeergarantie, een reiskostenvergoeding en een compensatie van reistijd. Nu op deze punten geen schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan voorligt, is het maken van bezwaar hiertegen volgens de Commissie niet mogelijk en zijn deze bezwaren dan ook niet-ontvankelijk. De Commissie merkt voorts ten overvloede nog op dat volgens het Sociaal Plan het aan de RUD-ZL is om een beslissing te nemen over een garantietoelage, een reiskostenvergoeding en reistijdcompensatie. Met betrekking tot de afkoopsom ter compensatie van de vermindering van verlofuren en dienstvrije uren heeft de Commissie vastgesteld dat de verlofregeling van de gemeente Sittard-Geleen voor ambtenaren van 63 jaar en ouder aanzienlijk ruimer is dan die van de RUD-ZL. De Overgangsregeling voorziet in een afkoopsom over de jaren 2019 tot en met 2022, terwijl eiseres een afkoopsom tot aan haar AOW-gerechtigde leeftijd wil hebben. Volgens de Commissie is de Overgangsregeling naar zijn aard een algemeen verbindend voorschrift, hetgeen betekent dat het resultaat van de afweging van alle betrokken belangen in dit voorschrift door de materiële wetgever in beginsel moeten worden gerespecteerd. Dit lijdt uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van het voorschrift zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Volgens de Commissie is daarvan niet gebleken, zodat de Overgangsregeling terecht ten grondslag is gelegd aan het primaire besluit met betrekking tot het bepalen van de afkoopsom ter compensatie van de vermindering van verlofuren en dienstvrije uren. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen, met overneming van het advies van de Commissie.
12. Eiseres heeft zich ook niet met dit besluit kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. Eiseres heeft in beroep naar voren gebracht dat de overgang van de gemeente Sittard-Geleen naar de RUD-ZL voor haar negatieve gevolgen heeft. Onder verwijzing naar het Sociaal Statuut van de gemeente Sittard-Geleen van 2003 (het Sociaal Statuut) is eiseres de mening toegedaan dat de overgang naar de RUD-ZL dient plaats te vinden met behoud van gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden. Voor eiseres is het niet duidelijk welke zaken door verweerders gemeente dan wel door de RUD-ZL zouden moeten worden geregeld. Eiseres is daarom zowel tegen het plaatsings- en aanstellingsbesluit van de RUD-ZL (zoals hiervoor onder het procesverloop reeds is vermeld, is deze zaak bekend bij deze rechtbank onder registratienummer ROE 19/1435) als tegen het ontslagbesluit van verweerder in rechte opgekomen. Volgens eiseres is zowel het Sociaal Plan als de Overgangsregeling in strijd met het Sociaal Statuut van verweerders gemeente. Uit het Sociaal Statuut blijkt namelijk dat de RUD-ZL aan eiseres een arbeidsvoorwaardenpakket moet aanbieden, dat in zijn totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan het arbeidsvoorwaardenpakket dat voor haar bij de gemeente Sittard-Geleen gold. Tevens blijkt uit het Sociaal Statuut dat dit moet worden vastgelegd in een door verweerders gemeente en de RUD-ZL ondertekende overeenkomst. Volgens eiseres is dit ten onrechte niet gebeurd, zodat onjuist en in strijd met het Sociaal Statuut is gehandeld door zowel verweerder als de RUD-ZL. Verder is er door deze gang van zaken volgens eiseres in strijd gehandeld met de in artikel 125ter van de Ambtenarenwet genoemde eis van goed werkgeverschap. Eiseres stelt vast dat in het Sociaal Plan en in de Overgangsregeling weliswaar enkele compenserende maatregelen zijn opgenomen, maar eiseres is de mening toegedaan dat zij – gelet op het Sociaal Statuut – recht heeft op verdergaande compensatie. Eiseres merkt in dit verband nog op dat het Sociaal Plan en de Overgangsregeling zijn vastgesteld zonder positief resultaat van de door de werknemersdelegatie van het BGO van de RUD-ZL respectievelijk het GO van de gemeente Sittard-Geleen gehouden achterbanraadpleging. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de onderhavige situatie vergelijkbaar is met een situatie, die in het kader van het privaatrecht als “overgang van (een deel van een) onderneming” wordt bestempeld. Een goed werkgever moet in een dergelijk geval “in totaliteit gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden bij de overgang” garanderen. Volgens eiseres heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken de afgelopen jaren regelmatig uitgesproken dat eenzelfde bescherming voor ambtenaren geldt. Gelet op het voorgaande, stelt eiseres zich op het standpunt dat zij recht heeft op:
- een (duidelijke) inkomensgarantie tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
- een werkgelegenheidsgarantie bij verweerders organisatie tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
- een aanvulling op het aantal verlofuren tot het aantal verlofuren, waarop conform de arbeidsvoorwaarden van de gemeente Sittard-Geleen recht bestaat, op dit moment en in de toekomst tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
- een aanvulling op de reiskosten, waardoor de werkelijke meerkosten (inclusief kosten afschrijving, onderhoud en brandstof auto) volledig worden gedekt tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
- een compensatie voor de extra reistijd tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
13. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
14. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres zich niet richt tegen het ontslag als zodanig. Het beroep richt zich alleen tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op een aantal negatieve (financiële) gevolgen, die voortvloeien uit de overgang van eiseres naar de RUD-ZL.
15. De rechtbank is voorts gebleken dat eiseres in beroep niet is opgekomen tegen de in het bestreden besluit opgenomen niet-ontvankelijkverklaring van een aantal bezwaren. Deze bezwaren hadden onder meer betrekking op het niet, althans onvoldoende, toekennen door verweerder van een garantietoelage voor salaris, een persoonlijke terugkeergarantie, reiskostenvergoeding en reistijdcompensatie, alles tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Gesteld noch gebleken is dat niet kan worden uitgegaan van deze door verweerder besloten niet-ontvankelijkheid van deze bezwaargronden. De enkele stelling van eiseres ter zitting dat uit de in beroep naar voren gebrachte inhoudelijke argumenten met betrekking tot voornoemde arbeidsvoorwaarden volgt dat zij het niet eens was met de niet-ontvankelijkheidsverklaring, acht de rechtbank onvoldoende. Eiseres heeft immers in beroep niet aangegeven waarom de door verweerder in het bestreden besluit genomen beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring niet zou kloppen. Het voorgaande betekent dat voor de rechtbank vast staat dat verweerder eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover het de hiervoor genoemde arbeidsvoorwaarden betreft, nu eiseres tegen deze niet-ontvankelijkverklaring geen beroepsgrond heeft aangevoerd. Het enige arbeidsvoorwaardelijke geschilpunt waar de rechtbank thans inhoudelijk nog een oordeel over kan geven, is de afkoopsom ter compensatie voor het geringere aantal verlofuren waarop eiseres bij de RUD-ZL recht heeft.
16. Verweerder heeft in de Overgangsregeling voorzien in een voor de jaren 2019 tot en met 2022 (vier jaren) te berekenen afkoopsom ter compensatie van de vermindering van het aantal verlof- en dienstvrije uren. Die afkoopsom is voor eiseres vastgesteld op € 1.385,16 bruto. Na de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft verweerder in een brief aan de rechtbank van 27 februari 2020 zich bereid verklaard het aantal jaren waarover eiseres in aanmerking komt voor een afkoopsom wegens vermindering van het aantal verlofuren te verhogen van vier naar vijf jaar. Verweerder heeft hiertoe aanleiding gezien, omdat destijds in overleg met de vakbonden die termijn aanvankelijk ook als uitgangspunt gold. Dit schikkingsvoorstel van verweerder is vervolgens door de rechtbank voorgelegd aan eiseres.
17. Eiseres heeft hierop aangegeven dat zij niet akkoord gaat met het aanbod van verweerder om het aantal jaren, waarover zij in aanmerking komt voor een afkoopsom wegens vermindering van het aantal verlofuren, te verhogen van vier naar vijf jaar. Volgens eiseres is het in het Sociaal Statuut van de gemeente Sittard-Geleen opgenomen vereiste van gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden in geval een organisatiewijziging voorziet in het afstoten van taken naar een andere organisatie de voornaamste reden om het aanbod van verweerder niet te accepteren. Zij is van mening dat in het kader van gelijkwaardigheid ook de in de gemeentelijke regelingen besloten liggende vooruitzichten moeten worden gerespecteerd. Het aanbod biedt onvoldoende compensatie voor het aantal vrije uren, die voor haar bij de gemeente Sittard-Geleen golden. Het aantal vrije uren volgens de regeling van de RUD-ZL is geringer dan het aantal uren dat voor eiseres bij ongewijzigde regelgeving op termijn zou gaan gelden bij voortzetting van het dienstverband bij verweerder, met name vanaf het moment dat zij de leeftijd van 63 jaar bereikt. Volgens eiseres dient zij – gelet op het Sociaal Statuut – voor het verlies van verlofuren dan ook te worden gecompenseerd tot aan het bereiken van haar AOW-gerechtigde leeftijd.
18. De rechtbank stelt vast dat de compenserende maatregelen als gevolg van dit ontslag en de overgang naar de RUD-ZL zijn geregeld in het Sociaal Plan van de RUD-ZL. Verweerder heeft vervolgens aanvullende compenserende maatregelen opgenomen in de Overgangsregeling. Daarnaast geldt binnen de gemeente Sittard-Geleen een Sociaal Statuut, waarin onder het kopje “Wat als de organisatiewijziging voorziet in het afstoten van taken?” onder meer is bepaald dat de nieuwe werkgever een arbeidsvoorwaardenpakket aanbiedt dat in zijn totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan het pakket dat bij de gemeente gold. De afkoop van verlofuren heeft verweerder geregeld in de Overgangsregeling.
19. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de Overgangsregeling is te kwalificeren als een algemeen verbindend voorschrift, zoals bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. De Centrale Raad van Beroep (CRVB) heeft in zijn rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:628) vooropgesteld dat het bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan in beginsel moet respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Dit brengt met zich dat de rechter bij de behandeling van een beroep dat tegen een concreet genomen besluit is ingesteld, ook gehouden is om te toetsen of het desbetreffende verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag voor dat besluit vormt.
20. De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat sprake is van zodanige ernstige feilen aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Overgangsregeling, dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat de rechter het resultaat van de afweging van alle betrokken belangen door de materiële wetgever moet respecteren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
21. Zoals hiervoor reeds is vermeld in rechtsoverweging 5 tot en met 8, is de Overgangsregeling het resultaat van onderhandelingen in het GO, waarin een werknemersdelegatie (vakbonden) en de werkgever vertegenwoordigd waren. Hierin werd gesproken over een afkoopregeling van verlofaanspraken over een periode van vijf jaar, zo blijkt uit een brief van de voorzitter van het GO aan de leden van de werknemersdelegatie van 14 februari 2018. Door tijdsverloop is de vijfjaarstermijn op enig moment los gelaten en vier jaren geworden. Vervolgens is dit onderhandelingsresultaat door de leden van de werknemersdelegatie (dat wil zeggen de werknemers, die overgeplaatst worden naar de RUD-ZL) niet geaccepteerd, waardoor er een patstelling is ontstaan. Om uit deze patstelling te komen is de LAAC ingeschakeld, die in haar advies heeft aangegeven dat het onderhandelingsresultaat in redelijkheid in stand kan blijven. Tijdens de daarop gehouden vergadering van het GO werd vastgesteld dat er geen reden was om het overleg inhoudelijk te heropenen en heeft de werknemersdelegatie ermee ingestemd dat verweerder na overleg met het GO een beslissing neemt, hetgeen heeft geresulteerd in de Overgangsregeling. De rechtbank stelt vast dat bij de totstandkoming van de Overgangsregeling de vakbonden betrokken zijn geweest en dat zij het onderhandelingsresultaat mede voor hun rekening hebben genomen. Dat de werknemers, die overgeplaatst worden naar de RUD-ZL en ook vakbondslid zijn, niet akkoord zijn gegaan met (onder meer) de afkoopregeling van de verlofuren maakt niet dat de Overgangsregeling onzorgvuldig tot stand is gekomen.
22. Voor wat betreft de inhoud van de Overgangsregeling overweegt de rechtbank dat de Overgangsregeling het resultaat is van een afweging van belangen. De rechtbank is van oordeel dat deze belangenafweging heeft geleid tot een arbeidsvoorwaardenpakket bij de RUD-ZL dat gelijkwaardig is aan dat van de gemeente Sittard-Geleen. Dat met betrekking tot de overgang naar de RUD-ZL arbeidsvoorwaarden op een bepaald aspect van dat pakket, zoals in dit geval de verlofuren, niet volledig gelijkwaardig zijn voor eiseres, is het gevolg van bepaalde keuzes die bij de overgang naar de RUD-ZL zijn gemaakt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 februari 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO5074). De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het begrip “gelijkwaardigheid” in het Sociaal Statuut niet is gedefinieerd noch nader uitgewerkt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het begrip “gelijkwaardigheid” in het Sociaal Statuut niet per definitie inhoudt dat nieuwe voorwaarden identiek moeten zijn aan de voorwaarden die zij vervangen.
Zoals hiervoor reeds is vermeld, werd een afkoopperiode van vijf jaren aanvankelijk als redelijk beschouwd in het akkoord tussen de gemeente Sittard-Geleen (als werkgever) en de werknemersdelegatie (vakbonden). Verweerder heeft echter een afkoopperiode van vier jaren aangehouden. Verweerder miskent daarmee naar het oordeel van de rechtbank de gemaakte afspraken binnen het GO door de looptijd van doorlopende verlofrechten te bekorten tot vier jaar. De rechtbank komt een afkoop van de verlofuren voor een periode van vijf jaren (in plaats van vier jaren) niet onbillijk voor. De rechtbank ziet verder geen grond voor het oordeel dat het niet bieden van een langere afkoopperiode van de verlofuren in de Overgangsregeling als een ernstig feilen valt aan te merken.
23. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook niet in dat verweerder met de Overgangsregeling de door eiseres gestelde belangen zodanig onvoldoende zou hebben behartigd dat verweerder zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 125ter van de Ambtenarenwet zou hebben geschonden.
24. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (de richtlijn), overweegt de rechtbank dat het Hof van Justitie van EG in zijn arrest van 14 september 2000 (ECLI:EU:C:2000:441, Collino en Chiappero/Telecom Italia) uitdrukkelijk heeft aangegeven dat deze richtlijn niet van toepassing is op personen die niet krachtens nationale wetgeving als werknemer bescherming genieten, ongeacht de werkzaamheden die zij uitoefenen. Dit betekent dat eiseres als ambtenaar zijnde zich niet kan beroepen op deze richtlijn en de daarop gebaseerde bepalingen van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
25. Nu het beroep naar het oordeel van de rechtbank – gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 22 is overwogen – gegrond is en het bestreden besluit – voor zover dit besluit betrekking heeft op de termijn waarvoor eiseres in aanmerking komt voor een afkoopsom van verlofuren – dan ook moet worden vernietigd, zal de rechtbank in het kader van een finale geschilbeslechting met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat voor de jaren 2019 tot en met 2023 (vijf jaren) een compensatie wordt gegeven voor verminderde verlofuren in de vorm van een afkoopsom.
26. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit besluit betrekking heeft op de termijn waarover eiseres in aanmerking komt voor een afkoopsom van verlofuren;
  • voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat voor de jaren 2019 tot en met 2023 (vijf jaren) een compensatie wordt gegeven voor verminderde verlofuren in de vorm van een afkoopsom;
  • bepaalt dat deze uitspraak, voor zover de rechtbank zelf in de zaak voorziet, in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen (voorzitter), en mr. P.J.M. Bruijnzeels en mr. E.M.J. Hardy, leden, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier, op 13 juli 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter/voorzitter
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 juli 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.