ECLI:NL:RBLIM:2020:5065

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
03/720005-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van mensenhandel, mishandeling en bezit van verdovende middelen

Op 13 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel, mishandeling en het bezit van verdovende middelen. De verdachte is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak betreft de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018, waarin de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot prostitutie door gebruik te maken van geweld en haar kwetsbare positie. De verdachte heeft het slachtoffer mishandeld, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder botbreuken. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk 32 XTC-tabletten in zijn bezit gehad en is hij schuldig bevonden aan de mishandeling van twee andere slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld op basis van de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder aangiftes, getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720005-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.D. Maessen, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juni 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] ;
Feit 2:opzettelijk aanwezig heeft gehad 32 XTC tabletten;
Feit 3:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 4:[slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Hij verwijst naar de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van de verdachte, waaruit volgt dat [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte en dat de verdachte daar een bijdrage aan leverde. Op grond van die bewijsmiddelen in combinatie met de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] en de bevindingen van de deskundige over het letsel van [slachtoffer 1] is de officier van justitie van mening dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen, onder andere door geweld, tot die prostitutiewerkzaamheden.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk 32 XTC tabletten aanwezig heeft gehad. Hij verwijst naar het proces-verbaal van de doorzoeking, de bekennende verklaring van de verdachte en het rapport van het Nederlands Forensisch instituut waaruit volgt dat het XTC-pillen zijn.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld, op grond van de aangiftes van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Hij is van mening dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van de aangevers dient te worden afgewezen nu daartoe geen noodzaak is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. In de kern is aangevoerd dat aan de hand van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er op enig moment sprake is geweest van uitbuiting van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft haar niet gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden; alles ging op vrijwillige basis en in gezamenlijk overleg. Zij leefden samen van het geld en het geld was vrij toegankelijk voor haar. Het geweld dat er was gedurende hun relatie, kwam van weerszijden en had geen betrekking op de werkzaamheden van [slachtoffer 1] als prostituee. De verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd zijn op cruciale onderdelen tegenstrijdig en feitelijk en aantoonbaar onjuist, zodat deze niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 bepleit de verdediging primair vrijspraak in navolging van een beroep op noodweer en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging vanwege een beroep op noodweerexces. Daartoe is, kort en bondig, aangevoerd dat de verdachte aangevallen werd en zich daarop heeft verdedigd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Ten aanzien van feit 1
Op 7 september 2018 meldde een vrouw genaamd [slachtoffer 1] zich bij een woning aan de [naam straat] in Heerlen en zei tegen de bewoners dat zij was gevlucht. De verbalisanten die ter plaatse kwamen zagen dat [slachtoffer 1] over haar hele lichaam blauwe plekken had en dat zij mank liep. Ze gaf aan dat dit het werk was van [verdachte] . Ze is als de dood voor hem en durfde geen aangifte te doen. [2] Tijdens het informatief gesprek, twaalf dagen later, zagen de verbalisanten dat [slachtoffer 1] diverse blauwe plekken op haar armen, een blauw oog en meerdere duidelijk zichtbare kale plekken tussen haar haren had. [3]
Op 12 november 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel tegen [verdachte] , de verdachte. Zij verklaarde dat zij begin juni 2018 bij de verdachte is ingetrokken omdat zij anders op straat kwam te staan. [slachtoffer 1] en de verdachte gebruikten in de dagen die volgden alcohol en cocaïne dat werd betaald met het geld van haar bankrekening. Na twee weken zei de verdachte: “Het geld is op en ik ga je aanmelden bij een website van seksjobs en je moet maar voor me gaan werken.” Toen zij aangaf dit niet te willen doen, zei de verdachte dat dit het verkeerde antwoord was en kreeg zij klappen. De verdachte heeft toen een advertentie gemaakt op [naam internetsite 1] waarin zij werd aangeboden. Hij heeft daarbij haar e-mailadres en zijn telefoonnummer gebruikt. Zij zag vervolgens ongeveer zeven of acht klanten op een dag en moest soms zes dagen achter elkaar doorwerken. Als zij tegen de verdachte zei dat ze dit werk niet wilde doen, werd ze door hem geslagen. Het contact met de klanten verliep via de verdachte. Bij een telefoongesprek met een klant moest zij het gesprek overnemen en aangeven wat ze allemaal kon betekenen voor de klant; pijpen, seks zonder condoom, anaal, eigenlijk alles. De verdachte heeft haar opgedragen dit tegen de klanten te zeggen. Als ze iets vergat te vertellen en ze had al opgehangen dan begon de verdachte te schelden en kreeg zij weer slaag van hem. De afspraken vonden plaats in de kleine slaapkamer in de woning van de verdachte, maar ook bij de klanten thuis. De verdachte bracht haar dan naar de klant en zei dan dat er wat voor haar dreigde als ze zonder geld bij de klanten vandaan kwam. Het geld dat zij verdiende, gaf zij aan de verdachte. De klanten vroegen soms dingen van haar die ze niet wilde doen, maar toch moest doen van de verdachte. Het ergste wat zij moest doen was seks zonder condoom en anale seks. Hiervoor werd van de klanten niets extra’s gevraagd. Verder heeft ze twee keer een video moeten maken waarin zij naakt met zichzelf speelde. De verdachte stuurde deze dan door naar klanten en ontving hiervoor geld. Zij heeft ook de verdachte moeten pijpen, terwijl hij daarvan video-opnames maakte. Dit moest zij doen om hem als baas te laten zien dat zij dit kon. Ze heeft hem gezegd dat zij dit niet wilde, maar toen pakte hij haar hoofd vast en drukte haar naar beneden.
[slachtoffer 1] verklaarde dat zij eigenlijk een slaaf van de verdachte was. Hij betaalde haar levensonderhoud, want zij had geen geld. Zij mocht van hem pas eten, drinken, slapen of naar het toilet gaan als hij dat goed vond. Hij commandeerde haar steeds en als ze niet deed wat hij wilde, sloeg hij haar.
De verdachte mishandelde haar bijna elke de dag en sloeg haar dan met vuisten, trapte haar en trok haar haren uit haar hoofd met als gevolg blauwe ogen, blauwe benen, een gebroken boven- en onderarm en kale plekken op haar hoofd. De botbreuken in haar armen zijn kort na elkaar toegebracht, mogelijk op dezelfde dag. Alles was toen gekneusd en opgezwollen. Ze kon pas naar het ziekenhuis nadat ze bij de verdachte weg was. Ondanks het letsel aan haar armen, moest zij seks blijven hebben met klanten.
Hij heeft haar nooit alleen gelaten, met uitzondering van de keren dat hij bij zijn ouders at. Zij heeft een keer eerder proberen te vluchten; toen heeft hij haar aan haar haren weer terug gesleept. Op 7 september 2018 heeft [slachtoffer 1] wel kunnen wegkomen van de verdachte toen zij op bezoek waren bij [getuige 1] . De verdachte heeft haar daarna nog gebeld en gezegd dat zij naar huis moest komen, ze was het niet waard om te leven en hij wilde haar vermoorden. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting een deel van wat [slachtoffer 1] heeft verklaard, erkend. Hij verklaarde dat [slachtoffer 1] bij hem in huis is komen wonen omdat zij geen plek had om te verblijven. In het begin gebruikten zij samen drugs en alcoholische drank. Na anderhalve week was het geld op. Met zijn telefoon is er toen een advertentie aangemaakt op [naam internetsite 1] waarbij [slachtoffer 1] werd aangeboden als prostituee. Op die manier konden zij geld verdienen om in hun drugsverslaving te voorzien. Hij reageerde op de reacties van klanten. Daarnaast stelde hij de logeerkamer in zijn woning ter beschikking zodat [slachtoffer 1] de klanten daar kon ontvangen. Ook bracht hij haar naar klanten toe. Verder heeft de verdachte bevestigd dat zij hem heeft gepijpt en dat hij daar een filmpje van heeft gemaakt. Ook heeft hij video’s dat zij met zichzelf speelde naar klanten gestuurd voor geld.
Over 7 september 2018 geeft hij aan dat [slachtoffer 1] en hij samen bij [getuige 1] waren. De verdachte heeft [slachtoffer 1] toen een vuistslag in haar gezicht gegeven en haar bij haar haren gepakt, waarbij het kan zijn dat hij een pluk haar uit haar hoofd trok. [5]
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij bij het aanmaken van de advertentie gebruik heeft gemaakt van [slachtoffer 1] e-mailadres, [naam emailadres] , en zijn telefoonnummer, [nummer gsm] . De tekst van de advertentie luidde volgens hem:
“ [slachtoffer 1] , 36 lentes jong , lekker geil…. Wat prijzen en wat tekst”. [6]
Uit onderzoek blijkt dat op 27 juni 2018 op de internetsite [naam internetsite 1] een seksadvertentie is aangemaakt waarbij ene [slachtoffer 1] van 36 jaar zichzelf aanbiedt. De tekst van deze advertentie luidt als volgt: “
. Leuke lieve geile meid van 36 jaar doe vrijwel vanalles ook pijpen zonder condoom en alles is bespreekbaar. Liever even bellen of appen voor contact je kunt ook een bericht sturen heb bijna altijd tijd van smorgens tot avonds en ben echt geil wil lekker geneukt worden wie o wie komt langs, kan ontvangen en verplaatsen[…]”. [7] Op 1 september 2018 is de advertentie offline gehaald. [8] Een dag eerder, 26 juni 2018, is er op de internetsite [naam internetsite 2] eenzelfde soort seksadvertentie geplaatst. Ook hier stond bij de gebruikersgegevens het e-mailadres van [slachtoffer 1] en het telefoonnummer van de verdachte vermeld. [9]
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en de verdachte vast dat [slachtoffer 1] in de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018 prostitutiewerkzaamheden verrichtte en dat de verdachte daarbij een rol speelde. De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van mensenhandel moet beantwoorden, is of er sprake is geweest van dwang door de verdachte op [slachtoffer 1] tot het verrichten van die prostitutiewerkzaamheden. Op dat punt lopen de verklaringen van [slachtoffer 1] en de verdachte uiteen. Volgens [slachtoffer 1] werd zij door de verdachte onder andere met geweld gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. De verdachte zegt echter dat [slachtoffer 1] zelf het voorstel deed om zich te prostitueren en dat alles wat daarop volgde vrijwillig en in gezamenlijk overleg plaatsvond. De ruzies die er onderling waren en waarbij over en weer is geslagen, waren niet gerelateerd aan prostitutie. Hij heeft haar in zijn ogen geen letsel toegebracht. Ook heeft hij nooit - anders dan een blauw plekje – letsel bij haar gezien.
De rechtbank neemt in haar oordeel, naast de hiervoor genoemde aangifte van [slachtoffer 1] en verklaring van de verdachte, de volgende bewijsmiddelen in overweging.
[slachtoffer 1] heeft op 17 september 2018 in het Zuyderland ziekenhuis en 21 september 2018 in het ziekenhuis Rhein-Maas Klinikum röntgenfoto’s laten maken. Deze foto’s zijn door een deskundige, prof. [naam 1] , op 12 augustus 2019 bekeken en geanalyseerd. Hij stelt vast dat onder andere haar linker onderarm (ellepijp) en de linker hand (middenhandsbeentje) gebroken zijn geweest. In de rechterbovenarm zijn verkalkingen te zien. De letsels aan de bovenarm zijn ontstaan door een externe heftige geweldsinwerking, zoals slaan, vallen of stoten. De verkalkingen die bij de letsels te zien zijn, zijn na zes tot acht weken zichtbaar.
De fractuur van de onderarm kan duiden op afweerletsel en past bij een heftige directe geweldsinwerking. De fractuur aan de hand kan verklaard worden door een stoot tegen de gesloten vuist en past bij heftige directe geweldsinwerking. De letsels aan de onderarm en de hand vertonen uitgebreide kalkvorming als uiting van het genezingsproces. Wanneer een fractuur niet wordt gefixeerd kan de genezing langer duren. Normaal geneest een fractuur van de onderarm binnen acht tot tien weken en een fractuur aan een middenhandsbeentje binnen vier tot zes weken. De eerste kalkvorming bij deze breuken is zichtbaar vanaf tien tot twaalf dagen. Geconstateerd wordt dat de letsels van de bovenarm, onderarm en hand kunnen zijn ontstaan in de periode tussen 1 juni en 21 september 2018. [10]
De getuige [getuige 1] verklaarde dat de verdachte bij hem op bezoek was in de nacht van 6 op 7 september 2018 om bier te drinken en coke te snuiven. Hij had een meisje genaamd [slachtoffer 1] bij zich. [getuige 1] herkende tijdens het getuigenverhoor [slachtoffer 1] op een foto en gaf aan dat dit het meisje was dat de verdachte die avond bij zich had. Vanaf het moment dat ze binnenkwamen, zei de verdachte over [slachtoffer 1] : “Dat is mijn hoer. Die verdient geld voor mij.” Hij bepaalde waar ze moest gaan zitten. Verder noemde hij haar steeds stom wijf en kut hoer. Ook schold hij haar een keer uit en vroeg haar of de telefoon wel aanstond, want zij moest geld verdienen. Ze mocht van hem niet veel praten. Als ze iets wilde zeggen of vroeg om iets te drinken of eten, dan zei hij altijd: “hou je bek hoer, je krijgt niks.” Ook mocht ze van hem niet naar het toilet. Ze leek heel onzeker en bang. Haar benen waren helemaal blauw en op haar linkerarm had zij een vrij grote blauw/gele plek ter grootte van een hand. Op het moment dat de verdachte door had dat [slachtoffer 1] toch iets had gedronken, gaf de verdachte haar een echte kaakslag; hij haalde uit met een vuist en raakte haar in haar gezicht, tussen de oogkas en de mondhoek. Hierdoor viel haar kunstgebit uit haar mond. [getuige 1] heeft toen de verdachte zijn huis uitgezet en tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze naar een blijf-van-mijn-lijfhuis moest gaan. Haar oog was toen helemaal aan het opzwellen. Ze was heel erg bang, bijna geen persoon meer. Ze zag er zwaar toegetakeld uit. Op de vraag of [slachtoffer 1] de verdachte ook heeft geslagen, verklaarde [getuige 1] dat dit absoluut niet het geval is; [slachtoffer 1] durfde geen vinger naar de verdachte uit te steken, ze was doodsbang voor hem. De volgende dag heeft de verdachte hem nog meerdere keren gebeld en ook is hij nog langs de deur geweest. Hij vroeg dan steeds wat er met zijn hoer was gebeurd en waar zijn hoer was gebleven. [11]
De rechtbank ziet in het procesdossier en op basis van het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 1] .
[slachtoffer 1] is vertrokken bij [getuige 1] en heeft aangebeld bij onder andere de woning aan de [naam straat] te Heerlen. [12] De bewoonster [getuige 2] verklaarde daarover dat er een vrouw huilend aan de deur stond die vroeg of zij haar konden helpen. Ze was gevlucht van een man en vroeg of ze de opvang mocht bellen. Ze durfde niet met haar eigen telefoon te bellen omdat zij bang was dat de man haar op die manier kon traceren. Ze was helemaal overstuur. Haar arm was helemaal kapot, blauw en geschaafd. Ze kon hem niet meer omhoog krijgen en had pijn. Verder had ze een kale plek met een doorsnede van zeven à acht centimeter op de achterzijde van haar hoofd waar de man haar haren uit haar hoofd had getrokken. [13]
De getuige [getuige 5] verklaarde dat hij eens bij de verdachte thuis was en zag dat [slachtoffer 1] behoorlijk werd gecommandeerd door de verdachte. Hij zag dat [slachtoffer 1] blauwe plekken had en dat haar haren eruit waren getrokken. Ze gaf aan dat de verdachte dit had gedaan. Hij zag dat ze heel erg bang was. [14]
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van [slachtoffer 1] , namelijk dat [slachtoffer 1] gedurende de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018 stelselmatig is mishandeld en bedreigd met geweld door de verdachte en dat hij bepaalde wat zij moest doen, wordt ondersteund door de voornoemde bewijsmiddelen.
Uit de bevindingen van de deskundige volgt immers dat de letsels aan de rechter bovenarm, linker onderarm en hand van [slachtoffer 1] - terugrekenend vanaf 21 september 2018 en met het genoemde aantal weken zichtbare verkalking - in de periode van juni tot begin augustus 2018 kunnen zijn ontstaan. Aanwijzingen dat [slachtoffer 1] voor 1 juni 2018 op andere wijze dit letsel heeft opgelopen, ontbreken. Verder heeft de getuige [getuige 5] in die periode blauwe plekken en uitgetrokken haren bij [slachtoffer 1] gezien. Daarnaast zag [getuige 1] op 6 september 2018 bij binnenkomst van [slachtoffer 1] in zijn woning dat haar benen helemaal blauw waren en dat er op haar linkerarm een grote blauwe/gele plek zat. Verder namen de verbalisanten en [getuige 3] op 7 september 2018 waar dat [slachtoffer 1] mank liep, haar arm niet kon optillen en over het hele lichaam blauwe plekken had. Deze letsels kunnen niet verklaard worden door de mishandeling in de nacht van 6 op 7 september 2018 bij [getuige 1] in de woning, nu de verdachte [slachtoffer 1] toen ‘alleen maar’ in haar gezicht geslagen en haar haren eruit heeft getrokken. De andere letsels moeten dus al eerder zijn toegebracht.
Dat de verdachte geen letsel heeft toegebracht bij [slachtoffer 1] en dat hem, anders dan een blauw plekje, geen letsel is opgevallen bij [slachtoffer 1] in de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018, acht de rechtbank op basis van het voorgaande ongeloofwaardig.
In het licht van bovenstaande hecht de rechtbank geloof aan de verklaring van [slachtoffer 1] en zal deze bij haar bewezenverklaring als uitgangspunt nemen.
Conclusie
Gelet op voormelde bewijsmiddelen en overwegingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich in de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] . Hij heeft een advertentie van [slachtoffer 1] op de website [naam internetsite 1] geplaatst, haar gedwongen, tegen haar wil in, om als prostituee te werken, haar mishandeld als zij aangaf niet als prostituee te willen werken, waaraan zij blauwe plekken en botbreuken overhield, zijn woning ter beschikking gesteld zodat zij klanten kon ontvangen, haar naar klanten gebracht, haar gedwongen seks zonder condoom en anale seks te hebben met klanten, haar gedwongen het door haar verdiende geld dat werd betaald voor de seksuele diensten af te geven, haar gedwongen naakt met zichzelf te spelen, waarvan hij een filmpje maakte en vervolgens opstuurde naar klanten, die daarvoor geld betaalden, en een video opname met zijn telefoon gemaakt, terwijl [slachtoffer 1] hem, tegen haar wil, pijpte.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] hiermee, telkens door dwang, geweld, dreiging met geweld en door misbruik te maken van haar kwetsbare positie: vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] , gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het procesdossier onvoldoende bewijs dat de verdachte, met het oogmerk [slachtoffer 1] te dwingen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, een seksuele relatie met haar is aangegaan en haar kunstgebit en andere bezittingen heeft afgenomen. Bovendien heeft [slachtoffer 1] verklaard dat er geen seksuele relatie tussen haar en de verdachte was.
3.3.2
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), nu de verdachte het tenlastegelegde onder feit 2 ter terechtzitting van 29 juni 2020 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 4 april 2018 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad 32 XTC tabletten, op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2020 [15] ;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 5 april 2019 [16] ;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 mei 2019 [17] .
3.3.3
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
Op 9 mei 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling gepleegd door de verdachte. Hij verklaarde dat hij tussen 6 en 7 mei 2018 samen met [slachtoffer 3] en [naam 2] op bezoek was bij de verdachte. Het was een gezellige avond totdat de cocaïne op was. De verdachte werd verbaal agressief en schopte zijn hondje aan de kant. Toen [slachtoffer 2] naar het hondje liep om deze te knuffelen, liep de verdachte naar [slachtoffer 2] toe en sloeg hem met een gebalde vuist op zijn neus. [slachtoffer 2] voelde hevige pijn en het bloed liep van zijn neus af. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat de verdachte [slachtoffer 3] sloeg en schopte. Dit duurde ongeveer twee minuten. Vervolgens hebben zij de woning verlaten. [18] Het letsel van [slachtoffer 2] wordt bevestigd door de foto van zijn gezicht, die bij het proces-verbaal van aangifte is gevoegd. [19]
Ook [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van mishandeling gepleegd door de verdachte. Samen met [slachtoffer 2] en [naam 2] was hij bij de verdachte thuis tussen 6 en 7 mei 2018 om cocaïne te gebruiken. Toen de cocaïne op was, begon de verdachte zijn hond hard te schoppen. Hij, [slachtoffer 2] en [naam 2] probeerden de verdachte te kalmeren. Daarop begon de verdachte hem en [slachtoffer 2] te slaan. De verdachte heeft [slachtoffer 3] meerdere malen getrapt en geslagen met zijn vuisten. Nadat [slachtoffer 3] op de grond viel, bleef de verdachte hem trappen en slaan. [slachtoffer 3] heeft hierdoor letsels aan zijn ogen en linker onderbeen en ondervond hevige pijn. Vervolgens heeft de verdachte een broodmes uit de keukenlade gehaald en begon hiermee te zwaaien. Daarop hebben zij de woning verlaten. [20] Het letsel van [slachtoffer 3] wordt bevestigd door foto’s van zijn arm, been en gezicht, die zich bevinden in het procesdossier. [21] Daarnaast is op 7 mei 2018 in het ziekenhuis vastgesteld dat [slachtoffer 3] een zwelling had van zijn rechter oog en een blauwe plek op zijn linker onderbeen. [22]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in een ruzie [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft geslagen en dat hij [slachtoffer 3] ook heeft getrapt. [23]
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 2] , eenmaal met gebalde vuist tegen de neus heeft geslagen en [slachtoffer 3] meermalen met gebalde vuist heeft geslagen en meermalen heeft getrapt.
Noodweer(exces)?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 3 en feit 4 dient te worden vrijgesproken, althans dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu aan hem een beroep op noodweer(exces) toekomt. De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 juni 2020 verklaard dat hij zich heeft moeten verdedigen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wilden zijn huis niet verlaten waarop een ruzie ontstond. Hij werd toen door [slachtoffer 3] aangevallen. Nadat hij [slachtoffer 3] had geslagen en getrapt, pakte [slachtoffer 3] een groot mes uit de keuken. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich moest verdedigen tegen een aanval van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] , waarbij niet de verdachte maar zij een mes hadden getrokken. Verdachte handelde uit zelfverdediging toen hij [slachtoffer 2] met een vuistslag raakte op zijn neus en [slachtoffer 3] op zijn been trapte.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de noodzakelijke verdediging geboden is. Het is op grond van vaste jurisprudentie aan de verdediging om de feitelijke toedracht waarop het verweer is gebaseerd, aannemelijk te maken. Hierin is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Het verhaal van de verdachte en dat van zijn raadsman wordt pas op de zitting naar voren gebracht, is niet onderbouwd met objectieve gegevens, staat lijnrecht tegenover de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen en bevat tegenstrijdigheden en onduidelijkheden over wie de verdachte zou hebben aangevallen met een mes en op welk moment dit is geweest.
De beslissing op het voorwaardelijk getuigenverzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting een voorwaardelijke getuigenverzoek gedaan. Dit verzoek luidde dat - mocht de rechtbank de verklaringen van de aangevers voor het bewijs gaan gebruiken - de verdediging de aangevers als getuigen wenst te horen over de gang van zaken ter plekke alsmede hetgeen zij daaromtrent ten overstaande van de politie hebben verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de raadsman zijn voorwaardelijke verzoek tot het horen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet anders heeft onderbouwd dan met de stelling dat hij hen wil ondervragen over de gang van zaken ter plekke. Hiervoor is overwogen dat de door verdachte gestelde feitelijke gang van zaken niet duidelijk en te tegenstrijdig is om een noodweersituatie aannemelijk te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek onvoldoende is onderbouwd en de noodzaak tot het horen van de aangevers als getuigen niet is gebleken. Het verzoek wordt afgewezen.
Een noodweersituatie is niet aannemelijk geworden, zodat het beroep op noodweer wordt verworpen. Dientengevolge komt verdachte evenmin een beroep op noodweerexces toe.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 juni 2018 tot en met 7 september 2018 in het arrondissement Limburg [slachtoffer 1] , telkens door dwang, geweld, door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (sub 9°),
hierin bestaande dat hij
- een advertentie van [slachtoffer 1] heeft geplaatst op de website [naam internetsite 1] en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen, tegen haar wil in, om als prostituee te werken en
- [slachtoffer 1] heeft mishandeld, waaraan zij blauwe plekken en botbreuken overhield, als zij aangaf niet als prostituee te willen werken en
- zijn woning ter beschikking heeft gesteld zodat [slachtoffer 1] klanten kon ontvangen en
- [slachtoffer 1] naar klanten heeft gebracht en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen seks zonder condoom en anale seks te hebben met klanten en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen het door haar verdiende geld dat werd betaald voor de seksuele diensten af te geven en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen naakt met zich zelf te spelen, waarvan hij een filmpje maakte en vervolgens opstuurde naar klanten, welke daarvoor geld betaalden en
- een video opname met zijn telefoon heeft gemaakt, terwijl [slachtoffer 1] hem, tegen haar wil, pijpte;
2.
op 4 april 2019, in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 XTC tabletten bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
in de periode van 6 mei 2018 tot en met 7 mei 2018, in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2] , eenmaal met gebalde vuist tegen de neus heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
in de periode van 6 mei 2018 tot en met 7 mei 2018, in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3] , meermalen met gebalde vuist heeft geslagen en meermalen heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
mensenhandel
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 3:
mishandeling
T.a.v. feit 4:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek van het voorarrest. Hij heeft de gevolgen die de mensenhandel op [slachtoffer 1] heeft gehad benadrukt en aangevoerd dat een periode van iets meer dan twee maanden relatief kort lijkt, maar dat dit voor [slachtoffer 1] niet zo heeft gevoeld. Bij het bepalen van de hoogte van zijn strafeis heeft de officier van justitie als strafverzwarende omstandigheden voor feit 1 verder meegenomen: het intensieve ongewenste seksuele contact, het onveilige karakter ervan, het geweld, het feit dat [slachtoffer 1] al haar geld af moest staan, het feit dat ze in het bijzijn van anderen werd vernederend, het feit dat haar medische zorg werd onthouden en de houding van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een straf op te leggen die maakt dat de verdachte op korte termijn in vrijheid wordt gesteld. Over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte merkt hij op dat de verdachte aan zijn toekomst wil werken en bereid is alle hulp te accepteren die hij nodig heeft. De verdachte heeft huisvesting en zicht op werk na zijn invrijheidsstelling. Verder is hij afgekickt van het gebruik van verdovende middelen. Ook is zijn schuldenlast zo goed als volledig weggewerkt.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, dat er sprake is van een relatief korte pleegperiode en dat de prostitutie uit geldnood was veroorzaakt vanuit een affectieve relatie, die nu is verbroken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de XTC tabletten voor eigen gebruik waren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , onder meer door geweld te gebruiken en misbruik te maken van haar kwetsbare positie. De verdachte bood [slachtoffer 1] begin juni 2018 onderdak aan toen zij op straat dreigde te belanden. Na twee weken excessief gebruik van onder andere cocaïne door de verdachte en [slachtoffer 1] , was het geld op en veranderde de sfeer. De verdachte dwong haar toen tot prostitutie om met die verdiensten te kunnen voorzien in hun behoefte aan cocaïne. [slachtoffer 1] weigerde dit, maar dat werd door de verdachte met geweld de kop ingedrukt. Onder druk van geweld heeft [slachtoffer 1] tien weken en drie dagen prostitutiewerkzaamheden verricht totdat zij de verdachte wist te ontvluchten. De verdachte maakte de seksadvertentie, nam de telefoon op als een klant belde, maakte de afspraken en ontving het verdiende geld. [slachtoffer 1] zag tot wel zeven of acht klanten op een dag en moest soms wel zes dagen achter elkaar werken. Zij mocht geen klanten weigeren en moest akkoord gaan met alles wat de klant wilde, waaronder seks zonder condoom en anale seks. Ondertussen werd zij bijna elke dag mishandeld door de verdachte, hetgeen resulteerde in blauwe ogen, blauwe benen, kale plekken op haar hoofd waar het haar uit was getrokken en twee gebroken armen, waarmee zij niet naar het ziekenhuis kon. Zelfs met haar gebroken armen moest [slachtoffer 1] klanten blijven zien. De verdachte had [slachtoffer 1] volledig in zijn macht en maakte haar tot zijn slaaf. Hij bepaalde wanneer ze mocht drinken, eten, slapen en naar het toilet mocht. Hij was altijd bij haar in de buurt en hield haar op die manier gevangen. Treffend voor de gehele situatie vindt de rechtbank de opmerkingen van de omstanders [getuige 1] en [getuige 3] :
“Ik wil (…) zeggen dat ik zoiets onmenselijks niet eerder heb meegemaakt”en
“het leek alsof die vrouw onder een trein was gekomen”.
De verdachte gebruikte in die tijd veel cocaïne in combinatie met alcohol. Dit zorgde ervoor dat de verdachte in een tikkende tijdbom veranderde die elk moment van de dag kon ontploffen. Het geweld dat dan volgde, zorgde ervoor dat de verdachte [slachtoffer 1] alles kon laten doen wat hij wilde, met name het verrichten van prostitutiewerkzaamheden zodat hij geld had voor drugs. Steeds stond alleen het persoonlijke belang van de verdachte, bestaande uit financieel gewin en drugsgebruik, voorop. Daarbij werd [slachtoffer 1] gereduceerd tot een voorwerp en een verdienmodel. Een ergere vorm van minachting is welhaast niet denkbaar. Met zijn handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarmee hij een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en daarmee een grove inbreuk op haar fundamentele rechten. In het bijzonder de omstandigheden dat zij stelselmatig ernstig werd mishandeld, geen mogelijkheid had om de situatie te ontvluchten en afhankelijk was van hem voor eten, drinken en drugs, is ernstig.
De verdachte schetst ter terechtzitting een mooi plaatje over hoe goed het met hem gaat en dat wringt. Dat wringt omdat [slachtoffer 1] na twee jaar nog bezig is met de nasleep van dit feit; zij is bijna een jaar lang in klinieken opgenomen voor het opgelopen psychische letsel en heeft in die tijd vijf suïcidepogingen ondernomen. Ook heeft zij nog een operatie moeten ondergaan om met een bottransplantatie en het inbrengen van implantaten de breuk in haar onderarm te herstellen. In haar slachtofferverklaring heeft zij dat verwoord.
[slachtoffer 1] is niet het enige slachtoffer van de verdachte. Hij heeft zich namelijk in mei 2018 ook schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Ook toen ontplofte de verdachte na het gebruik van cocaïne en alcohol en ontstak hij in geweld, waarbij eerst zijn hond en later [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als boksbal dienst deden.
De verdachte heeft zich verder nog schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 32 XTC tabletten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet worden volstaan met een andere sanctie dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 11 juni 2020 waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 18 juni 2020. Hieruit blijkt dat de reclassering het risico op recidive, letselschade en onttrekking inschat als gemiddeld. De verdachte gebruikt al vanaf jonge leeftijd veel drugs, maar zou nu tijdens zijn voorarrest abstinent zijn. De reclassering verwacht een terugval in middelengebruik en delictgedrag als de verdachte na zijn detentie terugvalt in korte termijn denken. Zij adviseren een onvoorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, die ervoor moeten zorgen dat de kans op recidive wordt beperkt.
De rechtbank komt, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, tot een gevangenisstraf van een aanzienlijk kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist. De eis van de officier van justitie past meer bij een zaak waarin sprake is van mensenhandel met meerdere slachtoffers. Dat is hier niet het geval.
Op grond van de ernst van de feiten, de veelvuldige mishandelingen en de impact die het handelen van de verdachte heeft gehad op [slachtoffer 1] , acht de rechtbank in dit geval passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals die zijn geformuleerd door de reclassering, te weten: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod en contactverbod. De rechtbank acht deze voorwaarden van belang om het recidivegevaar in te perken.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 68.025,00 terzake van feit 1.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 47.325,00 aan materiële schade, bestaande uit de afgedragen inkomsten uit prostitutie van € 37.125,00 en de vergoeding voor ziekenhuisopnames van € 10.200,00.
Afgedragen inkomsten uit prostitutie.
Voor het bepalen van de hoogte van de inkomsten uit prostitutie is verwezen naar het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 30 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:11282, waarin wordt uitgegaan van een inkomen van € 300,00 per dag. De benadeelde partij heeft dit bedrag voor de onderhavige zaak verhoogd naar € 375,00. Nu de benadeelde 99 dagen (de ten laste gelegde periode) is gedwongen om als prostituee te werken, heeft zij dus (€ 375,00 x 99 dagen) € 37.125,00 aan inkomsten uit de prostitutie afgedragen aan de verdachte.
Vergoeding voor ziekenhuisopnames.
Voor de vergoeding voor ziekenhuisopnames is de benadeelde partij uitgegaan van een daggeldvergoeding van € 30,00 per dag van opname in een ziekenhuis, conform De Letschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding. Nu de benadeelde 340 dagen is opgenomen in een ziekenhuis, vordert de benadeelde partij een bedrag van (€ 30,00 x 340 dagen) € 10.200,00.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 20.700,00 aan immateriële schade. De immateriële schade is onderbouwd met een beschrijving van het fysieke en psychische letsel van de benadeelde, medische stukken en vergelijkbare jurisprudentie. Ten aanzien van het fysieke en psychische letsel heeft de benadeelde partij aangevoerd dat de benadeelde drie botbreuken heeft opgelopen door het toegepaste geweld door de verdachte. De benadeelde is voor de breuk aan haar ellepijp geopereerd. De benadeelde is verder langdurig intramuraal behandeld voor het psychische letsel dat zij als gevolg van het feit heeft opgelopen. Er is onder meer geconstateerd dat de benadeelde een posttraumatische stressstoornis heeft.
De benadeelde partij heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Materiële schade
Afgedragen inkomsten uit prostitutie.
De officier van justitie acht een bedrag van € 31.800,00 toewijsbaar voor de afgedragen inkomsten uit de prostitutie. Hij neemt aan dat de benadeelde vijf klanten per dag zag en vijf dagen in de week werkte, gedurende de periode van 26 juni 2018, de dag waarop de seksadvertentie op [naam internetsite 2] is aangemaakt, tot en met 7 september 2018. Zij heeft dan 53 dagen gewerkt. Naar schatting verdiende zij € 600,00 per dag. In totaal heeft zij dus € 31.800,00 aan inkomsten voor de verdachte gegenereerd.
Vergoeding voor ziekenhuisopnames.
De officier acht de gevorderde vergoeding voor de ziekenhuisopnames redelijk en billijk en zodoende voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
De officier van justitie acht een bedrag van € 20.700,00 aan immateriële schade redelijk en billijk en zodoende voor toewijsbaar vatbaar.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 1.
Subsidiair bepleit de verdediging niet-ontvankelijkheid van de vordering benadeelde partij omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De raadsman voert daartoe aan dat de vordering van de benadeelde partij niet is aangekondigd en dat hij de vordering van de benadeelde partij dusdanig laat heeft ontvangen dat hij deze niet met de verdachte heeft kunnen bespreken. De rechtbank leest daarin dat de raadsman ook heeft willen bepleiten dat hij zelf onvoldoende tijd heeft gehad om de vordering te bestuderen.
Meer subsidiair bepleit de verdediging niet-ontvankelijkheid van de vordering benadeelde partij omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Over de gevorderde materiële schade merkt de raadsman op dat er geen bedragen worden genoemd, dat er geen concrete stukken zijn aangeleverd en dat er een berekening lijkt te ontbreken. Over de gevorderde immateriële schade merkt hij op dat de aangehaalde jurisprudentie op cruciale onderdelen onvergelijkbaar is. Verder is onvoldoende aangetoond dat het handelen van de verdachte de rechtstreekse psychische schade van de benadeelde heeft veroorzaakt. Zij had immers in het verleden al (verslavings)problematiek.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Onevenredige belasting van het strafgeding?
In artikel 361, derde lid, Sv is als belemmering voor de ontvankelijkheid opgenomen het criterium dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding mag opleveren. De rechtbank stelt vast dat de raadsman drie dagen de tijd heeft gehad om de vordering van de benadeelde partij te bestuderen en te bespreken met de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet dusdanig ingewikkeld dat de raadsman meer tijd voor bestudering behoefde. Dat de vordering niet is aangekondigd, doet daar niets aan af nu dit geen wettelijk vereiste is.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering.
Materiële schade
Aan de benadeelde is door het bewezen verklaarde strafbare feit 1 rechtstreeks schade toegebracht.
Afgedragen inkomsten uit prostitutie.
Voor het bepalen van de hoogte van de inkomsten uit prostitutie zal de rechtbank, conform de berekening van de officier van justitie, ervan uitgaan dat de benadeelde in de periode van 26 juni 2018 tot en met 7 september 2018 vijf dagen per week als prostituee werkte en inkomen genereerde voor de verdachte. In totaal betreft het 53 dagen. De officier van justitie schat het bedrag dat de benadeelde per dag heeft verdiend op € 600,00. De rechtbank acht de uitgangspunten van de officier, namelijk dat [slachtoffer 1] gemiddeld 5 klanten per dag had, mede gezien de verklaring van de verdachte zelf daarover, redelijk, zodat de schatting van verdiensten van € 600,00 per dag ook als redelijk kan worden aangemerkt. De rechtbank neemt echter ook mee in haar overweging dat een deel van de verdiensten van [slachtoffer 1] is besteed aan verdovende middelen voor haar zelf en uitgaven ten behoeve van voeding en wonen voor haar. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank daarmee redelijk.
Op grond van de voorgaande uitgangspunten, komt de rechtbank uit op een (geschat) bedrag van (53 dagen x € 375,00) € 19.875,00 dat de benadeelde heeft verdiend en heeft afgedragen aan de verdachte. Die rechtbank wijst dit bedrag toe. Het resterende bedrag aan gevorderde afgedragen inkomsten uit prostitutie van € 17.250,00, verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk.
Vergoeding voor ziekenhuisopnames.
Op basis van de overgelegde bijlagen stelt de rechtbank vast dat de benadeelde psychisch letsel heeft opgelopen door feit 1. De benadeelde is in totaal 340 dagen opgenomen in een ziekenhuis of kliniek (bijlage 13). De rechtbank zal evenals de benadeelde partij voor het vaststellen van de daggeldvergoeding de Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding volgen. De normbedragen voor een dagopname in een ziekenhuis of in een revalidatievoorziening, zijn bepaald op € 30,00 respectievelijk € 15,00 per dag.
Voor de tijd die de benadeelde in ‘LVR, Klinik für psychiatrie, psychotherapie und psychosomatik’ en ‘Fachklinik für Psychiatrie und Psychotherapie der Marienborn” (bijlagen 4 t/m 9) heeft doorgebracht, hanteert de rechtbank de daggeldvergoeding voor opname in een revalidatievoorziening. De rechtbank acht, op basis van de bijlagen, de behandelingen die de benadeelde daar heeft ondergaan voor haar psychische problematiek in samenhang bezien met de lange duur van de opnames, meer passen bij een revalidatietraject dan bij een opname in het ziekenhuis voor ernstig letsel. De rechtbank bepaalt de daggeldvergoeding op een bedrag van in totaal (197 dagen x € 15,00) € 2.955,00.
Voor de tijd die de benadeelde in ‘Krankenhaus Düren’ (bijlage 10) heeft doorgebracht, hanteert de rechtbank de daggeldvergoeding voor opname in een ziekenhuis. De benadeelde is daar voor korte duur onder dwang verzorgd voor haar psychische problematiek. De rechtbank bepaalt de daggeldvergoeding op een bedrag van in totaal ( 9 dagen x € 30,00) € 270,00.
De rechtbank is van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen feit 1 en de opname voor 134 dagen in ‘Gut Zissendorf Fachklinik’ (bijlage 12) anderhalf jaar later onvoldoende is onderbouwd. Uit de bijlage volgt immers dat de benadeeld enkel is behandeld voor haar drugsverslaving en niet voor psychische problematiek. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag voor deze opname niet voor toewijzing vatbaar is en wijst het gevorderde bedrag van € 4.020,00 af.
De rechtbank komt na een optelling van bovengenoemde bedragen uit op een bedrag van € 3.225,00 aan vergoeding voor ziekenhuisopnames
.
Conclusie.
De rechtbank wijst in totaal een bedrag toe van
€ 23.100,00aan materiële schade, met oplegging van de wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend vanaf 7 september 2018 voor de afgedragen inkomsten uit prostitutie en vanaf 14 december 2018 (de laatst meegenomen opname) voor de vergoeding voor ziekenhuisopnames. Daarnaast zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het wetboek van strafrecht opleggen zodat de Staat voor de benadeelde de schadevergoeding kan incasseren. De rechtbank verklaart de vordering betreffende de afgedragen inkomsten uit prostitutie tot het bedrag van € 17.250,00 niet-ontvankelijk en wijst het niet toegewezen deel van de vordering ter zake de daggeldvergoedingen voor ondergane opnames af.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Daarvan is hier sprake. Reeds om die reden kan de benadeelde aanspraak maken op smartengeld. Daarnaast heeft de benadeelde als gevolg van feit 1 ook psychisch letsel waarvoor zij ook langdurig is behandeld. Zo heeft zij last van depressieve perioden zonder psychotische symptomen, suïcidegedachten en een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank houdt er rekening mee dat de benadeelde al problematiek kende vóór het ten laste gelegde, maar het strafbare feit heeft die problematiek in ieder geval verergerd en kan als zodanig ook het geconstateerde geestelijke letsel in zijn geheel hebben veroorzaakt.
De vraag is vervolgens hoe hoog de vergoeding ter zake van smartengeld moet zijn.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek draagt de rechter op voor ander nadeel dan vermogensschade een schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen in enig van de limitatief opgesomde gevallen. Bij het bepalen van de omvang van deze vergoeding geniet de rechter grote vrijheid. De rechtbank heeft bij de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding gelet op de in vergelijkbare gevallen toegekende bedragen. Zij acht, gelet daarop, een bedrag van € 10.000,00 billijk. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Conclusie.
De rechtbank wijst toe een bedrag van
€ 10.000,00aan immateriële schade, met oplegging van de wettelijke rente vanaf 7 september 2018. Daarnaast zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het wetboek van strafrecht opleggen zodat de Staat voor de benadeelde de schadevergoeding kan incasseren. De rechtbank wijst de vordering af voor een bedrag van € 10.700,00.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG reclassering Limburg Mondriaan op het adres Meezenbroekerweg 1, 6412 VK te Heerlen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie (leefstijltraining) of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt, veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt, behandelen door Ambulante Verslavingszorg Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. De reclassering kan dan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
e veroordeelde werkt mee aan woonbegeleiding bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [slachtoffer 1] (verdere gegevens bekend bij Openbaar Ministerie Limburg), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33.100,00, bestaande uit € 23.100,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade;
- bepaalt dat het bedrag aan vergoeding voor ziekenhuisopnames van € 3.225,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat het bedrag van € 29.875,00, bestaande uit afgedragen inkomsten uit prostitutie (€ 19.875,00) en immateriële schade (€ 10.000,00), dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 7 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin haar vordering ten aanzien van het resterende bedrag aan afgedragen inkomsten prostitutie, te weten een bedrag van € 17.250,00;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige
af, te weten een bedrag van € 14.720,00;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte op
de verplichting op tot betaling aan de Staatten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 33.100,00 en bepaalt dat het bedrag € 3.225,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening en dat het bedrag van € 29.875,00 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 7 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 200 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2020.
Buiten staat
mr. C. Wapenaar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2018 tot en met 07 september 2018 in de gemeente Heerlen en/of op andere plaatsen, in elk geval in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een ander te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- ( telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- ( telkens) heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevooroordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij (onder andere)
- een (seksuele) relatie is aan gegaan met [slachtoffer 1] en/of
- een advertentie van [slachtoffer 1] heeft geplaatst op de website [naam internetsite 1] en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen, tegen haar wil in, om als prostituee te werken en/of
- van [slachtoffer 1] haar zorgpas en/of haar Duitse identiteitskaart en/of haar telefoon en/of haar bovengebit heeft afgenomen en/of
- [slachtoffer 1] (dagelijks) heeft mishandeld, waaraan zij blauwe plekken en/of
botbreuken overhield, als zij aangaf niet als prostituee te willen werken en/of
- zijn woning ter beschikking heeft gesteld zodat [slachtoffer 1] klanten kon ontvangen en/of
- [slachtoffer 1] naar klanten heeft gebracht en/of
- [slachtoffer 1] heeft verplicht geen klanten te weigeren en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen seks zonder condoom en/of anale seks te hebben met klanten en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen het door haar verdiende geld dat werd betaald voor de seksuele diensten af te geven en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen naakt met zich zelf te spelen, waarvan hij een filmpje maakte en vervolgens opstuurde naar klanten, welke daarvoor geld betaalden en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal een video opname(n) met zijn telefoon heeft gemaakt, terwijl [slachtoffer 1] hem, tegen haar wil, pijpte;
2.
hij op of omstreeks 04 april 2019, in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 XTC tabletten (3,4-methyleendioxymethamfetamine [MDMA]-tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (3,4-methyleendioxymethamfetamine [MDMA]), zijnde XTC (3,4-methyleendioxymethamfetamine [MDMA]) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2018 tot en met 07 mei 2018, in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ) meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) tegen de neus heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2018 tot en met 07 mei 2018, in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ) meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal heeft
getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (LB), proces-verbaalnummer LBRCC18013, gesloten d.d. 20 mei 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 768.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2019, pagina 108.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2018, pagina 111.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 12 november 2018, pagina’s 116 t/m 122 in samenhang met het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 13 november 2018, pagina’s 141 t/m 149.
5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2020 afgelegd.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2019, pagina’s 706 en 707.
7.Proces-verbaal van bevindingen ontvangen gegevens [naam internetsite 3] , bijlages 2 t/m 5, pagina 205.
8.Proces-verbaal van bevindingen ontvangen gegevens [naam internetsite 3] , bijlages 2 t/m 5, pagina’s 192 t/m 201.
9.Proces-verbaal van bevindingen [naam internetsite 2] advertentie, pagina’s 222 t/m 224.
10.Aanvullend proces-verbaal op procesdossieronderzoek FERMO/LBRCC18013 d.d. 26 augustus 2019, bijlage 3: rapport forensisch radiologisch onderzoek d.d. 12 augustus 2019, pagina’s 21 t/m 29.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 april 2019 pagina’s 332 t/m 341 in samenhang bezien met proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2019, pagina’s 427 t/m 429.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2019, pagina 108 in samenhang bezien met Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 februari 2019, pagina 266.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 februari 2019, pagina’s 266 t/m 268.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 31 januari 2019, pagina 252.
15.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2020.
16.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 april 2019, pagina’s 471 en 476.
17.Aanvullend proces-verbaal op procesdossieronderzoek FERMO/LBRCC18013, bijlage 4, pagina 1, 30 en 31. Dit bescheid maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde proces-verbaal.
18.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2018, pagina 526.
19.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2018, pagina 528.
20.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2018, pagina 530 en proces-verbaal bevindingen d.d. 7 mei 2019, pagina 539.
21.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2018, pagina 532, 533 en 534.
22.Het schriftelijk bescheid zijnde een brief van het Zuyderland Medisch Centrum d.d. 7 mei 2018, pagina 535.
23.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 mei 2020.