Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord van 25 februari 2015;
- het tussenvonnis van 25 maart 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 13 augustus 2015 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
geheel vrijwillig de cursus ontspanning/sportmassage voor gezondheidsdoeleinden(rb lees : gaat)
voortzetten met ingang van 15 november 2005. De duur van de cursus is verlengd met een jaar i.v.m. het niet volledig beheersen van de massagetechnieken. Na een goed gevolg van de cursus, wordt er na een jaar een arbeidscontract aangeboden van zes maanden.(…)”Voorts is in de overeenkomst opgenomen dat [eiseres] in deze periode geen salaris en emolumenten ontvangt.
“in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 1 augustus 2007 te [plaats] door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
- voornoemde [eiseres] onderdak in zijn, verdachtes, woning heeft verschaft en
- tegen die [eiseres] heeft gezegd dat er in de massage-salon te weinig geld werd verdiend met (niet-seksuele) massages en
- tegen die [eiseres] heeft gezegd dat zij ernstig ziek zou zijn en dat zij een maagaandoening zou hebben en
- vervolgens tegen die [eiseres] heeft gezegd dat de medicijnen en/of de behandeling hiervan erg duur zou zijn en
- aan die [eiseres] heeft voorgesteld en/of met die [eiseres] heeft afgesproken dat met het door haar met het geven van seksuele en/of tantra-massages verdiende geld haar medicijnen en behandeling betaald zou kunnen worden;
- een groot deel van het door die [eiseres] verdiende geld in ontvangst heeft genomen;”
het causaal verband tussen deze posten en het bewezenverklaarde feit naar het oordeel van de rechtbank thans onvoldoende duidelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.”
Gezien het onverwerkt verleden van betrokkene en de daarmee verband houdende hoge draaglast verdient het de aanbeveling dat betrokkene hulp krijgt bij het verwerken van haar trauma, dit in de vorm van traumaverwerking. Mogelijk dat de depressieve klachten zullen verminderen indien haar lijdensdruk wordt verlaagd.”
3.Het geschil
- primair € 134.000, subsidiair € 47.645,40 wegens inkomensschade en
- primair € 72.500 subsidiair € 11.500, wegens immateriële schade,
- een en ander vermeerderd met kosten.
4.De beoordeling
in zoverreeenvoudig is vast te stellen. Dat van een definitieve beoordeling van het smartengeld voor het overige geen sprake is geweest, valt overigens ook af te leiden uit het feit dat het vonnis geen afwijzing van het meerdere bevat. Dat brengt met zich dat de smartengeldvordering in deze procedure wel degelijk nog kan worden beoordeeld.