In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, is op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 (oud) van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, een minderjarige, had verzocht om schadevergoeding ten laste van de Staat voor de schade die hij zou hebben geleden als gevolg van zijn aanhouding en het ophouden voor onderzoek op 15 december 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om geen recht op schadevergoeding toe te kennen voor de fase van de aanhouding en het ophouden voor onderzoek. De rechtbank volgt de verzoeker niet in zijn stelling dat artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering extensief geïnterpreteerd moet worden op basis van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 37 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank oordeelt dat de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering niet de mogelijkheid bieden om schadevergoeding te claimen voor de periode van ophouden voor onderzoek, en dat er voldoende rechtsgang bestaat voor het toetsen van de rechtmatigheid van de aanhouding. De verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoekschrift.