ECLI:NL:RBDHA:2016:2683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
15/3738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding voor vrijheidsbeneming ex artikel 89 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. W.H. Jebbink, vroeg om schadevergoeding ten laste van de Staat voor de schade die hij had geleden als gevolg van zijn vrijheidsbeneming, die hij als onrechtmatig beschouwde. De rechtbank heeft de wetsgeschiedenis van artikel 89 Sv besproken en geconcludeerd dat een extensieve interpretatie van dit artikel in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet in verzekering was gesteld, wat betekent dat hij niet ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de procedure ex artikel 89 Sv niet bedoeld is voor andere vormen van onrechtmatige vrijheidsbeneming dan voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om schadevergoeding.

De achtergrond van de zaak betreft een incident tijdens de nationale sinterklaasintocht in Gouda op 15 november 2014, waarbij diverse personen zijn aangehouden. Op 25 augustus 2015 hebben 49 van deze personen een verzoekschrift ingediend, waarin zij zowel om beëindiging van de strafzaak als om schadevergoeding vroegen. De rechtbank heeft het verzoek op 12 januari 2016 behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn advocaat wel. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door officier van justitie mr. F.A. Kuipers.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de strikte toepassing van artikel 89 Sv noodzakelijk is, en dat de wetgever niet de bedoeling had om een algemene rechtsplicht te creëren voor schadevergoeding bij onrechtmatige vrijheidsbeneming. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, waardoor er geen verdere bespreking van de rechtmatigheid van de aanhouding of vrijheidsbeneming plaatsvond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Kenmerk RK: 15/3738
Beschikking van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van advocaat mr. W.H. Jebbink,
adres: Singel 362, 1016 AH Amsterdam,
strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke verzoeker tengevolge van zijn vrijheidsbeneming heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 525,00.

Achtergrond

Op 15 november 2014 zijn diverse personen bij de nationale sinterklaasintocht in Gouda aangehouden en/of voorgeleid en/of verhoord. Door 49 van hen is op 25 augustus 2015 een verzoekschrift ingediend, strekkende zowel (1) tot beëindiging van de strafzaak ex artikel 36 Sv, als (2) tot schadevergoeding voor de vrijheidsbeneming ex artikel 89 Sv en (3) tot vergoeding voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift en de bijstand door een raadsman ex artikel 591a Sv. De verzoekschriften komen op hoofdlijnen met elkaar overeen. De verzoekers worden allen bijgestaan door mr. Jebbink, advocaat te Amsterdam.

De procedure

De rechtbank heeft het verzoek ex artikel 89 Sv op 12 januari 2016 in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet in raadkamer verschenen, wel aanwezig was mr. Jebbink.
Namens het openbaar ministerie is verschenen mr. F.A. Kuipers, officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank

Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot behandeling van het onderhavige verzoek.
Ontvankelijkheid verzoeker
Op grond van artikel 89, eerste lid, Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel, een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van al dan niet rechtmatige ondergane verzekering of voorlopige hechtenis heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat verzoeker in de onderhavige zaak niet in verzekering is gesteld. Strikte toepassing artikel 89 Sv moet in zo’n geval tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker leiden, aangezien de wettelijke bepaling geen grondslag biedt voor toepassing.
Namens verzoeker is echter bepleit dat artikel 89 Sv in het onderhavige geval extensief dient te worden geïnterpreteerd. Hiertoe is aangevoerd dat de aanhouding en/of daaropvolgende vrijheidsbeneming van verzoeker onrechtmatig is geschied en dat verzoeker - gelet op artikel 5, vijfde lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) - hiervoor een vergoeding toekomt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 5, vijfde lid, EVRM, heeft een ieder die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie die in strijd is met de overige bepalingen van dat artikel, recht op schadeloosstelling. Het gaat daarbij om de
onrechtmatigetoepassing van vrijheidsbeneming door de overheid.
Artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek vormt het nationaal wettelijk kader om een beroep te doen op het recht op schadevergoeding door de overheid na dergelijk onrechtmatig handelen (waaronder begrepen schade als gevolg van het onrechtmatig ophouden voor verhoor).
Bij de totstandkoming van het huidige Wetboek van Strafvordering heeft de wetgever er voor gekozen om met artikel 89 Sv een wettelijke grondslag te creëren voor toekenning van een vergoeding voor schade die is ontstaan door de
rechtmatigetoepassing van vrijheidsbeneming door de overheid (zie kamerstukken II, 1913/1914, 286, nr. 3, p. 86 e.v.). De wetgever werd hierbij niet geleid door een algemene rechtsplicht tot wegneming van de niet-beoogde gevolgen van op zichzelf rechtmatig overheidshandelen, maar door billijkheidsoverwegingen. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat aan de (eenvoudige en snelle) procedure op grond van artikel 89 Sv striktere beperkingen zijn gesteld voor wat betreft de vormen van vrijheidsbeneming die voor vergoeding in aanmerking komen dan in de civiele procedure het geval is.
Voor een slachtoffer van onrechtmatige voorlopige hechtenis staat naast de mogelijkheden die het civiele recht biedt, de procedure ex artikel 89 Sv open (HR 2 februari 1993, NJ 1993, 552). Het benutten van deze mogelijkheid zal voor de betrokkene immers eenvoudiger en minder kostbaar zijn dan de gang naar de burgerlijke rechter. Daaruit volgt echter niet dat dit ook zou moeten gelden voor andere vormen van onrechtmatige vrijheidsbeneming door de overheid. Als op grond van artikel 89 Sv
onrechtmatigophouden voor verhoor voor schadevergoeding in aanmerking zou kunnen komen, dan zou dit eveneens dienen te gelden voor het
rechtmatigophouden voor verhoor. De gevolgen van een dergelijke regeling zouden verstrekkend zijn, omdat het in de praktijk veelvuldig voorkomt dat personen gedurende de korte tijd genoemd in artikel 61 Sv voor verhoor worden opgehouden. (Rb Middelburg, 31 juli 1991, NJ 1991, 830).
Gelet op vorengaande is naar het oordeel van de rechtbank de door de advocaat bepleite extensieve toepassing van artikel 89 Sv in strijd met de bedoeling van de wetgever. Zulks kan evenmin worden afgeleid uit het in artikel 5, vijfde lid, EVRM neergelegde recht aangezien de civiele weg open staat. Verzoeker zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank komt mitsdien niet toe aan een bespreking van de rechtmatigheid van de aanhouding en/of verdere vrijheidsbeneming.

Beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. E.C.M. Bouman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2016.